ECLI:NL:RBGEL:2018:5604

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
21 december 2018
Publicatiedatum
21 december 2018
Zaaknummer
05/740084-18
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot moord en doodslag met een schroevendraaier in Arnhem

Op 21 december 2018 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 9 februari 2018 in Arnhem meerdere personen met een schroevendraaier heeft gestoken. De verdachte, geboren in 1977 en afkomstig uit Algerije, heeft zijn ex-vriendin [slachtoffer 3], haar moeder [slachtoffer 1] en haar stiefvader [slachtoffer 2] verwond. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte met voorbedachte rade heeft gehandeld ten aanzien van [slachtoffer 3], waarbij hij haar meerdere keren heeft gestoken, wat potentieel dodelijk was. De rechtbank oordeelde dat de verdachte ook poging tot doodslag heeft gepleegd op [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], maar sprak hem vrij van poging tot moord op hen, omdat niet bewezen kon worden dat hij met voorbedachte rade handelde. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 9 jaar en moet schadevergoeding betalen aan de slachtoffers. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen, waarbij de totale schadevergoeding voor [slachtoffer 1] €9.812,55, voor [slachtoffer 2] €10.783,20, voor [slachtoffer 3] €5.900,73 en voor [naam 1] €5.102,96 bedraagt. De rechtbank heeft ook overwogen dat de verdachte geen verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn daden en dat de impact op de slachtoffers aanzienlijk is geweest.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/740084-18
Datum uitspraak : 21 december 2018
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag 1] 1977 te [geboorteplaats] , Algerije,
wonende te [adres] ,
thans gedetineerd te HvB Ooyerhoekseweg - Zutphen te Zutphen.
Raadsman: mr. M. van Stratum, advocaat te Nootdorp.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 22 mei 2018, 10 juli 2018, 25 september 2018 en 11 december 2018.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na een door de rechtbank toegewezen vordering nadere omschrijving tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 09 februari 2018, in de gemeente Arnhem ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een persoon genaamd [slachtoffer 1] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven,
met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg die [slachtoffer 1] met een schroevendraaier, althans een scherp en/of puntig voorwerp, meermalen, althans eenmaal (met kracht) in haar nek en/of haar gezicht, althans in haar hoofd en/of in haar rug, althans in haar (boven)lichaam heeft gestoken/geprikt terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 09 februari 2018, in de gemeente Arnhem aan een persoon genaamd [slachtoffer 1] opzettelijk en met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel, te weten een
gebroken nekwervel en/of een bloedprop in de halsader en/of scheurtje in de schedel en/of perforatie van het hersenvlies heeft toegebracht door deze [slachtoffer 1] opzettelijk, na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk met een schroevendraaier, althans met een scherp en/of puntig voorwerp meermalen, althans eenmaal, (met kracht) in haar nek en/of haar gezicht/hoofd en/of haar rug, althans in haar lichaam heeft gestoken/geprikt;
2.
hij op of omstreeks 09 februari 2018, in de gemeente Arnhem ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een persoon genaamd [slachtoffer 2] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg die [slachtoffer 2] met een schroevendraaier, althans een scherp en/of puntig voorwerp, meermalen, althans eenmaal (met kracht) in zijn oor en/of zijn gezicht, althans in zijn hoofd
en/of in zijn rug en/of zijn arm(en), althans in zijn (boven)lichaam heeft
gestoken/geprikt terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 09 februari 2018, in de gemeente Arnhem aan een persoon genaamd [slachtoffer 2] opzettelijk en met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel, te weten perforatie van het trommelvlies met (blijvende) gehoorschade heeft toegebracht door deze [slachtoffer 2] opzettelijk, na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk met een schroevendraaier, althans met een scherp en/of puntig voorwerp meermalen, althans eenmaal, (met kracht) in zijn oor en/of zijn
gezicht/hoofd en/of zijn rug en/of zijn arm(en), althans in het lichaam heeft gestoken/geprikt;
3.
hij op of omstreeks 09 februari 2018, in de gemeente Arnhem ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 3] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg die [slachtoffer 3] met een
schroevendraaier, althans een scherp en/of puntig voorwerp, meermalen, althans
eenmaal (met kracht) in haar hals/keel en/of haar gezicht, althans in haar hoofd en/of in haar rug en/of in haar arm, althans in haar (boven)lichaam heeft gestoken/geprikt terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 3 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 09 februari 2018, in de gemeente Arnhem ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 3] (verdachtes ex) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met dat opzet na kalm beraad en rustig overleg met een schroevendraaier, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, meermalen, althans eenmaal (met kracht) in haar hals/keel en/of haar gezicht, althans in haar hoofd en/of in
haar rug en/of in haar arm, althans in haar (boven)lichaam heeft gestoken/geprikt terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Verdachte en [slachtoffer 3] hebben 9 jaar een relatie gehad. Op 24 januari 2018 is de relatie verbroken en is [slachtoffer 3] bij haar moeder, [slachtoffer 1] , en haar stiefvader, [slachtoffer 2] , gaan wonen. Verdachte en [slachtoffer 3] hebben samen een minderjarige zoon, genaamd [naam 1] .
Op 9 februari 2018 is verdachte naar de woning waar [slachtoffer 3] verbleef gegaan om [naam 1] weg te brengen. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] waren ook aanwezig. Verdachte is daar binnen geweest om koffie te drinken. Op een zeker moment zijn [slachtoffer 3] , [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] in de gang meerdere keren met een schroevendraaier gestoken. Daarna heeft verdachte de woning verlaten.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot moord op [slachtoffer 3] en poging tot doodslag op [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] .
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken.
Verdachte heeft daartoe aangevoerd dat niet hij, maar een man genaamd [naam 2] (fonetisch) de verwondingen aan de slachtoffers heeft toegebracht. Verdachte heeft deze man één keer eerder ontmoet maar kan geen nadere gegevens over hem verstrekken. Wel weet hij dat de man lid is van een motorclub.
De raadsman heeft namens verdachte aangevoerd dat geen sprake is geweest van voorbedachte rade en dat ook geen sprake is geweest van een aanmerkelijke kans op de dood van [slachtoffer 3] .
Volgens de raadsman kan ten hoogste de subsidiair tenlastegelegde variant worden bewezenverklaard.
Beoordeling door de rechtbank
Uit het dossier blijkt het volgende.
Ten aanzien van [slachtoffer 3] :
[slachtoffer 3] heeft verklaard dat verdachte [naam 1] uit school zou halen en bij haar kwam brengen, omdat verdachte een week op vakantie zou gaan. Toen verdachte er was vroeg haar moeder hem of hij nog even wat koffie kwam drinken. Toen gaf verdachte aan dat hij [slachtoffer 3] even apart wilde spreken en nam haar daarop mee naar de voordeur. Daar haalde hij iets uit zijn rechterjaszak en begon haar te steken. Hij heeft haar negen keer gestoken, In haar arm, hals, op haar hoofd en in haar rug. Hij deed dit met een schroevendraaier die zij niet kan beschrijven.
Toen zij gilde, haalden haar moeder en stiefvader haar weg en is zij de bijkeuken in
gegaan en heeft zij de deur op slot gedaan. Zij had toen het idee dat haar moeder en stiefvader hem de deur uit werkten, maar later bleek dat hij hen ook gestoken heeft. Zij heeft dit niet gezien. Toen dit alles gebeurde, hoorde zij dat [naam 1] naar beneden was gekomen. Zij hoorde hem roepen: “papa stop, stop”. Hierna ging verdachte er vandoor. Toen zij uit de bijkeuken kwam, zag zij dat haar moeder onder het bloed zat. [2]
Verdachte had het wapen in zijn rechterhand. Hij stak heel hard en met kracht. Zij voelde ook pijn. [3]
Uit de letselverklaring blijkt dat er matig diepe steekverwondingen aanwezig zijn in het hoofd, de rug, de buik en de linker arm.
De letsels zijn met een stekend, krassend voorwerp veroorzaakt. De insteekopeningen hebben een stervormig aspect van circa drie tot vijf millimeter.
Gezien het aspect van de steekverwondingen is het zeer aannemelijk dat
deze zijn toegebracht met een kruiskopschroevendraaier, althans een voorwerp met
een stervormig stekend cq krassend uiteinde.
De conclusie die uit de letselverklaring volgt is dat de toegebrachte steekverwondingen aan de linker hals en de buik in beginsel
een dodelijke afloop hadden kunnen hebben.
De toegebrachte steekverwonding aan de rug had een ernstige blijvende invaliditeit
kunnen veroorzaken. [4]
Ten aanzien van [slachtoffer 1] :
[slachtoffer 1] verklaart dat verdachte [naam 1] kwam brengen. Zij vroeg of verdachte binnen wilde komen en koffie wilde drinken. Verdachte ging met [slachtoffer 3] ( [slachtoffer 3] ) naar de hal om te praten. Zij hoorde toen dat er wat gebeurde. Zij hoorde [slachtoffer 3] ineens hard schreeuwen. Toen zij de hal in rende, zag zij [slachtoffer 3] nergens. Zij was helemaal in paniek, later bleek dat [slachtoffer 3] in de bijkeuken zat. Toen zij de hal in liep, pakte verdachte haar vast en hij begon haar te steken. Hij begon op haar in te steken en hij bleef op haar insteken. Zij voelde pijn en begon te schreeuwen. Hij bleef maar steken. Haar man kwam op een gegeven moment ook de gang in en verdachte heeft ook op hem ingestoken. Zij hoorde [naam 1] schreeuwen: “papa, papa, niet doen!” [5]
Uit de letselverklaring blijkt dat er diepe steekverwondingen aanwezig zijn op het behaarde hoofd (3x), op de linker arm (5x) in de linker hals (1x).
De letsels zijn met een stekend, krassend voorwerp veroorzaakt. De insteekopeningen hebben een stervormig aspect van circa drie tot vijf millimeter.
Gezien het aspect van de steekverwondingen is het zeer aannemelijk dat
deze zijn toegebracht met een kruiskopschroevendraaier, althans een voorwerp met
een stervormig stekend cq krassend uiteinde.
De verwachting is dat het geperforeerde hersenvlies, de fracturen van het schedelbot en de bovenste halswervel restloos zullen genezen.
De aanwezige lucht in hersenen en hals regio zal geheel resorberen in de weefsels en
verdwijnen.
De verwachting is dat de beschadiging in de grote slagader regio halswervel ook geheel
zal herstellen.
De conclusie die uit de letselverklaring volgt is dat de toegebrachte steekverwondingen aan het hoofd en de hals in beginsel een dodelijke afloop hadden kunnen hebben. [6]
Ten aanzien van [slachtoffer 2] :
Verdachte kwam [naam 1] brengen. Zijn vrouw vroeg of hij even binnen wilde komen en een kop koffie wilde drinken. Dat deed hij en hij wilde [slachtoffer 3] even op de gang spreken. Dat is niet vreemd, zo ging het de keren daarvoor ook. [slachtoffer 2] was met zijn vrouw in de woonkamer, zijn vrouw ging koffie maken. Verdachte en [slachtoffer 3] gingen naar de gang en de deur ging dicht. Zij hoorden ineens [slachtoffer 3] heel hard schreeuwen. Zijn vrouw is toen direct de gang op gerend en zag verdachte [slachtoffer 3] aanvallen. Zijn vrouw sprong daar tussen en [slachtoffer 2] zag dat verdachte zijn vrouw aanviel. Toen is hij daar weer tussen gesprongen. Zijn vrouw is naar buiten gerend. Verdachte heeft zijn aanval op [slachtoffer 2] gericht en begon opzettelijk en met kracht op hem in te steken. [slachtoffer 2] schreeuwde naar [slachtoffer 3] dat ze 112 moest bellen. Op enig moment kon [slachtoffer 2] verdachte vastpakken en naar buiten duwen. Verdachte is door de voortuin weggerend.
[slachtoffer 2] denkt dat het steekwapen een schroevendraaier is geweest.
De zoon van [slachtoffer 3] , [naam 1] , stond erbij en hij heeft alles gezien. [7]
Uit de letselverklaring blijkt dat er diepe steekverwondingen aanwezig in het hoofd, de hals, de linker gehoorgang, de linker arm en de rug. Dit heeft onder meer geresulteerd in een perforatie van het trommelvlies links en een bloeduitstorting in de regio van de links halsslagader.
De letsels zijn met een stekend, krassend voorwerp veroorzaakt. De insteekopeningen hebben een stervormig aspect van circa drie tot vijf millimeter.
Gezien het aspect van de steekverwondingen is het zeer aannemelijk dat
deze zijn toegebracht met een kruiskopschroevendraaier, althans een voorwerp met
een stervormig stekend c.q. krassend uiteinde.
Conclusie van de letselverklaring:
De toegebrachte steekverwonding aan de linker hals had in beginsel een dodelijke
afloop kunnen hebben.
Er is blijvende schade aan het linker trommelvlies en de verwachting is dat er blijvend gehoorverlies van het linkeroor zal blijven bestaan.
De toegebrachte steekverwondingen aan de rug hadden een ernstige blijvende invaliditeit kunnen veroorzaken. [8]
Eén van de ter plaatse aangekomen agenten heeft [naam 1] (geboren op [geboortedag 2] 2009) kort gesproken. [naam 1] vertelde dat hij geschrokken was. Hij was boven en hoorde een hoop lawaai. Toen hij naar beneden was gelopen zag hij daar zijn vader met een schroevendraaier. Toen [naam 1] dat vertelde, begon hij te huilen en was hij erg overstuur, waarop de agent hem geen vragen meer heeft gesteld over het incident. [9]
De rechtbank acht de verklaring van verdachte dat niet hij, maar een man genaamd [naam 2] (fonetisch) [slachtoffer 3] , [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft neergestoken volstrekt onaannemelijk.
Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat alle slachtoffers verklaren dat zij door verdachte zijn gestoken, dat zij verklaren dat er geen andere man is geweest en dat zij ook geen man kennen die [naam 2] heet. [10] [11] [12] Daarbij betrekt de rechtbank ook dat direct na het incident De [slachtoffer 2] tegen de meldkamer heeft gezegd dat de ex van de dochter van zijn vrouw met een schroevendraaier op hen had ingestoken. [13]
Daarnaast is door de politie nader onderzoek gedaan naar een man met de naam [naam 2] in combinatie met lidmaatschap van een motorclub. Dit heeft geen resultaat opgeleverd. [14]
Beoordeling van feit 3
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte heeft gehandeld met voorbedachte raad ten aanzien van [slachtoffer 3] en neemt hier het volgende bij in aanmerking.
Verdachte is naar het huis waar [slachtoffer 3] verbleef gegaan. De rechtbank neemt daarbij aan dat verdachte een schroevendraaier bij zich had. [slachtoffer 3] verklaart dat verdachte iets uit zijn rechterjaszak haalde en haar begon te steken. Zij verklaart dat hij dit deed met een schroevendraaier. Ook [naam 1] verklaart dat verdachte een schroevendraaier in zijn hand had. [slachtoffer 2] verklaart dat hij geen schroevendraaier in de gang had liggen. [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] verklaren over een ijzeren voorwerp waarmee verdachte heeft gestoken. Ten slotte is er een schroevendraaier gevonden in het water in de nabijheid van de woning van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . [slachtoffer 3] heeft verklaard dat verdachte, eenmaal binnen, [slachtoffer 3] heeft gevraagd of hij haar even kon spreken op de gang. Hierop heeft hij de deur naar de keuken gesloten. Verdachte was rustig en kalm. Toen verdachte [slachtoffer 3] vertelde dat hij haar terug wilde hebben en [slachtoffer 3] daarop zei dat zij dat niet wilde en dat het klaar was, zei hij “kom” en nam haar mee in de richting van de voordeur. Toen pakte hij een schroevendraaier uit zijn jaszak, waarmee hij haar begon te steken. [15]
De rechtbank is van oordeel dat er in het tijdsbestek dat verdachte in de woning verbleef voldoende momenten zijn geweest waarop verdachte zich had kunnen bezinnen. Hij had de tijd om zich te beraden op het te nemen of genomen besluit en heeft niet gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. Verdachte heeft daarom gehandeld met voorbedachte raad.
De verdediging heeft aangevoerd dat er geen aanmerkelijke kans was op het overlijden van [slachtoffer 3] en dat, zo die kans er wel was, verdachte deze kans niet willens en wetens heeft aanvaard.
De rechtbank stelt vast dat verdachte is gaan insteken op [slachtoffer 3] en haar tot 10 keer in haar hoofd en in haar lijf heeft gestoken. Uit de letselverklaring blijkt dat een aantal van deze verwondingen potentieel dodelijk is geweest. De rechtbank is van oordeel dat daarmee voldoende wettig en overtuigend bewijs is geleverd dat de aanmerkelijke kans bestond dat [slachtoffer 3] dodelijk zou zijn getroffen en ook dat de opzet van verdachte was gericht op het doen intreden van de dood en dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan poging tot moord op [slachtoffer 3] .
Beoordeling van feiten 1 en 2
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zijn op het geschreeuw van [slachtoffer 3] afgekomen. [slachtoffer 1] was het eerst in de gang en werd door verdachte meermalen gestoken in haar hoofd en lijf. [slachtoffer 2] kwam tussenbeide en werd vervolgens ook door verdachte gestoken, ook in het hoofd en lijf.
Beide slachtoffers liepen verschillende verwondingen op die potentieel dodelijk zijn geweest.
Anders dan bij [slachtoffer 3] het geval is, is de rechtbank van oordeel dat voorbedachte raad ten aanzien van het steken van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] niet wettig en overtuigend bewezen kan worden. De rechtbank acht het aannemelijk dat verdachte heeft gehandeld in een gemoedsopwelling, omdat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] tussenbeide kwamen toen hij [slachtoffer 3] aan het steken was. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van de tenlastegelegde poging tot moord ten aanzien van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] maar acht poging tot doodslag van beide personen wel wettig en overtuigend bewezen.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 primair en 3 primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
Ten aanzien van 1 primair:
hij op
of omstreeks09 februari 2018, in de gemeente Arnhem ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een persoon genaamd [slachtoffer 1] opzettelijk
en met voorbedachten radevan het leven te beroven,
met dat opzet
en na kalm beraad en rustig overlegdie [slachtoffer 1] met een schroevendraaier
, althans een scherp en/of puntig voorwerp,meermalen,
althans eenmaal (met kracht
)in haar nek en
/of haar gezicht, althansin haar hoofd
en/of in haar rug, althans in haar (boven)lichaamheeft gestoken
/gepriktterwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Ten aanzien van 2 primair:
hij op
of omstreeks09 februari 2018, in de gemeente Arnhem ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een persoon genaamd [slachtoffer 2] opzettelijk
en met voorbedachten radevan het leven te beroven, met dat opzet
en na kalm beraad en rustig overlegdie [slachtoffer 2] met een schroevendraaier
, althans een scherp en/of puntig voorwerp,meermalen,
althans eenmaal (met kracht
)in zijn oor en
/of zijn gezicht, althansin zijn hoofd
en
/ofin zijn rug en
/ofzijn arm
(en), althans in zijn (boven)lichaamheeft
gestoken
/gepriktterwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Ten aanzien van 3 primair:
hij op
of omstreeks09 februari 2018, in de gemeente Arnhem ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 3] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg die [slachtoffer 3] met een
schroevendraaier,
althans een scherp en/of puntig voorwerp,meermalen,
althans
eenmaal (met kracht
)in haar hals
/keelen
/of haar gezicht, althansin haar hoofd en
/ofin haar rug en
/ofin haar arm
, althans in haar (boven)lichaamheeft gestoken
/gepriktterwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feiten 1 en 2:
Poging tot doodslag, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van feit 3:
Poging tot moord.

5.De strafbaarheid van het feit

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van de onder 1 en 2 tenlastegelegde poging tot doodslag en de onder 3 tenlastegelegde poging tot moord zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 14 jaren, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de onder verdachte inbeslaggenomen goederen, te weten kleding en een telefoon zullen worden teruggegeven aan de verdachte.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht de op te leggen straf aanzienlijk te matigen, omdat verdachte first offender is en door de persoonlijke omstandigheden, zoals het verwachte ontslag en verlies van zijn woning, getroffen is. Bovendien dient hij later ook nog financieel af te rekenen, hetgeen al een straf op zich is.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 14 november 2018;
- een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, gedateerd 7 december 2018;
- een multidisciplinair rapport van drs. R. Haveman, GZ-psycholoog, en van dr. T. den Boer, psychiater, gedateerd 25 oktober 2018.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan poging tot moord op zijn ex-vriendin en aan een poging tot doodslag op haar moeder en stiefvader, door hen meerdere keren met een schroevendraaier te steken. De slachtoffers hebben hierdoor steekwonden opgelopen die potentieel dodelijk zijn geweest. De omstandigheid dat geen van de slachtoffers aan de verwondingen is overleden is een gelukkige, die geenszins aan het handelen van verdachte te danken is. Het gebeurde heeft zowel lichamelijk als psychisch veel impact op de slachtoffers gehad en zij kampen nog steeds met de gevolgen daarvan, zoals ook ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte is ter observatie opgenomen in het Pieter Baan Centrum maar heeft zijn medewerking aan alle onderzoeken geweigerd en het delict stelselmatig ontkend. Alle rapporteurs, zoals hiervoor genoemd, hebben hierdoor niet (concreet) kunnen adviseren over de kans op herhaling en een straf. Verdachte heeft, mede gelet op zijn proceshouding, geen verantwoordelijkheid willen nemen voor zijn daad. De rechtbank vindt dan ook dat enkel een gevangenisstraf van aanzienlijke duur passend en geboden is.
Gelet op de straffen die in vergelijkbare gevallen worden opgelegd, zal de rechtbank een lagere straf opleggen dan door de officier van justitie is geëist.
7a. Beslissing ten aanzien van het beslag
Nu zich geen strafvorderlijk belang daartegen verzet, zal de teruggave worden gelast van de na te melden voorwerpen aan de veroordeelde.
7b. De beoordeling van de civiele vorderingen, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij
[slachtoffer 1]heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 24.812,55, bestaande uit € 4.812,55 materiële- en € 20.000,- immateriële schade.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij tot betaling van het bedrag van € 24.812,55 toe te wijzen, waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering, gelet op de bepleite vrijspraak, dient te worden afgewezen. Subsidiair dient naar het oordeel van de verdediging de vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard omdat deze een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
Meer subsidiair heeft de verdediging de hoogte van de gevorderde immateriële schade betwist en dienen de kosten voor de huishoudelijke hulp en verzorging slechts vanaf 11 mei 2018 voor vergoeding in aanmerking te komen.
Beoordeling door de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezen verklaarde handelen tot een bedrag van € 9.812,55 schade heeft geleden (bestaande uit € 4.812,55 materiële- en € 5.000 immateriële schade), waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is.
De rechtbank overweegt hieromtrent dat – in tegenstelling tot hetgeen de verdediging heeft aangevoerd – de materiële schade voldoende is onderbouwd en niet onredelijk is en daarmee voor vergoeding in aanmerking komt.
Daarnaast acht de rechtbank een immateriële schadevergoeding van € 5.000 redelijk.
De vordering dient tot dit bedrag te worden toegewezen.
Wat betreft het meer of anders gevorderde zal de benadeelde partij zal niet-ontvankelijk verklaard worden in haar vordering, nu de behandeling van dat deel van de vordering naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
De gevorderde en toegewezen vergoeding voor proceskosten is daar niet bij inbegrepen.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 9 februari 2018.
De benadeelde partij
[slachtoffer 2]heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 18.283,20, bestaande uit € 783,20 materiële- en € 17.500 immateriële schade.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij tot betaling van het bedrag van € 18.283,20 toe te wijzen, waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering, gelet op de bepleite vrijspraak, dient te worden afgewezen. Subsidiair dient naar het oordeel van de verdediging de vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard omdat deze een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
Meer subsidiair heeft de verdediging de hoogte van de gevorderde immateriële schade betwist en dient de materiële schade te worden gematigd, omdat die onvoldoende met bewijsmiddelen zijn onderbouwd.
Beoordeling door de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 2 bewezen verklaarde handelen tot een bedrag van € 10.783,20 schade heeft geleden (bestaande uit € 783,20 materiële- en € 10.000 immateriële schade), waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is.
De rechtbank overweegt hieromtrent dat – in tegenstelling tot hetgeen de verdediging heeft aangevoerd – de materiële schade voldoende is onderbouwd en niet onredelijk is en daarmee voor vergoeding in aanmerking komt. Daarnaast overweegt de rechtbank dat het slachtoffer blijvende gehoorschade heeft opgelopen en dat daarom een immateriële schadevergoeding van € 10.000 op zijn plaats is.
De vordering dient tot dit bedrag te worden toegewezen.
Wat betreft het meer of anders gevorderde zal de benadeelde partij zal niet-ontvankelijk verklaard worden in haar vordering, nu de behandeling van dat deel van de vordering naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
De gevorderde en toegewezen vergoeding voor proceskosten is daar niet bij inbegrepen.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 9 februari 2018.
De benadeelde partij
[slachtoffer 3]heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder 3 bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 9.900,73, bestaande uit € 900,73 materiële- en € 9.000,- immateriële schade.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij tot betaling van het bedrag van € 9.900,73 toe te wijzen, waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering, gelet op de bepleite vrijspraak, dient te worden afgewezen. Subsidiair dient naar het oordeel van de verdediging de vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard omdat deze een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
Meer subsidiair heeft de verdediging de hoogte van de gevorderde immateriële schade betwist en dient de materiële schade te worden gematigd omdat de post kleding onvoldoende met bewijsmiddelen is onderbouwd en de opgevoerde kilometervergoeding van € 0,26 buitensporig hoog is.
Beoordeling door de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 3 bewezen verklaarde handelen tot een bedrag van € 5.900,73 schade heeft geleden (bestaande uit € 900,73 materiële- en € 5.000 immateriële schade), waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is.
De rechtbank overweegt hieromtrent dat – in tegenstelling tot hetgeen de verdediging heeft aangevoerd – de materiële schade voldoende is onderbouwd en niet onredelijk is en daarmee voor vergoeding in aanmerking komt.
Daarnaast acht de rechtbank een immateriële schadevergoeding van € 5.000 redelijk.
De vordering dient tot dit bedrag te worden toegewezen.
Wat betreft het meer of anders gevorderde zal de benadeelde partij zal niet-ontvankelijk verklaard worden in haar vordering, nu de behandeling van dat deel van de vordering naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
De gevorderde en toegewezen vergoeding voor proceskosten is daar niet bij inbegrepen.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 9 februari 2018.
De benadeelde partij
[naam 1]heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van de bewezenverklaarde feiten. Gevorderd wordt een bedrag van € 8.102,96, bestaande uit € 102,96 materiële- en € 8.000,- immateriële schade.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij tot betaling van het bedrag van € 8.102,96 toe te wijzen, waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering, gelet op de bepleite vrijspraak, dient te worden afgewezen. Subsidiair dient naar het oordeel van de verdediging de vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard omdat deze een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
Meer subsidiair heeft de verdediging aangevoerd dat niet buiten gerede twijfel kan worden vastgesteld dat [naam 1] zelf als ooggetuige het steekincident heeft waargenomen en als gevolg van de confrontatie shockschade zou hebben. De verdediging heeft verzocht [naam 1] en de GZ-psycholoog als getuige te horen over hetgeen hij op en rond de plaats delict heeft waargenomen, over mogelijke beïnvloeding door zijn directe omgeving, gesteld causaal verband en de door hem en diens raadsman gestelde rechtstreekse gevolgen van het feit.
Tot slot heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat aanzienlijke matiging op zijn plaats is omdat de schadepost onvoldoende met toereikende stukken is onderbouwd en dient de post reis- en parkeerkosten te worden afgewezen omdat die onvoldoende is onderbouwd en niet voor eigen rekening van de minderjarige is gekomen.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat uit de gebezigde bewijsmiddelen voldoende is komen vast te staan dat [naam 1] getuige is geweest van het incident. Zowel [slachtoffer 3] als [slachtoffer 1] hebben [naam 1] tijdens het gebeurde “stop papa/niet doen papa” horen roepen en daarnaast verklaart [slachtoffer 2] eveneens dat [naam 1] alles heeft gezien. Dat [naam 1] direct na afloop van het incident aan een verbalisant heeft verteld dat hij zijn vader met een schroevendraaier had gezien en toen niet over het gehele incident heeft verteld, doet daaraan niet af. Het verzoek tot het horen van [naam 1] als getuige wordt daarom afgewezen.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen tot een bedrag van
€ 5.102,96 schade heeft geleden (bestaande uit € 102,96 materiële- en € 5.000 immateriële schade), waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is.
De rechtbank overweegt hieromtrent dat – in tegenstelling tot hetgeen de verdediging heeft aangevoerd – de materiële schade voldoende is onderbouwd en niet onredelijk is en daarmee voor vergoeding in aanmerking komt. Daarnaast is voldoende aannemelijk geworden dat de reis- en parkeerkosten ten behoeve van [naam 1] zijn gemaakt.
Ten aanzien van de gevorderde shockschade stelt de rechtbank vast dat sprake is van een hevige emotionele schok die is veroorzaakt door het waarnemen van het misdrijf, waaruit geestelijk letsel (PTSS) is voortgevloeid. [naam 1] heeft weliswaar geen lichamelijk letsel opgelopen maar heeft zijn vader zijn moeder, oma en opa zien neersteken. De rechtbank acht daarom een immateriële schadevergoeding van € 5.000 redelijk.
De vordering dient tot dit bedrag te worden toegewezen.
Wat betreft het meer of anders gevorderde zal de benadeelde partij zal niet-ontvankelijk verklaard worden in haar vordering, nu de behandeling van dat deel van de vordering naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
De gevorderde en toegewezen vergoeding voor proceskosten is daar niet bij inbegrepen.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 9 februari 2018.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partijen.
Anders dan door de verdediging is bepleit ziet de rechtbank in de persoonlijke omstandigheden van verdachte geen aanleiding de schadevergoedingsverplichting te matigen of de vervangende hechtenis te bepalen op één dag.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 36f, 45, 57, 287 en 289 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een
gevangenisstrafvoor de duur van
9 (negen) jaren;
beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 gelast de
teruggavevan de in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen aan veroordeelde, te weten:
  • kleding van veroordeelde;
  • telefoon van veroordeelde.

De beslissing op de vordering van de benadeelde partijen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [naam 1]
veroordeelt verdachte tot betaling van
schadevergoedingaan de
navolgende benadeelde partijenvan de hierna genoemde bedragen, telkens vermeerderd met de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden steeds begroot op nihil, en telkens vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 februari 2018.
Benadeelde partij Bedrag

1. [slachtoffer 1] € 9.812,55;

2. [slachtoffer 2] € 10.783,20;

3. [slachtoffer 3] € 5.900,73;

4. [naam 1] € 5.102,96.

verklaart de
benadeelde partijen voor het overige niet-ontvankelijkin hun vorderingen;
legt aan veroordeelde tevens de verplichting op aan de Staat ten behoeve van de navolgende benadeelde partijen te betalen, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal hechtenis zal kunnen worden toegepast van na te melden duur zonder dat de betalingsverplichting vervalt.
Benadeelde partij Bedrag Vervangende hechtenis

1. [slachtoffer 1] € 9.812,55 84 dagen;

2. [slachtoffer 2] € 10.783,20 88 dagen;

3. [slachtoffer 3] € 5.900,73 69 dagen;

4. [naam 1] € 5.102,96 61 dagen.

bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. van Linschoten (voorzitter), mr. I.D. Jacobs en mr. G.J.H. Boerhof rechters, in tegenwoordigheid van mr. S. Berk, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 21 december 2018.
Mr. Van Linschoten is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Oost Nederland, district Gelderland-Midden, Districtsrecherche, opgemaakte proces-verbaal, BHV nummer 2018062083, gesloten op 3 mei 2018 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 3] , pag. 22.
3.Proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 3] , pag. 26 en 27.
4.Letselverklaring betreffende [slachtoffer 3] , op 1 mei 2018 opgemaakt door [naam 3] , forensisch arts VGGM, pag. 69-72.
5.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 1] , pag. 74 en 75.
6.Letselverklaring betreffende [slachtoffer 1] , op 1 mei 2018 opgemaakt door [naam 3] , forensisch arts VGGM, pag. 105, 108 en 109.
7.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 2] , pag. 112.
8.Letselverklaring betreffende [slachtoffer 2] , op 1 mei 2018 opgemaakt door [naam 3] , forensisch arts VGGM, pag. 154, 156 en 157.
9.Proces-verbaal van bevindingen, pag. 226.
10.Proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer 3] , pag. 38.
11.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 1] , pag. 79.
12.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 2] , pag. 117.
13.Proces-verbaal van bevindingen p. 167.
14.Proces-verbaal van bevindingen van 3 september 2018.
15.Proces-verbaal getuigenverhoor van [slachtoffer 3] door de rechter-commissaris op 15 mei 2018, pag. 1 en 2.