ECLI:NL:RBGEL:2018:5477

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
6 december 2018
Publicatiedatum
18 december 2018
Zaaknummer
AWB - 18 _ 3
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van Ziektewetuitkering op basis van medische belastbaarheid en beperkingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 6 december 2018 uitspraak gedaan in een geschil over de afwijzing van een Ziektewetuitkering aan eiseres. Eiseres, die als verkoopmedewerkster werkte, had zich op 24 februari 2015 ziek gemeld vanwege rugklachten. Na een wachttijd van 104 weken werd haar geen uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) toegekend, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Vervolgens meldde eiseres zich op 15 mei 2017 ziek vanuit de Werkloosheidswet (WW) met rugklachten, uitvalverschijnselen in het rechterbeen en urine-incontinentie.

De Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (verweerder) heeft op 12 juli 2017 de aanvraag van eiseres voor een Ziektewetuitkering afgewezen. Dit besluit werd in een later stadium, op 21 november 2017, bevestigd na bezwaar. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 26 september 2018 is eiseres verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde, terwijl verweerder werd vertegenwoordigd door J. Marquenie.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzekeringsartsen de medische belastbaarheid en beperkingen van eiseres op enkele punten hebben aangescherpt ten opzichte van eerdere beoordelingen. De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de klachten van eiseres op een deugdelijke wijze waren betrokken bij de beoordeling. De rechtbank concludeerde dat er geen aanleiding was om aan de juistheid van het oordeel van de verzekeringsartsen te twijfelen. Uiteindelijk werd het beroep van eiseres ongegrond verklaard, en de rechtbank oordeelde dat verweerder op goede gronden het ziekengeld niet had toegekend.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: 18/3

uitspraak van de meervoudige kamer van 6 december 2018

in de zaak tussen

[naam 1] te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: [naam 2] ),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringente Arnhem, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 12 juli 2017 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres afgewezen om haar met ingang van 17 juli 2017 (hierna: datum in geding) een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) toe te kennen.
Bij besluit van 21 november 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 september 2018. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door J. Marquenie.

Overwegingen

1. Eiseres was werkzaam als verkoopmedewerkster voor 26 uur per week. Zij heeft zich op 24 februari 2015 ziek gemeld in verband met rugklachten. Na een wachttijd van 104 weken heeft verweerder eiseres geen uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toegekend, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Eiseres heeft zich vervolgens vanuit de Werkeloosheidswet (WW) op 15 mei 2017 ziek gemeld in verband met rugklachten, uitvalverschijnselen in het rechterbeen en urine-incontinentie.
2. Verweerder heeft geweigerd eiseres ziekengeld toe te kennen, omdat zij op datum in geding in ieder geval één van de bij de WIA-beoordeling geduide functies kan vervullen en daardoor arbeidsgeschikt is voor haar maatgevende arbeid ingevolge de ZW. Aan deze vaststelling liggen de rapporten van de verzekeringsarts N.A. Bayat van 21 juni 2017 en van de verzekeringsarts bezwaar en beroep J.K. van Essen van 21 november 2017 ten grondslag. De primaire verzekeringsarts komt op basis van zijn onderzoek tot de conclusie dat de medische belastbaarheid en de beperkingen van eiseres op enkele punten zijn veranderd ten opzichte van de belastbaarheid en beperkingen die zijn vastgesteld bij de eerdere WIA-beoordeling. De FML die op basis van de beoordeling voor de WIA-aanvraag op 6 januari 2017 is opgesteld is daarom op enkele onderdelen aangescherpt. De aangescherpte FML is vastgesteld op 21 juni 2017.
3.1
Eiseres voert aan dat zij meer beperkt is dan door de verzekeringsartsen is aangenomen. Ter onderbouwing van dit standpunt verwijst eiseres naar rapporten van Heijstek van 30 mei 2017 en 16 augustus 2017. In beroep heeft eiseres daarnaast een rapport van 9 juli 2018 van orthopedisch chirurg Brokelman overgelegd.
3.2
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek op zorgvuldige wijze is verricht. Alle naar voren gebrachte klachten, te weten rugklachten, uitvalverschijnselen van het rechterbeen en urine-incontinentie en in bezwaar de aanwezigheid van spataderen, zijn op een deugdelijke en kenbare wijze betrokken bij de medische beoordeling. Dat geldt ook voor de eigen bevindingen van de verzekeringsartsen uit psychisch en lichamelijk onderzoek, het dagverhaal en de gegevens uit het rapport van Heijstek. Op basis van de onderzoeksbevindingen hebben de verzekeringsartsen de medische belastbaarheid en de beperkingen van eiser op enkele punten aangescherpt ten opzichte van de belastbaarheid en beperkingen die zijn vastgesteld bij de eerdere WIA-beoordeling. Het beroep van eiser geeft geen aanleiding om aan de juistheid van het oordeel van de verzekeringsartsen te twijfelen. Uit het rapport van Heijstek blijkt dat eiseres kampt met rugproblemen. Deze rugproblemen zijn bij de eerdere WIA-beoordeling meegenomen en vormden aanleiding om beperkingen op te nemen in de FML. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in beroep op overtuigende wijze toegelicht dat het rapport van Brokelman geen aanleiding vormt om meer beperkingen aan te nemen. Het rapport ziet immers op de gezondheidstoestand van eiseres ruim een jaar na datum in geding.
4. De rechtbank is voorts van oordeel dat de geschiktheid van eiseres voor ten minste één van de functies die bij de WIA-beoordeling is geduid, te weten de functie van administratief medewerker, op de datum in geding in het rapport van arbeidsdeskundige T. Dings van 6 juli 2017 op inhoudelijk overtuigende wijze is gemotiveerd.
5. Uit het voorgaande volgt dat verweerder het ziekengeld van eiseres per datum in geding op goede gronden niet heeft toegekend.
6. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr.dr.drs. E.L. de Jongh, voorzitter, mr. H.J. Klein Egelink en mr. S.S. van Nijen, rechters, in tegenwoordigheid van L. Reinders, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op: 6 december 2018
griffier
voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.