ECLI:NL:RBGEL:2018:546

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
8 februari 2018
Publicatiedatum
8 februari 2018
Zaaknummer
05/840685-17
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 23-jarige man voor het aanwezig hebben van drugs in Apeldoorn

Op 8 februari 2018 heeft de Rechtbank Gelderland, locatie Zutphen, uitspraak gedaan in de zaak tegen een 23-jarige man uit Apeldoorn, die werd beschuldigd van het samen met anderen aanwezig hebben van drugs. De rechtbank heeft de man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 141 dagen. De zaak kwam voort uit een onderzoek naar de aanwezigheid van heroïne en cocaïne in een kelderbox die door de verdachte werd gebruikt. Tijdens de terechtzittingen op 6 juli 2017, 10 november 2017 en 25 januari 2018 werd vastgesteld dat op 22 juni 2017 in de kelderbox 33 bolletjes heroïne en 175 bolletjes cocaïne waren aangetroffen. De verdachte ontkende te weten dat de drugs daar lagen en stelde dat een medeverdachte, [naam 1], de drugs daar had neergelegd. De rechtbank oordeelde echter dat de verdachte wel degelijk op de hoogte moest zijn geweest van de aanwezigheid van de drugs, gezien zijn frequente gebruik van de kelderbox en de omstandigheden waaronder de drugs werden aangetroffen. De rechtbank achtte het eerste feit, het opzettelijk aanwezig hebben van drugs, wettig en overtuigend bewezen, terwijl er onvoldoende bewijs was voor het tweede feit, waardoor de verdachte daarvan werd vrijgesproken. De rechtbank legde een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op, rekening houdend met de ernst van de feiten en de impact op de gezondheid van de afnemers van de drugs.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/840685-17
Datum uitspraak : 8 februari 2018
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1994 te [geboortedatum] ,
wonende [adres 1] .
Raadsman: mr. C.W. Flokstra, advocaat te Amsterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 6 juli 2017, 10 november 2017 en 25 januari 2018.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 22 juni 2017 te Apeldoorn, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 62 wikkels en/of 175 bolletjes cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of ongeveer 33 bolletjes heroïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne (diacetylmorfine), zijnde cocaïne en/of heroïne (diacetylmorfine) (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 maart 2017 tot en met 21 juni 2017 te Apeldoorn, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of een hoeveelheid heroïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne (diacetylmorfine), zijnde cocaïne en/of heroïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op 22 juni 2017 zijn er in een kelderbox behorende bij het adres [adres 2] 33 bolletjes heroïne, 175 bolletjes cocaïne en 65 wikkels cocaïne aangetroffen. [2] [3] [4] [5] Op de [adres 2] wonen de opa en oma van verdachte. Verdachte verblijft hier regelmatig. De kelderbox werd door hem gebruikt als plek om te chillen. [6]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan feit 1, namelijk het in vereniging aanwezig hebben van heroïne en cocaïne. De officier van justitie stelt dat er vrijspraak dient te volgen voor feit 2. Er is onvoldoende wettig en overtuigend bewijs dat verdachte in de tenlastegelegde periode heeft gehandeld in heroïne en cocaïne.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman bepleit vrijspraak voor feit 1. Verdachte wist niet dat er in de kelderbox [adres 2] heroïne en cocaïne lag. [naam 1] heeft de drugs in de kelderbox van [adres 2] neergelegd. Als verdachte al wist dat er drugs in de kelderbox van [adres 2] lagen, dan had hij daar niet de beschikkingsmacht over.
De raadsman bepleit ook vrijspraak voor feit 2. Er is geen wettig en overtuigend bewijs dat verdachte in de tenlastegelegde periode heeft gehandeld in heroïne en cocaïne.
Beoordeling door de rechtbank
Ten aanzien van feit 1:
Het staat vast dat er op 22 juni 2017 in de kelderbox van [adres 2]
33 bolletjes bolletjes met heroïne en 175 bolletjes en 65 wikkels met cocaïne lagen. De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of verdachte wist dat deze er lagen en of hij er ook (mede)zeggenschap over heeft gehad.
Verdachte heeft verklaard dat de kelderbox van [adres 2] door hem werd gebruikt om te sleutelen. Ook werd deze als hangplek/chillruimte gebruikt. [naam 2] en [naam 1] kwamen ook in de kelderbox. [naam 1] had een sleutel van de deur die toegang had tot de ruimte met de kelderboxen. De kelderboxen konden eenvoudig met een willekeurig plastic pasje geopend worden. Hij heeft wel het vermoeden gehad dat [naam 2] in drugs handelde. Als zij samen in de kelderbox waren werd [naam 2] geregeld gebeld. Hij voerde dan korte telefoongesprekken en verliet dan voor korte tijd de kelderbox. De drugs en de andere goederen die op 22 juni 2017 zijn aangetroffen, zijn daar neergelegd door [naam 1] . Hijzelf en [naam 2] wilden met de auto weg. Toen [naam 2] werd aangehouden is verdachte naar de kelderbox gegaan om de telefoon te pakken die op tafel lag. Hij wilde de vriendin van [naam 2] bellen. Op dat moment lagen de goederen die later zijn aangetroffen niet in die kelderbox. Hij heeft tegen [naam 1] gezegd dat het op straat heel druk was met politieagenten. Hij denkt dat [naam 1] die goederen en drugs vervolgens uit een andere kelderbox heeft gehaald en in de kelderbox van [adres 2] heeft neergelegd. Verdachte heeft desgevraagd verklaard dat hij maar één telefoon bezit. [7]
Uit het proces-verbaal van bevindingen blijkt dat er op 22 juni 2017 om 21.00 uur door de politie is waargenomen dat er voor de flat op de [straat] te Apeldoorn een Volkswagen [type] stopte, dat de bestuurder [naam 2] was en dat verdachte ook in die auto zat. Verdachte stapte uit, opende de deur naar de kelderboxen en kwam na ongeveer één minuut weer uit de kelderbox lopen. Hij had de sleutelbos in zijn hand en was tegelijk bezig met een mobiele telefoon. [naam 2] is om 21.05 uur aangehouden. Verdachte mocht zijn weg vervolgen. Om 21.10 uur zag een verbalisant verdachte aan de voorzijde van de flat lopen. Verdachte stapte op de scooter, reed weg en kwam ongeveer één minuut later terug. Hij schreeuwde tegen [naam 1] die daar over straat liep. [naam 1] rende de kelderbox in en verdachte reed met hoge snelheid weg op zijn scooter. De verbalisanten hebben met de sleutel van een andere bewoner de deur naar de kelderboxen geopend en zagen [naam 1] nergens meer. Zij hebben de kelderbox van [adres 2] met behulp van de sleutel van verdachte geopend en zagen een tafel staan met daarop een weegschaal, een schotel met een lepel en een schaar. Er stond een schoudertas met wikkels. Ook stond er een twee pits kookplaat. Daarachter stond een fles ammoniak, een pak koffiefilters en een soeplepel ernaast. Naast de fles ammoniak stond nog een schoudertasje. Daarin zaten gripzakjes. De situatie in de kelderboxruimte werd vervolgens bevroren. Later die avond is verder gezocht naar [naam 1] en werd hij in een andere afgesloten kelderbox aangetroffen. [8] Het is de rechtbank ambtshalve bekend dat de in de kelderbox aangetroffen goederen (in die combinatie) doorgaans worden gebruikt voor het bereiden van drugs voor verkoop en/of voor eigen gebruik.
De rechtbank stelt aan de hand van het vorenstaande vast dat verdachte op 22 juni 2017 iets na 21.00 uur zijn telefoon heeft opgehaald uit de kelderbox van [adres 2] . Volgens verdachte zouden de later in beslag genomen goederen daar op dat moment niet hebben gelegen. Verder stelt de rechtbank vast dat verdachte om ongeveer 21.11 uur [naam 1] heeft aangeroepen en dat [naam 1] vervolgens de kelderboxruimte in rende. De verbalisanten waren kort daarna in de kelderboxruimte, maar zij troffen [naam 1] niet aan. Wel werden in de kelderbox van [adres 2] de drugs en drugsgerelateerde goederen aangetroffen. Later werd [naam 1] , die zichzelf in een andere kelderbox had opgesloten, aangetroffen.
De rechtbank acht het niet aannemelijk dat [naam 1] in het korte tijdsbestek na het aanroepen door verdachte en de doorzoeking van de kelderbox in de gelegenheid is geweest om die goederen uit een andere kelderbox naar de kelderbox van [adres 2] te brengen, deze daar uit te stallen zoals (gebruiksklaar) aangetroffen en vervolgens ook nog kans zou hebben gezien zichzelf in die andere kelderbox te verbergen. Naar het oordeel van de rechtbank lagen die goederen er al op het moment dat verdachte zijn telefoon in de kelderbox ophaalde en moet verdachte die toen ook hebben zien liggen. Verdachte heeft zelf verklaard dat hij één tot twee keer in de kelderbox is geweest in de afgelopen drie dagen. [9] Het kan op grond van het hiervoor overwogene niet anders zijn dan dat verdachte wist dat de cocaïne en heroïne in de kelderbox lagen. Hij had zelfstandig toegang tot de kelderbox en kon er dus ook als heer en meester over beschikken. De drugs waren in zijn machtssfeer. Verdachte vermoedde dat [naam 2] in drugs handelde. Verdachte kwam zelf regelmatig in de kelderbox. De rechtbank overwoog zojuist al dat de wijze van het aantreffen van de goederen erop duidt dat de drugs er langer lagen en de kelderbox een plek was om drugs te bewaren/bereiden voor eigen gebruik en/of de handel. Onder die omstandigheden is naar het oordeel van de rechtbank ook sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen hem en zijn medeverdachte(n) als het gaat om het aanwezig hebben van de drugs.
De rechtbank acht het onder 1 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feit 2:
De verdachte heeft ontkend dat hij het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan.
Naar het oordeel van de rechtbank is er geen wettig en overtuigend bewijs dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan. Er dient daarom vrijspraak te volgen.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
of omstreeks22 juni 2017 te Apeldoorn,
althans in Nederland,tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
althans alleen,opzettelijk aanwezig heeft gehad,
ongeveer62 wikkels en
/of175 bolletjes cocaïne,
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïneen
/of ongeveer33 bolletjes heroïne,
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne (diacetylmorfine), zijnde cocaïne en
/ofheroïne (diacetylmorfine)
(telkens
)een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie eist dat verdachte ter zake van het onder 1 tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 141 dagen, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Ter toelichting op de eis heeft de officier van justitie aangevoerd dat verdachte wist dat zijn mededaders dealden in harddrugs. Verdachte heeft toegestaan dat die drugs in de kelderbox die bij hem in gebruik was werden bewaard en hij was ook op de hoogte van het feit dat er van daaruit ook gedeald werd.
Gelet op de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht is de officier van justitie van oordeel dat kan worden volstaan met een vrijheidsstraf gelijk aan de duur van het voorarrest.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman bepleit algehele vrijspraak en verzoekt anders een straf op te leggen zoals door de officier van justitie is gevorderd.
Beoordeling door de rechtbank
Bij het bepalen van de straf houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte en zijn mededaders hebben een grote hoeveelheid cocaïne en heroïne bewaard in de kelderbox die verdachte in zijn gebruik had. Als gevolg hiervan heeft verdachte mede bijgedragen aan de instandhouding van de verslaving van afnemers, waardoor hun gezondheid ernstig in gevaar is gebracht. Ook heeft hij daarmee bijgedragen aan het ontstaan en in stand houden van verslavingsproblematiek bij de afnemers en aan de daarmee gepaard gaande overlast en criminaliteit.
De rechtbank acht de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend. Gelet op de oriëntatiepunten van de LOVS en de gelet op de tijd die verdachte in deze zaak in voorarrest heeft doorgebracht, volgt de rechtbank de eis van de officier van justitie.
Ten aanzien van de inbeslaggenomen nog niet teruggegeven telefoon is uit het dossier niet gebleken dat deze is gebruikt voor de handel in harddrugs. Nu zich geen strafvorderlijk belang daartegen verzet, zal de teruggave worden gelast van die telefoon aan de verdachte.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 27 en 91 van het Wetboek van Strafrecht en op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 2 tenlastegelegde feit heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de duur van
141 (éénhonderd éénenveertig) dagenonvoorwaardelijk;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 gelast de
teruggaveaan veroordeelde van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven telefoontoestel, te weten een iPhone 6, kleur wit.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.S.M. Bak (voorzitter), mr. R.G.J. Welbergen en
mr. M.G.J. Post, rechters, in tegenwoordigheid van A.B.M. Jansen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 8 februari 2018.
Mr. Welbergen is buiten staat mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Oost Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer
2.Proces-verbaal van relaas, p. 10
3.Kennisgevingen van inbeslagname, p. 25 tot en met 31
4.Proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, p. 234-237
5.Rapport van het NFI van 6 november 2017
6.Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 273-274
7.Verklaring van verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting van 25 januari 2018
8.Proces-verbaal van bevindingen, p. 197-199
9.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 272