Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
1.De procedure
- het proces-verbaal van 19 november 2018 waarin het mondelinge wrakingsverzoek en de gronden daarvoor zijn vermeld;
- het schriftelijke verweer van de rechters van 19 november 2018;
Rechtbank Gelderland
Op 29 november 2018 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Gelderland een beslissing genomen op het wrakingsverzoek van verzoeker, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.M.R. Vlaar. Het verzoek tot wraking was gericht tegen de rechters mr. F.M.T. Quaadvliet (voorzitter), mr. S.H. Bokx-Boom en mr. G.J. Meijer, in een civiele procedure met zaaknummer C/05/340928 / HA RK 18/146. Verzoeker stelde dat zijn belangen geschaad werden doordat hij niet in staat was om bij de zitting aanwezig te zijn, en dat de rechters ten onrechte zijn verzoek om aanhouding van de hoofdzaak hadden afgewezen. De rechters hebben echter aangegeven niet in de wraking te berusten en hebben verweer gevoerd.
De wrakingskamer overwoog dat wraking alleen mogelijk is op basis van feiten die de onpartijdigheid van de rechters in twijfel trekken. De klachten van verzoeker waren voornamelijk gericht tegen de beslissing van de rechters om het aanhoudingsverzoek af te wijzen, wat op zichzelf niet door middel van een wrakingsverzoek kan worden aangevochten. De wrakingskamer concludeerde dat verzoeker geen concrete feiten of omstandigheden had aangevoerd die duiden op vooringenomenheid van de rechters. De beslissing van de rechters om het aanhoudingsverzoek af te wijzen was ingegeven door proceseconomische redenen en niet door vooringenomenheid.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het wrakingsverzoek afgewezen, waarbij werd opgemerkt dat tegen deze beslissing geen rechtsmiddel openstaat. De beschikking werd gegeven door mr. I.D. Jacobs, voorzitter, en mr. J.A. van Schagen en mr. J.M. Graat, leden van de wrakingskamer, in aanwezigheid van de griffier.