ECLI:NL:RBGEL:2018:5353

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
12 december 2018
Publicatiedatum
12 december 2018
Zaaknummer
05/880516-18 + 05/880664-18 + 21/006218-15 (tul)
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugddetentie en PIJ-maatregel voor afpersingen van pizzakoeriers in Arnhem

Op 12 december 2018 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 21-jarige man uit Arnhem, die werd beschuldigd van afpersingen van pizzakoeriers. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan twee afpersingen en hem veroordeeld tot een jeugddetentie van 254 dagen, met oplegging van de PIJ-maatregel. De feiten vonden plaats op 17 februari, 24 maart en 2 april 2018. De verdachte heeft in samenwerking met anderen pizzakoeriers bedreigd en beroofd, waarbij geweld en dreiging met geweld werd gebruikt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is, wat heeft geleid tot de toepassing van het jeugdstrafrecht. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de psychologische rapportages die de noodzaak van behandeling in een gesloten setting benadrukken. De verdachte heeft eerder al meerdere keren met de wet in aanraking gekomen en er is sprake van recidive. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte aansprakelijk is gesteld voor de schade die is geleden door de slachtoffers van de afpersingen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/880516-18 + 05/880664-18 + 21/006218-15 (tul)
Datum uitspraak : 12 december 2018
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1997 te [geboorteplaats] , wonende te [adres 1]
thans gedetineerd te Intermetzo JJI Lelystad te Lelystad
raadsvrouw: mr. M. van Keulen, advocaat te Utrecht.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 18 juli 2018, 19 september 2018 en 28 november 2018.

1.De inhoud van de tenlastelegging

05/880516-18
Aan verdachte is, na een door de rechtbank toegewezen vordering nadere omschrijving tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 17 februari 2018 te Nijmegen op de openbare weg, te weten de [adres 2] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een mobiele telefoon (merk [merk] ) en een portemonnee met inhoud (te weten een geldbedrag van 30 euro, althans
een hoeveelheid geld), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 1] en/of [naam 1] ( [adres 3] ), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte en/of zijn mededader(s):
- een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, aan die [slachtoffer 1] heeft/hebben getoond en/of in de richting van de borst, althans het lichaam, heeft/hebben gericht en/of gehouden en/of
-(daarbij) heeft/hebben gezegd: "rustig, rustig, wij hebben het nodig, snap je" en/of "heb je een telefoon?", althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking en/of
- in de broekzak van die [slachtoffer 1] heeft/hebben gevoeld en/of daarbij heeft/hebben gezegd "dit heb je wel" en/of
- ( vervolgens) meermalen, althans eenmaal, (met kracht) op/tegen het hoofd en/of de helm, van die [slachtoffer 1] heeft/hebben geslagen;
2.
hij op of omstreeks 24 maart 2018 te Arnhem op de openbare weg, te weten de [adres] , met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een portemonnee met inhoud (te weten een geldbedrag van 98,90 euro, althans een hoeveelheid geld), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 2] en/of [naam 1] ( [adres 4] ), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte:
- op die [slachtoffer 2] is afgelopen en meermalen, althans eenmaal, heeft gezegd "Geef me je geld", althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking en/of
- ( daarbij) meermalen, althans eenmaal, een (brandende en/of bijtende en/of prikkende) vloeistof in het gezicht van die [slachtoffer 2] heeft gespoten;
05/880664-18
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 02 april 2018 te Arnhem, althans in Nederland, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot de afgifte van:
-een portemonnee met inhoud (te weten: een geldbedrag van ongeveer 85 euro), in elk geval enig goed/geldbedrag, dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer 3] of aan een derde, te weten aan [naam 1] ( [adres 5] ) toebehoorde, door:
-op die [slachtoffer 3] af te lopen en meermalen, althans eenmaal te zeggen: 'portemonnee', althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking en/of
-(daarbij) een wapen, althans een op een wapen gelijkend voorwerp aan die [slachtoffer 3] te tonen en/of op die [slachtoffer 3] te richten en/of
-(vervolgens) meermalen, althans eenmaal een brandende en/of bijtende en/of prikkende vloeistof in het gezicht van die [slachtoffer 3] te spuiten.

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten onder parketnummer 05/880516-18 en parketnummer 05/880664-18.
Ten aanzien van feit 1 (parketnummer 05/880516-18) is het volgende aangevoerd. De bestelling van de pizza wordt gedaan met een telefoonnummer eindigend op 282. Er is vastgesteld dat dit nummer in gebruik is bij getuige [getuige 1] (hierna: [getuige 1] ). Verder is uit onderzoek gebleken dat [getuige 1] gebeld wordt door het 026-nummer in gebruik bij verdachte. De verklaring van [getuige 1] – dat zij meerdere malen telefonische bestellingen heeft gedaan, en ook via [naam website] , en dat zij op de dag van de beroving een bestelling heeft gedaan die op de [adres 2] moest worden bezorgd – is belastend. De telefoon van verdachte straalt een uur na de beroving de mast van de [straatnaam 2] te Nijmegen aan. Dit is in de buurt van de plaats van het delict. Vlak voor en na het besteltijdstip heeft verdachte contact met [getuige 1] . De verklaring van [getuige 1] is daarmee geloofwaardig. De ontkennende verklaring van verdachte kan als ongeloofwaardig ter zijde worden geschoven. Gelet op het feit dat aangever door twee mannen is beroofd, is er sprake van medeplegen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat het ten laste gelegde onder feit 2, parketnummer 05/880516-18, en het ten laste gelegde onder parketnummer 05/880664-18 wettig en overtuigend bewezen kunnen worden. Daarnaast is de verdediging van mening dat het ten laste gelegde onder feit 1 (parketnummer 05/880516-18) niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. Verdachte dient van dit feit te worden vrijgesproken. Hiertoe is het volgende aangevoerd. De verklaring van [getuige 1] komt niet overeen met de verklaring van getuige [getuige 2] (hierna: [getuige 2] ), de telefoniste van [naam 1] . [getuige 1] verklaarde dat zij voor verdachte een pizza heeft besteld die in Nijmegen bezorgd moest worden. [getuige 2] verklaarde dat zij gebeld is door een man. De verklaring van [getuige 1] is bovendien gestuurd door de politie. Verder zijn de door de getuigen genoemde signalementen van de twee verdachten te algemeen. Voorts wordt verklaard dat de verdachten geen gezichtsbeharing hadden. Verdachte heeft verklaard altijd een baardje te hebben gehad. Daarnaast is er sprake van een andere modus operandi. Er is gebruikt gemaakt van een mes en er was sprake van fysieke mishandeling. In de door verdachte bekende feiten is er traangas en geen fysiek geweld gebruikt. Dat de telefoon van verdachte de mast in de buurt van de plaats van het delict heeft aangestraald is mogelijk omdat een vriend van verdachte daar in de buurt woont.
Beoordeling door de rechtbank
05/880516-18 [1]
Feit 1
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder feit 1 van parketnummer 05/880516-18 ten laste is gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
De verdachte wordt kort gezegd beschuldigd van een straatroof op een pizzakoerier op 17 februari 2018 samen met een ander. Uit de aangifte volgt dat de pizzakoerier door een van de twee mannen werd bedreigd met een mes en dat de andere man hem dwong tot afgifte van zijn mobiele telefoon en zijn portemonnee. Vervolgens hebben de beide mannen hem meerdere malen op het hoofd geslagen terwijl de pizzakoerier zijn helm nog droeg. Uit het dossier blijkt verder dat de bestelling telefonisch is gedaan met een telefoonnummer eindigend op 282 in gebruik bij [getuige 1] . Uit onderzoek is verder gebleken dat verdachte en [getuige 1] vlak voor en vlak na de bestelling via Whatsapp telefonisch contact hebben gehad.
[getuige 1] heeft verklaard dat zij recent telefonisch een pizza heeft besteld voor verdachte en dat deze bezorgd moest worden aan de [adres 2] in Nijmegen. Verder heeft zij verklaard dat de bezorger bij aankomst moest bellen naar verdachtes nummer of het nummer van een vriend van verdachte omdat de deurbel kapot was. Voorts verklaart zij dat zij een uur na de bestelling is teruggebeld door [naam 1] omdat er niemand op het adres aanwezig was. Verdachte zou haar hierover gezegd hebben dat zijn vriend vals geld had en daarom niet kon betalen. Voorts heeft [getuige 1] verklaard dat zij wel vaker voor anderen iets bestelde. Op de vraag of het adres [adres] haar iets zegt, verklaart zij tegen de politie dat dat het adres is waar de pizza voor verdachte moest worden afgeleverd en waarvoor zij is teruggebeld toen er niemand thuis was.
In het dossier bevinden zich tapgesprekken van 7 maart 2018 waaruit het volgende blijkt. [getuige 1] moest voor verdachte [naam 1] bellen voor het bestellen van een pizza die bezorgd moest worden aan de [adres] . Zij moest hierbij aangeven dat er geklopt moest worden omdat de deurbel kapot was. [getuige 1] plaatst telefonisch de bestelling bij [naam 1] . Verdachte belt haar 45 minuten later op en vraagt haar om opnieuw te bellen naar [naam 1] omdat het geld van zijn vriend nep bleek te zijn. Vlak daarna belt een medewerker van [naam 1] haar terug om te vertellen dat ze aan de deur zijn geweest, maar dat er niet open werd gedaan.
De rechtbank overweegt dat [getuige 1] het in haar verklaring mogelijk heeft over de bestelling die zij op 7 maart 2018 voor verdachte heeft gedaan en dat zij in eerste instantie een ander (verkeerd) adres noemt. De telefoniste van [naam 1] , [getuige 2] , heeft bovendien verklaard dat zij op 17 februari 2018 is gebeld door een man. De rechtbank kan daarmee niet met zekerheid vaststellen dat de bestelling voor de [adres 2] te Nijmegen op 17 februari 2018 door [getuige 1] is gedaan voor verdachte.
Verdachte heeft het tenlastegelegde ontkend. Twee andere aan hem ten laste gelegde straatroven, te weten op 24 maart en 2 april 2018, heeft hij bekend. Deze feiten werden gepleegd door verdachte zonder dat er sprake was een mededader, waarbij gebruik is gemaakt van een busje traangas waarmee in het gezicht van het slachtoffer werd gespoten. In beide gevallen was de bestelling geplaatst via [naam website] . De modus operandi van deze feiten verschilt met die van het feit gepleegd op 17 februari 2018, waarbij een mes en fysiek geweld is gebruikt en de bestelling telefonisch is geplaatst.
Uit het dossier volgt verder dat verdachte niet alleen vlak voor en vlak na de bestelling met [getuige 1] belde via Whatsapp, maar dat hij [getuige 1] de hele dag door belde of probeerde te bellen. Uit de aangifte blijkt dat de verdachten twee negroïde jongens waren zonder gezichtsbeharing. Twee onafhankelijke getuigen, [getuige 3] en [getuige 4] , hebben verklaard dat zij op 17 februari 2018 rondom het tijdstip van de beroving en in de nabijheid van de plaats van het delict twee negroïde mannen zagen lopen die geen gezichtsbeharing hadden. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard altijd een baardje te hebben gehad. In het dossier bevindt zich geen bewijs op basis waarvan deze verklaring van verdachte niet aannemelijk zou zijn.
Gelet op vorenstaande en in samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat niet overtuigend kan worden bewezen dat verdachte schuldig is aan dit feit.
Feit 2
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , namens [naam 1] , te Velp, p. 389-390;
- het proces-verbaal van bevindingen PC woonkamer [verdachte] , p. 463;
- het proces-verbaal van bevindingen CS gas, p. 457-459;
- de verklaringen van verdachte van 4 en 5 april 2018, p. 57- 59 en p. 69-72;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 28 november 2018.
05/880664-18 [2]
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] , namens [naam 1] aan de [adres 5] , p. 15-16;
- het proces-verbaal van bevindingen IP-adres, p 27;
- het proces-verbaal van bevindingen camerabeelden [naam 2] , p 28;
- het proces-verbaal van bevindingen verhoor [getuige 1] , p. 43;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 28 november 2018.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte feit 2 van parketnummer 05/880516-18 en het tenlastegelegde onder parketnummer 05/880664-18 heeft begaan, te weten dat:
05/880516-18
2.
hij op
of omstreeks24 maart 2018 te Arnhem op de openbare weg, te weten de [adres] , met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld
en/of bedreiging met geweld[slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een portemonnee met inhoud (te weten een geldbedrag van 98,90 euro, althans een hoeveelheid geld), in elk geval enig goed, geheel
of ten deletoebehorende aan
die [slachtoffer 2] en/of[naam 1] ( [adres 4] ),
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,welk geweld
en/of welke bedreiging met geweldhierin bestond dat verdachte:
- op die [slachtoffer 2] is afgelopen en meermalen,
althans eenmaal,heeft gezegd "Geef me je geld", althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking en/of
- ( daarbij) meermalen,
althans eenmaal,een (brandende en/of bijtende en/of prikkende) vloeistof in het gezicht van die [slachtoffer 2] heeft gespoten;
05/880664-18
hij op
of omstreeks02 april 2018 te Arnhem, althans in Nederland, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld
en/of bedreiging met geweld[slachtoffer 3] heeft gedwongen tot de afgifte van:
-een portemonnee met inhoud (te weten: een geldbedrag van ongeveer 85 euro), in elk geval enig goed/geldbedrag, dat geheel
of ten dele aan die [slachtoffer 3] of aan een derde, te wetenaan [naam 1] ( [adres 5] ) toebehoorde, door:
-op die [slachtoffer 3] af te lopen en meermalen
, althans eenmaalte zeggen: 'portemonnee', althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking en
/of
-(daarbij) een wapen, althans een op een wapen gelijkend voorwerp aan die [slachtoffer 3] te tonen en/of op die [slachtoffer 3] te richten en
/of
-
(vervolgens)meermalen, althans eenmaal een brandende en/of bijtende en/of prikkende vloeistof in het gezicht van die [slachtoffer 3] te spuiten;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1, parketnummer 05/880516-18:
afpersing;
Ten aanzien van parketnummer 05/880664-18:
afpersing.

5.De strafbaarheid van het feit

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat het jeugdstrafrecht wordt toegepast en dat verdachte ter zake van de tenlastegelegde feiten onder parketnummer 05/881516-18 en 05-880664-18 zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 8 maanden met aftrek van voorarrest en daarnaast tot oplegging van de PIJ-maatregel. De officier heeft daarbij rekening gehouden met het advies van de psycholoog om verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen en met artikel 63 Wetboek van Strafrecht. Strafverzwarend acht zij dat er sprake is van ernstige feiten die een grote impact hebben op de slachtoffers en de samenleving, verdachte liep in een proeftijd en er is sprake van recidive. Het recidivegevaar is hoog als verdachte niet behandeld wordt.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat bij de straf rekening moet worden gehouden met de rapportage. Hieruit volgt dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is. De verdediging verzoekt het jeugdstrafrecht toe te passen en rekening te houden met artikel 63 Wetboek van Strafrecht en met het feit dat verdachte al bijna 8 maanden in voorarrest zit. De verdediging is verder van mening dat verdachte een laatste kans verdient en een forse jeugddetentie op zijn plaats is met oplegging van een gedragsbeïnvloedende maatregel of eventueel met een voorwaardelijke PIJ-maatregel. Een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel wil verdachte niet omdat hij niet tussen de andere (jonge) delinquenten wil zitten. Hij heeft nu ingezien dat hij hulp nodig heeft en dat hij het niet alleen kan. Verdachte volgt reeds op eigen verzoek EMDR-therapie en ontvangt dagelijks begeleiding.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank zal verdachte veroordelen tot een jeugddetentie voor de duur van 254 dagen met aftrek van het voorarrest en zal daarnaast een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel opleggen. Zij zal uitleggen waarom zij tot deze straf en maatregel komt.
Ernst van de feiten:
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan zeer ernstige feiten. Hij heeft twee pizzakoeriers van [naam 1] op straat beroofd. Daarbij was sprake van geplande overvallen. Verdachte heeft via [naam website] ’s avonds een bestelling geplaatst, gezegd dat er met € 50,- werd betaald zodat de koeriers voldoende wisselgeld bij zich zouden hebben, de koeriers opgewacht en direct met traangas in hun gezicht gespoten, zodat zij weerloos waren. Vervolgens heeft verdachte ze beroofd van hun portemonnee. De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij deze pizzakoeriers die bezig zijn met hun werk en een makkelijke prooi zijn omdat ze wisselgeld moesten meenemen, op zo’n grove wijze overvalt en (direct) mishandelt met traangas. Het is een feit van algemene bekendheid dat bij slachtoffers van delicten zoals bewezenverklaard, lange tijd gevoelens van angst en onzekerheid (kunnen) blijven bestaan. Ook leiden dit soort brute overvallen tot gevoelens van onveiligheid bij (pizza)koeriers die bestellingen moeten rondbrengen en tot gevoelens van onveiligheid in de samenleving als geheel.
Persoonlijke omstandigheden:
Toepassing van het adolescentenstrafecht
Uitgangspunt is dat een jongvolwassen verdachte die ten tijde van het strafbare feit meerderjarig is volgens het volwassenenstrafrecht wordt berecht. De rechtbank kan echter besluiten toepassing te geven aan het adolescentenstrafrecht indien daartoe grond wordt gevonden in de persoonlijkheid van verdachte of de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan. Verdachte was ten tijde van het plegen van de delicten achttien jaar oud.
De rechtbank heeft kennis genomen van het psychologisch onderzoek Pro Justitia van 8 oktober 2018, opgemaakt door [naam 3] , GZ-psycholoog.
In het rapport van de psycholoog wordt op basis van de ASR wegingslijst geadviseerd het jeugdstrafrecht toe te passen. Verdachte functioneert op zwakbegaafd niveau en kan nauwelijks zijn eigen handelen inschatten. Verdachte heeft ondersteuning en begeleiding nodig om zijn gedrag te organiseren. Verwacht wordt dat verdachte nog wel kan profiteren van een pedagogische aanpak, wanneer de behandeling start vanuit een gesloten setting waaraan hij zich niet kan onttrekken. Binnen de JJI kan er beter dan in een volwassen setting aangesloten worden bij zijn beperkte ontwikkelingsniveau. Doordat er minder kans is op overvraging kan verdachte succeservaringen op doen op het cognitieve en sociale vlak. De verwachting is dat hierdoor mogelijk de antisociale ontwikkeling gekeerd kan worden.
In navolging van het rapport van de psycholoog heeft de reclassering in haar rapport van 21 november 2018 eveneens geadviseerd het jeugdstrafrecht toe te passen.
De rechtbank ziet in de inhoud van deze rapporten aanleiding het advies van de psycholoog en de reclassering over te nemen en zal daarom overeenkomstig artikel 77c Wetboek van Strafrecht het jeugdstrafrecht toepassen.
Het psychiatrisch onderzoek Pro Justitia
De rechtbank heeft kennis genomen van het rapport van 2 oktober 2018, opgesteld door dr. [naam 4] , jeugd- en kinderpsychiater. De verdachte heeft geweigerd zijn medewerking te verlenen aan het secundair psychiatrisch onderzoek, waardoor de psychiater geen advies heeft kunnen geven. De rechtbank beschouwt daarom de verdachte als een betrokkene die weigert zijn medewerking te verlenen aan het onderzoek dat moet worden verricht ten behoeve van het advies voor de beslissing over een last tot oplegging van de PIJ-maatregel. De rechtbank ziet zich daarom genoodzaakt andere rapporten te bestuderen die de wenselijkheid of noodzakelijkheid van de PIJ-maatregel beschrijven.
Het psychologisch onderzoek Pro Justitia
De rechtbank heeft kennis genomen van het psychologisch onderzoek Pro Justitia van 8 oktober 2018, opgemaakt door [naam 3] , GZ-psycholoog. Hierin rapporteert de psycholoog onder meer het volgende. Bij verdachte is sprake van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de vorm van een cognitieve beperking en een zich ontwikkelende antisociale persoonlijkheidsstoornis. Er is sprake van een duurzaam, pervasief patroon van een gebrek aan respect voor en het schenden van de rechten van anderen. Verdachte vertoont van jongs af aan gedragsproblemen. Sinds het begin van de puberteit is hij meerdere malen veroordeeld voor (gewelds)delicten en er is sprake van steeds terugkerend onverantwoordelijk gedrag. Onderliggend is er sprake een forse achterstand in de cognitieve,
sociaalemotionele en gewetensontwikkeling bij verdachte, waardoor hij er niet in slaagt zijn leven een positieve richting te geven en problemen het hoofd te bieden en steeds opnieuw vervalt in problematisch gedrag.
Er kan verondersteld worden dat de cognitieve beperking en daarmee samenhangende zwakke coping van verdachte vermoedelijk een belangrijke rol hebben gespeeld in de totstandkoming van de delicten. Verdachte kan de gevolgen van zijn handelen niet overzien en wanneer hij geconfronteerd wordt met problemen lukt het hem niet om adequate oplossingen te verzinnen. Bovendien is hij erg beïnvloedbaar en wordt hij onvoldoende geremd door zijn geweten. Geadviseerd wordt daarom om de ten laste gelegde feiten in verminderde mate toe te rekenen aan verdachte. De kans op ongewenst of ongeoorloofd gedrag wordt zonder interventie als hoog ingeschat.
Gelet op de cognitieve beperking en de zwakke sociaal emotionele ontwikkeling van verdachte is hij gebaat bij een langdurige begeleiding, zodat aangeleerde vaardigheden kunnen inslijten. Geadviseerd wordt de behandeling vanuit een PIJ-maatregel te realiseren. Vanuit eerdere intensieve ondersteuning en begeleiding vanuit een gedwongen kader is ambulante behandeling ontoereikend gebleken. Verdachte onttrekt zich aan de opgelegde maatregelen en geeft geen openheid van zaken. Hij belooft beterschap, maar houdt dit niet vol. Hier ligt een gebrek aan probleembesef en motivatie aan ten grondslag. Een gedragsverandering lijkt enkel nog mogelijk vanuit een gesloten setting, waarin hij zich niet kan onttrekken aan de geboden structuur en begrenzing.
Het rapport van reclassering Nederland
De rechtbank heeft tot slot kennis genomen van het rapport van Reclassering Nederland van 21 november 2018 opgemaakt door [naam 5] . Dit rapport houdt, zakelijk weergegeven, onder meer het volgende in. Voor achtergrondinformatie en diagnostiek wordt verwezen naar de Pro Justitia rapportage van 9 oktober 2018 [
de rechtbank begrijpt 8 oktober 2018], waarin een PIJ-maatregel wordt geadviseerd. De reclassering neemt het advies tot het toepassen van het jeugdstrafrecht en het opleggen van een PIJ-maatregel over en ziet om die reden geen meerwaarde in een uitgebreide rapportage. Volgens de reclassering is verdachte in een ambulant kader niet te behandelen. Er zijn diverse middelen en strafmodaliteiten in een ambulant kader ingezet zonder het gewenste resultaat. Het inzetten van een ambulant traject wordt bovendien gezien als contraproductief. Een zwaar juridisch kader is nodig met waarschijnlijk in aanvang een klinisch traject (binnen de JJI). Verdachte doet het goed binnen de JJI waar hij momenteel verblijft. Dit komt waarschijnlijk omdat hier veel structuur en stabiliteit aanwezig is. Het recidiverisico wordt ingeschat als hoog.
Het strafblad van verdachte
Uit het strafblad van verdachte van 25 oktober 2018 blijkt dat er sprake is van een jarenlang delictpatroon van vermogensdelicten, al dan niet gepleegd met geweld en/of afpersing. Ook zal de rechtbank rekening houden met het feit dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
De straf en de PIJ-maatregel
De rechtbank heeft acht geslagen op de LOVS-oriëntatiepunten voor jeugdigen. Zij merkt op dat alleen al voor een bewezen verklaarde straatroof (die bestaat uit het weggrissen van een mobieltje) als uitgangspunt een werkstraf van 60 uur of een dienovereenkomstige jeugddetentie vanaf 30 dagen wordt opgelegd. Strafverzwarende omstandigheden zijn in casu de aard en de ernst van de feiten, de plaats van het delict (de openbare weg), de kwetsbaarheid van de slachtoffers en de grove wijze waarop de straatroven hebben plaatsgevonden (er wordt direct met traangas in het gezicht van het slachtoffer gespoten). Voorts neemt de rechtbank in aanmerking dat verdachte meermalen is veroordeeld voor vermogens- en geweldsdelicten, waaronder diefstal met geweld en afpersing. Ook heeft verdachte de strafbare feiten gepleegd in een lopende proeftijd.
Op grond van hetgeen de psycholoog en de reclassering in hun rapporten vermelden is de rechtbank tot het oordeel gekomen dat bij de verdachte ten tijde van het begaan van het misdrijf een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond. Zij zal de bewezen verklaarde feiten in verminderde mate aan verdachte toerekenen.
De rechtbank is van oordeel dat een onvoorwaardelijke jeugddetentie een passende en geboden strafmodaliteit is en zal daarom een jeugddetentie van 254 dagen opleggen, met aftrek van het voorarrest.
De rechtbank zal het advies van de psycholoog en de reclassering tot het opleggen van een PIJ-maatregel volgen. Zij overweegt daarbij dat verdachte meerdere kansen heeft gekregen waarbij hij zich steeds heeft onttrokken aan de opgelegde maatregelen en geen openheid van zaken heeft gegeven. Gelet op het gebrek aan probleembesef en motivatie van verdachte, acht rechtbank het in het belang van verdachte dat hij zich ditmaal niet kan onttrekken aan de hulpverlening en begeleiding. Het is eerder gebleken dat het goed gaat met verdachte wanneer hij gekaderd is, nu binnen de JJI en eerder met een enkelband. De rechtbank verwacht dat verdachte een lange behandeling nodig heeft. Zij gunt verdachte de kans om een gedragsverandering door te maken en de benodigde doelen – waaronder het voltooien van een opleiding, het verbeteren van zijn copingvaardigheden, het vasthouden van zijn dag- en nachtritme en het ervaren van meer (zelf)vertrouwen – te bereiken. Naar het oordeel van de rechtbank is een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel aldus het best passende kader.
Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat de gepleegde straatroven misdrijven zijn waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld en dat er bij verdachte ten tijde van het plegen van de misdrijven een ziekelijke stoornis van de geestesvermogens bestond.
De veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen en goederen eisen het opleggen van een PIJ-maatregel. Bovendien is de maatregel in het belang van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van verdachte.
De PIJ-maatregel geldt voor een termijn van drie jaren. Na twee jaar eindigt de maatregel van rechtswege voorwaardelijk, tenzij de maatregel wordt verlengd op de wijze zoals bedoeld in artikel 77t van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank stelt vast dat de maatregel opgelegd is ter zake van misdrijven die gericht zijn tegen en gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen. Derhalve kan de maatregel verlengd worden, telkens met ten hoogste twee jaren en tot een maximum van zeven jaren, zoals bedoeld in artikel 77t, derde lid van het Wetboek van Strafrecht.
Ten aanzien van het beslag:
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat het busje traangas wordt onttrokken aan het verkeer.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat het busje traangas kan worden onttrokken aan het verkeer.
Beoordeling door de rechtbank
Het in beslag genomen en nog niet teruggegeven busje CS Gas, met behulp waarvan het bewezenverklaarde onder feit 2, parketnummer 05/880516-18 en het bewezenverklaarde onder parketnummer 05/880664-18 is begaan, dient te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien het van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet.
7a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [naam 6] namens [naam 1] te Nijmegen heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder feit 1 van parketnummer 05/880516-18 ten laste gelegde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 95,- te vermeerderen met de wettelijke rente.
De benadeelde partij [naam 7] namens [naam 1] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder parketnummer 05/880664-18 bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 604,- te vermeerderen met de wettelijke rente.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vorderingen van de benadeelde partijen worden toegewezen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van de vordering van [naam 6] , namens [naam 1] te Nijmegen, primair op het standpunt gesteld dat deze dient te worden afgewezen gelet op de verzochte vrijspraak. Subsidiair is de verdediging van mening dat de gevorderde kosten voor de portemonnee niet onderbouwd zijn. Het overige kan in het geval van een bewezenverklaring worden toegewezen.
Ten aanzien van de vordering van [naam 7] namens [naam 1] heeft de verdediging het volgende aangevoerd. Er is niet onderbouwd waarom er zo veel geld in de portemonnee zat. Dit lijkt ook niet in lijn met de andere zaken. De gevorderde reiskosten van € 19,- zijn ook niet onderbouwd. Er wordt een ritje van Oss naar Arnhem en vice versa gevorderd. Het is niet duidelijk waarom. Daarnaast is de ondernemingsvergoeding niet onderbouwd. De aangifte is door de bezorger gedaan en niet door de franchisenemer. Bij gebrek aan onderbouwing moeten deze kosten niet-ontvankelijk worden verklaard.
Beoordeling door de rechtbank
Ten aanzien van de vordering van [naam 6] , namens [naam 1] te Nijmegen (parketnummer 05/880516-18, feit 1)
De benadeelde partij zal niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering, nu verdachte is vrijgesproken van het onder feit 1, parketnummer 05/880516-18, tenlastegelegde. De benadeelde partij kan derhalve haar vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Ten aanzien van de vordering van [naam 7] namens [naam 1] (parketnummer 05/880664-18)
De rechtbank overweegt dat de gevorderde schadevergoeding voor de inhoud van de gestolen portemonnee voldoende is onderbouwd nu dat bedrag uit de aangifte volgt. Het gevorderde bedrag aan kilometer vergoeding voor Oss-Arnhem-Arnhem-Oss is onvoldoende onderbouwd en zal om die reden niet-ontvankelijk worden verklaard. De rechtbank schat de ondernemingsvergoeding – voor de kosten die gemoeid zijn met het bijstaan van medewerker [slachtoffer 3] – op € 150,-. De rest van de gevorderde ondernemingsvergoeding zal niet-ontvankelijk worden verklaard wegens onvoldoende onderbouwing.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen onder parketnummer 05/880664-18 tot een bedrag van € 235,- schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vordering zal tot dit bedrag worden toegewezen.
Wat betreft het meer of anders gevorderde zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard worden in haar vordering, nu de behandeling van dat deel van de vordering naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partij(en).
De vergoeding voor proceskosten is daar niet bij inbegrepen.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 2 april 2018.
7a. De beoordeling van de vordering na voorwaardelijke veroordeling
Ten aanzien van de vordering na voorwaardelijke veroordeling vordert de officier van justitie de tenuitvoerlegging van 165 dagen jeugddetentie die door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden te Arnhem op 17 mei 2016 voorwaardelijk is opgelegd.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft toewijzing van de vordering geëist.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gesteld dat het niet opportuun is om de voorwaardelijk opgelegde detentie ten uitvoer te leggen als aan verdachte een behandeling wordt opgelegd. Gezien het karakter van een maatregel heeft het de voorkeur om zo snel mogelijk te gaan behandelen in plaats van nog meer jeugddetentie te ondergaan.
Beoordeling door de rechtbank
Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd. In beginsel kan daarom de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast.
Gelet op de opgelegde straf en PIJ-maatregel zal de rechtbank hiertoe echter niet besluiten. Het is van belang dat verdachte zo snel mogelijk de noodzakelijke begeleiding en behandeling krijgt in het kader van de PIJ-maatregel. De tenuitvoerlegging van 165 dagen jeugddetentie zou de klinische behandeling kunnen doorkruisen, waardoor het niet opportuun is deze straf op dit moment ten uitvoer te leggen. De rechtbank wijst deze vordering van de officier van justitie dan ook af.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 36 b, 36 c, 36f, 63, 77c, 77g, 77i, 77s en 317 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het onder 1 van parketnummer 05/880516-18 tenlastegelegde;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige tenlastegelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
 een
jeugddetentievoor de duur van
254 dagen;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht;
 legt daarnaast op aan verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen;
 beveelt de
onttrekking aan het verkeervan het (onder parketnummer 05/880516-18) in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten: busje CS gas;

De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [naam 6] namens [naam 1] te Nijmegen
 verklaart de
benadeelde partij [naam 6] namens [naam 1] te Nijmegen niet-ontvankelijkin haar vordering;

De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [naam 7] namens [naam 1]
 veroordeelt verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde onder parketnummer -5/880664-18 tot betaling van
schadevergoedingaan de
benadeelde partij [naam 7] namens [naam 1], van een bedrag van
€ 235,-(tweehonderdvijfendertig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 april 2018 tot aan de dag der algehele voldoening en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
 verklaart de
benadeelde partij [naam 7] namens [naam 1] voor het overige niet-ontvankelijkin haar vordering;
 legt aan veroordeelde de
verplichtingop
om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [naam 7] namens [naam 1] , een bedrag
te betalen van € 235,-(tweehonderdvijfendertig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 april 2018 tot aan de dag der algehele voldoening, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom vier (4) dagen jeugddetentie zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;

De beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling

wijst af de vorderingvan de officier van justitie van 5 juni 2018, strekkende
tot tenuitvoerleggingvan de bij arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden te Arnhem van 17 mei 2016 opgelegde voorwaardelijke jeugddetentie.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Barrau (voorzitter), mr. I.D. Jacobs en mr. B.F.M. Klappe, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.M.P. van der Meulen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 12 december 2018.
mr. B.F.M. Klappe is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 1] van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer [nummer 1] , gesloten op 30 juli 2018 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 2] van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer [nummer 2] , gesloten op 23 mei 2018 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.