Uitspraak
1.De inhoud van de tenlastelegging
€ 125.500,00 (p. 23-fr). Verdachte heeft gesteld dat hij voor (ongeveer) de helft gerechtigd was op dit geld en dat een groot deel van dit geld is gebruikt voor de verbouwing van de woning aan de [adres 3] . Deze verklaring is bevestigd door [naam 1] als getuige ter terechtzitting.
al het geld wat aan huur binnenkomt hebben wij geïnvesteerd…., wij leven er niet van…voor ons is het echt gewoon een kapitaal, een manier om vermogen op te bouwen voor later”.
wij leven er niet van’ niet in tegenspraak hoeft te zijn met de verklaring van verdachte dat deze contante opnames zijn gebruikt voor betalingen aan (hoofdzakelijk) de bouw van de woning [adres 3] . Verdachte heeft ter terechtzitting hierover verklaard dat hij van het geld dat binnenkomt op de gemeenschappelijke rekening die hij met [naam 1] heeft geen boodschappen doet en er dus niet van leeft. De uitgaven die zijn gedaan voor de bouw van de woning aan de [adres 3] zijn naar zijn mening uitgaven in het kader van de uitbouw en het onderhoud van zijn vastgoedportefeuille. Dat hij in die woning zelf met zijn gezin woont, maakt niet dat die woning niet tot zijn vastgoedportefeuille (en dus tot de kosten van zijn levensonderhoud) zou behoren.
verondersteld wordt dat het saldo van de stortingen en opnamen is gebruikt voor onderhoud van de woningen. Waar deze veronderstelling op is gebaseerd, wordt niet uiteengezet. Daarom is niet op voorhand onaannemelijk dat verdachte – zoals ook door hem gesteld - over contante inkomsten beschikte vanuit die bankrekening, die hem ook voor de tenlastegelegde gedragingen ter beschikking stonden.
aanvraag 10013255 (...) Zowel [verdachte] als ook [medeverdachte 1] hebben contacten met [medeverdachte 2] . [medeverdachte 2] kunnen ze relatief goedkoop enkele panden aankopen. Betreft 2 verhuurde woningen in Nijmegen en 7 appartementen in Arnhem.” [13] In een gespreksverslag van 8 augustus 2018 heeft [naam 3] genoteerd:
“
Aanvraag 1003255 hebben we afgewezen in verband met de lage koopsom.(…)Voor de lage koopsom kon geen plausibele verklaring worden afgegeven.”Bij het gesprek zouden [medeverdachte 2] en [vader medeverdachte] senior hebben opgebiecht dat er naast de koopsom nog een nota voor een bedrag van € 200.000,00 zou worden verstuurd aan de vennootschap van [vader medeverdachte] senior. [14]
€ 810.000,00 (respectievelijk € 210.000,00 en € 600.000,00) is geweest. In strijd met deze werkelijkheid stonden in de eerste (de tenlastegelegde) koopovereenkomsten koopprijzen van € 150.000,00 en € 500.000,00 (dus in totaal € 650.000,00) vermeld. Reeds gelet hierop zijn de koopovereenkomsten valselijk opgemaakt.
3.Bewezenverklaring
of omstreeks18 juli 2011
te Rheden, althansin Nederland, tezamen en in vereniging met
een of meeranderen, geschriften, die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen,
/hebbenopgemaakt
en/of heeft/hebben vervalst en/of valselijk heeft/hebben doen opmaken en/of heeft/hebben doen vervalsen, door
althans een hoger bedrag en de werkelijke koopprijs van [adres 7] en twee appartementsrechten op de adressen [adres 8] 600.000,- euro bedroeg,
althans een hoger bedrag,
of omstreeksde periode 19 juli tot en met 08 augustus 2011
te Rheden en/of Arnhem, althansin Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, telkens opzettelijk gebruik heeft
/hebbengemaakt van valselijk opgemaakte
en/of vervalstegeschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen als ware deze echt en onvervalst, immers heeft verdachte en/of zijn mededaders
één ofmeer vals opgemaakte koopovereenkomsten, te weten:
/of
althans een hoger bedragdan het in de koopovereenkomst (pag. 2-114 e.v.) vermelde bedrag van 150.000 euro en
althans een hoger bedragdan het in de koopovereenkomst (pag. 2-126 e.v.) vermelde bedrag van 500.000 euro,
en/of vervalstekoopovereenkomst
(en
)heeft/hebben verstrekt aan [naam bank] ter verkrijging van (een) hypothecaire lening(en) ten behoeve van de adressen [adres 5] en de [adres 6] en [adres 7] en de adressen [adres 8] .
4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde
5.De strafbaarheid van het feit
6.De strafbaarheid van de verdachte
7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel
8.De toegepaste wettelijke bepalingen
9.De beslissing
taakstrafgedurende
80 (tachtig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 40 (veertig) dagen;
mr. C.H.M. Pastoors, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E. Bruinsma en mr. C. Aalders, griffiers, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 12 december 2018.