5.2De rechtbank is van oordeel dat de medische belastbaarheid van eiseres op 24 februari 2017 in de rapporten van de verzekeringsartsen op inhoudelijk overtuigende wijze is gemotiveerd. Het beroep van eiseres geeft geen aanleiding om aan de juistheid daarvan te twijfelen. De rechtbank stelt hierbij voorop dat het rapport van orthopedisch chirurg Brokelman de gezondheidssituatie van eiseres beschrijft zoals die ruim ná datum in geding is. Het rapport ziet immers op de gezondheidssituatie van eiseres op 9 juli 2018, terwijl de datum in geding bijna anderhalf jaar eerder ligt, namelijk op 24 februari 2017. Hierdoor heeft het rapport geen waarde voor de beoordeling van de gezondheidssituatie van eiseres op datum in geding. Ook ten aanzien van de klachten die verband houden met CTS, bloedarmoede, de niet stabiele schildklier en de varices geldt dat eiseres niet heeft onderbouwd dat deze reeds bestonden op de datum in geding. Bovendien heeft eiseres deze klachten bij het onderzoek door de verzekeringsartsen niet genoemd. Ook Heijstek noemt deze klachten niet in zijn rapporten van mei en augustus 2017. Eiseres heeft deze rapporten zelf in de procedure gebracht.
Uit de brief van neuroloog Verhagen van 1 augustus 2017 blijkt dat de objectief medische situatie van de rug van eiseres sinds 2015 niet is gewijzigd. De verzekeringsartsen hebben de rugklachten van eiseres in hun rapporten onderkend en daaraan beperkingen gekoppeld.
Bedrijfsarts Heijstek stelt zich in zijn rapporten op het standpunt dat eiseres niet in staat is om te werken, omdat uit de brief van Verhagen zou volgen dat eiseres minimaal twee keer per dag moet liggen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft op overtuigende wijze toegelicht dat de stelling van Heijstek enkel gebaseerd is op een deel van de brief van Verhagen waarin hij een beschrijving geeft van de klachten zoals die door eiseres worden ervaren. Dit onderdeel van de brief bevat dus geen op nader onderzoek gebaseerd medisch oordeel van Verhagen. Dit betekent dat eiseres haar standpunt dat er een duurbeperking zou moeten worden aangenomen niet met medische informatie heeft onderbouwd.
6. Dat eiseres zich niet herkent in de conclusies van de verzekeringsartsen brengt in het voorgaande geen verandering. De rechtbank heeft begrip voor de beleving van eiseres van haar klachten en neemt haar daarin serieus. Uit het systeem van de wet volgt echter dat bij de beoordeling die een verzekeringsarts uitvoert niet de klachten die eiseres ervaart bepalend zijn voor zijn oordeelvorming, maar de objectief vast te stellen medische problematiek van eiseres. Op basis daarvan stelt de verzekeringsarts de theoretische beperkingen voor arbeid vast en neemt deze op in de FML. Dat betekent in dit geval dat alleen de medisch te objectiveren beperkingen op 24 februari 2017, de datum in geding, van belang zijn.
7. Eiseres moet op datum in geding daarom in staat worden geacht arbeid te verrichten die in overeenstemming is met de voor haar vastgestelde medische belastbaarheid, zoals verwoord in de aangescherpte FML van 3 mei 2018.
8. Het arbeidskundig onderzoek van verweerder is vastgelegd in de rapporten van arbeidsdeskundige T. Dings van 11 januari 2017 en van arbeidsdeskundige bezwaar en beroep E.T.J. van de Pavert van 14 september 2017 en van 12 juni 2018. Uitgaande van de belastbaarheid zoals die is beschreven in de FML van 3 mei 2018 acht de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep eiseres op datum in geding in staat tot het verrichten van de volgende functies: machinaal metaalbewerker (sbc-code 264122), administratief medewerker (sbc-code 315133) en textielproductmaker (sbc-code 111160).
10. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder in die rapporten voldoende gemotiveerd dat de belasting in de geduide functies de vastgestelde medische belastbaarheid van eiseres niet overschrijdt. De arbeidsdeskundigen hebben in hun rapporten een toelichting gegeven bij alle signaleringen in het resultaat functiebeoordeling van de geselecteerde functies. Die motiveringen acht de rechtbank voldoende inzichtelijk en consistent. Eiseres heeft niet aan de hand van objectieve gegevens toegelicht waarom zij de door verweerder geduide functies niet zou kunnen uitoefenen. De rechtbank heeft daarom geen reden om aan de conclusies van de arbeidsdeskundigen te twijfelen.
11. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.