ECLI:NL:RBGEL:2018:5144

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
29 november 2018
Publicatiedatum
3 december 2018
Zaaknummer
05/880625-18
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van afpersing met geweld en bedreiging met vuurwapen

Op 29 november 2018 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van afpersing. De zaak betreft een overval die plaatsvond op 19 november 2017 in Groesbeek, waar de verdachte samen met medeverdachten de woning van het slachtoffer binnendrongen. De verdachte en zijn medeverdachten bedreigden het slachtoffer met een vuurwapen en dwongen hem tot de afgifte van € 900,-. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachten voorafgaand aan de overval informatie hadden verkregen over het geldbedrag dat het slachtoffer in zijn woning had. Tijdens de rechtszaak heeft de officier van justitie betoogd dat er voldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de overval, terwijl de verdediging pleitte voor vrijspraak op basis van onbetrouwbare verklaringen van getuigen. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer en de medeverdachte als geloofwaardig beoordeeld en heeft vastgesteld dat het DNA van de verdachte op het shirt van het slachtoffer is aangetroffen. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het primair ten laste gelegde feit van afpersing, gepleegd door twee of meer verenigde personen, en heeft hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht bij de reclassering en een contactverbod met het slachtoffer. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan het slachtoffer van € 3.440,29, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/880625-18
Datum uitspraak : 29 november 2018
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1990 te [geboorteplaats] ,
[adres 1] ,
thans [verblijfplaats] .
Raadsman: mr. A.A. Nunnikhoven, advocaat te Tilburg.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen
van 23 augustus 2018 en 15 november 2018.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 19 november 2017, te Groesbeek, in de gemeente Berg en Dal,
in een woning gelegen aan de [adres 2] ,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [benadeelde] heeft gedwongen tot de afgifte van 900 Euro,
in elk geval van enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan voornoemde [benadeelde] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en/of
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen 900 Euro,
in elk geval enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s)
- voorzien van een vuurwapen, in ieder geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp naar voornoemde woning is/zijn gegaan en/of
- bij deze woning heeft/hebben aangebeld en/of direct nadat de deur geopend werd voornoemde [benadeelde] met kracht de woning in heeft/hebben geduwd en/of
- het t-shirt van die [benadeelde] heeft/hebben vastgepakt en/of (verolgens) (aan) die [benadeelde] heeft/hebben geduwd/getrokkenen/of (dreigend) heeft/hebben geroepen: "Niet schieten, niet schieten!", in ieder geval woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- dat vuurwapen uit de broeksband heeft/hebben gepakt en/of aan die [benadeelde] heeft/hebben getoond en/of
- dat vuurwapen (vervolgens) op het gezicht van die [benadeelde] heeft/hebben gericht en/of gericht gehouden en/of
- ( dreigend) tegen die [benadeelde] heeft/hebben gezegd: "Dan ga je geld maar pakken, loop maar naar boven toe. Ga maar naar je kamer toe!. Niet tellen, geef alles maar!.",
in ieder geval woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
(artikel 317/312/47 Wetboek van Strafrecht)
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 19 november 2017 te Lent, in de gemeente Nijmegen,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een goed,
te weten (ongeveer) 900 Euro, in ieder geval enig geldbedrag, heeft verworven,
voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en),
in ieder geval had(den) moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof; (artikel 416/417bis/47 Wetboek van Strafrecht)
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde medeplegen van een diefstal met geweld en een afpersing.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit tot vrijspraak. Verdachte ontkent iedere betrokkenheid bij het feit. De verdediging heeft zich daarnaast op het standpunt gesteld dat de verklaringen van zowel aangever [benadeelde] als medeverdachte [medeverdachte 1] niet betrouwbaar zijn, nu zij beiden steeds wisselend verklaren.
Daarnaast heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat het aangetroffen DNA van verdachte op het shirt van [benadeelde] afkomstig is van een handgemeen dat op 18 november 2017 in de avond tussen verdachte en [benadeelde] heeft plaatsgevonden.
Beoordeling door de rechtbank
De overval
[benadeelde] , woonachtig aan de [adres 2] , heeft aangifte gedaan. Hij heeft verklaard dat hij medeverdachte [medeverdachte 1] (verder: [medeverdachte 1] ) kent en dat zij de avond van 18 november 2017 samen uit zijn geweest. Daar is een ruzie ontstaan, die nadien via telefoon en whatsapp is doorgegaan. [medeverdachte 1] is met een andere man vertrokken. Op 19 november 2017 rond 11.00 uur is hij gebeld via de telefoon van [medeverdachte 1] en hoorde hij een mannenstem. De man zei dat hij met aangever wilde praten. Rond 11:15 uur werd er aangebeld en stonden er twee onbekende jongens voor de deur. Op de achtergrond (voortuin) zag hij op dat moment [medeverdachte 1] staan.
De mannen hebben hem de woning ingeduwd. Daar pakte één van de mannen hem bij zijn shirt, waarbij het shirt is gescheurd. Hij hoorde hem zeggen “niet schieten niet schieten”. De stem van de man was dezelfde stem als die van de man die hij eerder die ochtend aan de lijn had. Vervolgens heeft de man een vuurwapen op hem gericht. De man met het vuurwapen in de hand zei “dan ga je het geld maar pakken, loop maar naar boven toe”. Hij is samen met de mannen naar boven gelopen, heeft geld onder zijn matras vandaan gehaald, waarop een van de mannen zei “niet tellen, geef alles maar”, waarop hij het geld aan een van de mannen heeft gegeven. Toen de mannen het huis uit liepen, zag hij ook [medeverdachte 1] weer. Zij kwam uit dezelfde richting lopen als waar de jongens naar toe liepen. [2] Het geld dat afhandig is gemaakt betreft € 900,--. [3] Het waren allemaal briefjes van € 50,--. [4] [benadeelde] heeft voorts verklaard dat [medeverdachte 1] de dag voor de overval bij hem heeft geslapen en dat zij de volgende ochtend het bed heeft afgehaald en dat hij zeker weet dat zij het geld toen heeft gezien. Hij heeft verklaard dat verder niemand wist dat hij het geld daar bewaarde. [5]
Op 19 november 2017 om 11.07 uur komt er een melding binnen bij de meldkamer van de politie. In deze melding verklaart een voorbijganger dat er aan de [adres 2] mensen naar binnen zijn gegaan die de boel kort en klein hebben geslagen. Het waren twee personen. Hij hoorde herrie en allemaal geschreeuw. Vervolgens renden die mensen allemaal weg. [6] Uit de verklaring van getuige [getuige] blijkt dat hij degene is geweest die deze melding heeft gedaan. [7]
De tweede melding is gedaan op dezelfde dag om 11.11 uur. De melder verklaart dat hij net beroofd is. [8]
Getuige [getuige] verklaart dat hij op 19 november 2017 omstreeks 10.45 uur op weg was naar De Meent in Groesbeek en daarbij door de [adres 2] is gelopen. Hij zag een meisje met twee jongens aan komen lopen. Hij hoorde het meisje tegen de jongens zeggen: “Daar op nummer 4 woont hij!”. Hij zag dat de twee jongens naar de voordeur liepen en het meisje liep verder over het trottoir. Vervolgens hoorde hij een hoop kabaal. Hij zag dat de jongens de deur van de woning in trapten en hij hoorde ze schreeuwen.
Hij zag vervolgens dat de voordeur van de woning werd geopend en dat de twee jongens direct naar binnen liepen. Hij heeft toen direct 112 gebeld. Hij hoorde vanuit de woning een hoop geschreeuw en het leek alsof er dingen in de woning omvielen. Na ongeveer 10 minuten kwamen de jongens via de voordeur naar buiten en zag hij ze wegrennen. Hij is naar de woning gelopen en vroeg aan de bewoner, [benadeelde] , wat er gebeurd was. [benadeelde] vertelde dat hij overvallen was en al zijn spaargeld, ongeveer € 800,-- à € 900,-- was meegenomen. Getuige [getuige] verklaart dat hij [benadeelde] vervolgens hoorde zeggen dat hij met een pistool bedreigd was door één van de jongens. [9]
Naar het oordeel van de rechtbank staat hiermee vast dat in de woning van [benadeelde] op
19 november 2017 een overval heeft plaatsgevonden. De vraag die voorligt is of verdachte (hierna: [verdachte] ) daarbij betrokken is. In dit verband overweegt de rechtbank als volgt.
Betrokkenheid [verdachte] en de (mede)verdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2]
[medeverdachte 1] wordt meerdere malen door de politie gehoord en verklaart uiteindelijk dat ze voor de woningoverval bij aangever [benadeelde] is geweest, dat ze met hem is gaan stappen en dat zij de avond voor de overval met [verdachte] is weggegaan. [10]
Tijdens het stappen had [benadeelde] verteld dat hij thuis € 1.000,-- of € 2.000,-- had liggen. [11] Toen zij later die avond met [naam 1] en [verdachte] was, heeft zij herhaald wat [benadeelde] over het geld had gezegd. [12] [verdachte] heeft ’s ochtends een vriend gebeld die haar en [verdachte] later heeft opgehaald. Zij kende deze vriend niet, maar verklaart dat hij [naam 2] heet. Zij zijn met z’n drieën naar Groesbeek gereden. [13] [medeverdachte 1] heeft verklaard dat ze op nummer 4 moesten zijn. [14]
Onderzoek telefoon(s)
Door de politie wordt onderzoek verricht aan de uitgelezen bestanden van de in beslag genomen [telefoonmerk] van [benadeelde] en van de in beslag genomen [telefoonmerk] van [medeverdachte 1] .
Uit de op de telefoon aangetroffen berichten blijkt dat [benadeelde] en [medeverdachte 1] ruzie met elkaar hadden. De verbalisant beschrijft dat er diverse berichten tussen [benadeelde] en [medeverdachte 1] werden gestuurd en dat het er vervolgens op leek dat de persoon die door [benadeelde] in berichten ‘zwarte’ werd genoemd het gesprek overnam. Vervolgens wordt er door [medeverdachte 1] aan [benadeelde] geappt: “
Ik ben [verdachte] neefje van [naam 3] beter je je mond dicht en vraag wie ik ven”. [15]
Op de telefoon van [medeverdachte 1] wordt eveneens een drietal foto’s aangetroffen. Deze foto’s zijn allemaal gemaakt op 19 november 2017 rond 14.35 uur in de middag, kort na de woningoverval. Eén van deze foto’s is gemaakt vanuit het raam van het hotel [hotelnaam] gevestigd in Lent. De verbalisant is daarop naar het [hotelnaam] hotel in Lent gegaan. De directeur van het hotel bevestigt dat deze foto in zijn hotel is gemaakt. De verbalisant bekijkt ter plaatse de camerabeelden van die dag en ziet dat er op 19 november 2017 om 13.40 uur wordt ingecheckt door [verdachte] . [16] Dat wordt bevestigd door het ingevulde registratieformulier waarop bovendien als het door [verdachte] opgegeven telefoonnummer is vermeld:
[telefoonnummer 1] . [17] De verbalisant beschrijft dat op de camerabeelden is te zien dat [verdachte] in gezelschap van [medeverdachte 1] is en dat [verdachte] een grote hoeveelheid bankbiljetten uit zijn zak haalt en daarmee betaalt. Op een andere foto op de telefoon van [medeverdachte 1] is een stapeltje met vijftig euro biljetten te zien. [18]
Het telefoonnummer dat door de politie wordt toegeschreven aan [verdachte] is onderzocht. Dit betreft het telefoonnummer dat [verdachte] heeft opgegeven toen hij – kort nadat de overval had plaatsgevonden – incheckte bij het [hotelnaam] hotel. Daaruit blijkt dat [verdachte] kort voor de overval meerdere malen contact heeft gehad met een telefoonnummer, te weten [telefoonnummer 2] dat geregistreerd staat op naam van [bedrijf medeverdachte 2] , gevestigd aan het [adres 3] . Op dit adres staat ook medeverdachte [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ) ingeschreven. [19] [medeverdachte 2] wordt op 30 april 2018 aangehouden en bij zijn aanhouding wordt op zijn nachtkastje een telefoon met dit telefoonnummer aangetroffen. [20]
Vervolgens wordt door de politie onderzoek gedaan naar de historische verkeersgegevens van de telefoonnummers in gebruik bij [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . Uit deze analyse blijkt dat de telefoons van [verdachte] en [medeverdachte 1] op 19 november 2017 op overeenkomstige tijdstippen zendmasten in Groesbeek, Nijmegen, Lent en Berg en Dal hebben aangestraald en dat de telefoons van [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] op overeenkomstige tijdstippen zendmasten in Groesbeek en Nijmegen hebben aangestraald. [21] Om 19 november 2017 wordt om 11.08 uur en 11.11 uur met de telefoon in gebruik bij [verdachte] gebeld naar het telefoonnummer in gebruik bij [medeverdachte 1] , waarbij de zendmast [adres 4] te Groesbeek wordt aangestraald. Deze zendmast is gelegen om de hoek van de woning van [benadeelde] . Vervolgens is een verplaatsing zichtbaar van de telefoon in gebruik bij [verdachte] waarbij om 11.16 uur de zendmast [adres 5] te Groesbeek wordt aangestraald. [22] Het telefoonnummer in gebruik bij [medeverdachte 2] straalt op 19 november 2017 van 10.58 uur tot 11:18 uur zendmasten in Groesbeek aan. [23]
Aan [medeverdachte 1] is een politiefoto getoond van [medeverdachte 2] . Zij herkende [medeverdachte 2] als de [naam 2] over wie zij had verklaard. [24]
Door het NFI is onderzoek gedaan naar biologische sporen op het shirt van [benadeelde] dat tijdens de overval kapot getrokken is. [benadeelde] heeft verklaard dat zijn shirt aan de voorzijde links van de kraag is vastgepakt. De voorzijde van het shirt ter hoogte van de beschadiging is bemonsterd met als doel DNA te verzamelen van diegene die op die plek met het shirt in contact is geweest. [25] Uit het rapport van het NFI blijkt dat op het shirt een DNA-mengprofiel is aangetroffen dat matcht met het afgeleid DNA-hoofdprofiel van [verdachte] . Voor deze profielen geldt dat de kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen persoon matcht met dat DNA-profiel kleiner is dan één op één miljard . [26]
Conclusie
De rechtbank is op grond van het bovenstaande van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat [verdachte] samen met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] naar de woning van [benadeelde] is gegaan om hem daar een geldbedrag afhandig te maken. [medeverdachte 1] wist dat verdachte veel geld in zijn woning had liggen en heeft hierover ook gesproken met [verdachte] . [verdachte] heeft [medeverdachte 2] gebeld. Ze zijn naar Groesbeek gereden en [medeverdachte 1] heeft de woning van [benadeelde] aangewezen. Dit past bij verklaring van getuige [getuige] , die spreekt over twee mannen en een vrouw, waarbij de vrouw zegt “hier woont hij”. [medeverdachte 2] en [verdachte] zijn vervolgens de woning binnen gegaan, en hebben [benadeelde] – onder bedreiging met een vuurwapen – gedwongen het geldbedrag dat [benadeelde] voorhanden had, af te geven. Daarbij heeft [verdachte] het shirt van aangever [benadeelde] kapot getrokken, waardoor zijn DNA op het shirt van [benadeelde] is aangetroffen. [medeverdachte 2] en [verdachte] zijn vervolgens met [benadeelde] mee naar boven gelopen en hebben [benadeelde] gedwongen het onder zijn matras verstopte geldbedrag af te geven. [benadeelde] heeft verklaard dat [medeverdachte 1] geweten moet hebben dat het geldbedrag onder het matras verstopt lag. Nu [benadeelde] heeft verklaard dat de mannen bij binnenkomst hebben gezegd dat hij naar boven moest lopen, gaat de rechtbank ervan uit dat [medeverdachte 1] met [verdachte] en [medeverdachte 2] informatie over de vindplaats van geld gedeeld heeft. Nadien zijn [medeverdachte 1] en [verdachte] naar het [hotelnaam] hotel gegaan waar de rekening door [verdachte] contant is betaald en waarbij is te zien dat hij meerdere biljetten in zijn broekzak heeft. Op een foto, in het hotel gemaakt met het toestel van [medeverdachte 1] , is een bundel vijftig euro-biljetten te zien.
Het verweer van de verdediging dat de verklaringen van [benadeelde] en [medeverdachte 1] onbetrouwbaar zijn, wordt door de rechtbank verworpen. [benadeelde] is meerdere keren verhoord en zijn verklaringen komen overeen met elkaar daar waar het de wijze van overval betreft, het geweld en de bedreiging met geweld dat op hem is uitgeoefend en dat er een geldbedrag van € 900,-- is weggenomen. Ook [medeverdachte 1] is meerdere keren gehoord. Zij verklaart weliswaar wisselend met wie zij de avond van 18 november en de ochtend van 19 november 2017 heeft doorgebracht, maar haar verklaring dat zij met [verdachte] en de jongen die [naam 2] heet naar Groesbeek is gegaan blijft overeind.
De verklaring van [verdachte] dat het telefoonnummer [telefoonnummer 1] niet aan hem toebehoort en dat hij niet bij de woning van [benadeelde] is geweest, acht de rechtbank ongeloofwaardig. [verdachte] heeft die bewuste dag na de overval bij het [hotelnaam] hotel in Lent ingecheckt en uit het ingevulde registratieformulier is dit telefoonnummer als het door [verdachte] zelf opgegeven telefoonnummer vermeld. Bovendien blijkt uit de verklaring van [medeverdachte 1] dat zij dit telefoonnummer in haar telefoon heeft staan als zijnde het telefoonnummer van [verdachte] . Dit telefoonnummer heeft op de dag van de overval om 11.08 uur en 11.11 uur de zendmast [adres 4] te Groesbeek aangestraald, welke zendmast is gelegen om de hoek van de woning van [benadeelde] . Bij de meldkamer is om 11.07 uur op die dag de melding binnengekomen van [getuige] waaruit blijkt dat bij [benadeelde] in de woning twee mensen naar binnen zijn gegaan die de boel kort en klein hebben geslagen. Om 11.11 uur komt de tweede melding bij de meldkamer binnen van [benadeelde] zelf die aangeeft dat hij beroofd is.
Ook gaat de rechtbank voorbij aan het verweer van de verdediging dat het op het shirt van [benadeelde] aangetroffen DNA van [verdachte] daar terecht gekomen zou zijn door een handgemeen op de avond voorafgaand aan de overval. [verdachte] heeft verklaard dat hij met twee gebalde vuisten [benadeelde] van zich afgeduwd heeft. Deze verklaring acht de rechtbank onvoldoende concreet en specifiek en niet verifieerbaar. Daarnaast is het DNA op de kraag van het shirt van [benadeelde] aangetroffen en dit past ook niet bij de wijze van wegduwen zoals door verdachte is aangegeven. Bovendien is op basis van het dossier niet aannemelijk geworden dat er een handgemeen heeft plaatsgevonden tussen [benadeelde] en verdachte op de avond voorafgaand aan de woningoverval.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat alle verdachten een substantieel aandeel hebben gehad in de overval, zodat sprake was van een bewuste en nauwe samenwerking.
De rechtbank is op grond van vorenstaande bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang beschouwd, dan ook van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte zich schuldig gemaakt aan het primair ten laste gelegde feit, te weten medeplegen van afpersing.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het
primairtenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
of omstreeks19 november 2017, te Groesbeek, in de gemeente Berg en Dal,
in een woning gelegen aan de [adres 2] ,
tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen,
althans alleen
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en
/ofbedreiging met geweld [benadeelde] heeft gedwongen tot de afgifte van 900 Euro,
in elk geval van enig geldbedrag, geheel of ten deletoebehorende aan voornoemde [benadeelde] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s), en/of
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen 900 Euro,
in elk geval enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het
gestolene te verzekeren,
welk geweld en
/ofwelke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat zij, verdachte en/of haar mededader
(s
)
- voorzien van een vuurwapen, in ieder geval een op een vuurwapen gelijkend
voorwerp naar voornoemde woning
is/zijn gegaan en
/of
- bij deze woning
heeft/hebben aangebeld en
/ofdirect nadat de deur geopend werd voornoemde [benadeelde] met kracht de woning in
heeft/hebben geduwd en
/of
- het t-shirt van die [benadeelde] heeft
/hebbenvastgepakt en
/of (vervolgens
) (aan)die [benadeelde] heeft
/hebbengeduwd/getrokken en
/of (dreigend
)heeft
/hebbengeroepen: "Niet schieten, niet schieten!",
in ieder geval woorden van gelijke dreigende aard en/of strekkingen
/of
-
dat vuurwapen uit de broeksband heeft/hebben gepakt en/of aan die [benadeelde] heeft/hebben getoond en/of
- dat vuurwapen (vervolgens) op het gezicht van die [benadeelde] heeft/hebben gericht en/of gericht gehouden en/of
-
(dreigend
)tegen die [benadeelde] heeft
/hebbengezegd: "Dan ga je geld maar pakken, loop maar naar boven toe.
Ga maar naar je kamer toe!.Niet tellen, geef alles maar!.".
in ieder geval woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
(artikel 317/312/47 Wetboek van Strafrecht)
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Primair
“afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen”.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren met aftrek, met als bijzondere voorwaarden meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling – met mogelijkheid tot een kortdurende klinische opname –, middelenverbod (alcohol en drugs) en contactverbod met [benadeelde] .
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gesteld dat een gevangenisstraf gelijk aan de voorlopige hechtenis passend is. Daarnaast heeft de verdediging verzocht de voorlopige hechtenis geschorst te houden om het laatste deel van zijn gevangenisstraf uit te zitten.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 6 juli 2018;
- een voorlichtingsrapportage van Reclassering Iriszorg, gedateerd 1 november 2018.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan afpersing van € 900,- waarbij verdachte met zijn mededaders naar de woning van het slachtoffer zijn gegaan. Samen met medeverdachte [medeverdachte 2] is verdachte de woning binnengegaan en onder dreiging van een vuurwapen en dreigende taal heeft het slachtoffer zijn geld moeten afgegeven. Dit feit heeft grote indruk gemaakt op het slachtoffer en hij ervaart daar nu nog de psychische gevolgen van zoals blijkt uit zijn verklaring. Het gaat hier om een ernstig feit, waarbij verdachte en zijn mededaders puur hebben gehandeld met het oog op het geld dat bij het slachtoffer zou liggen. Het slachtoffer hoort zich in zijn eigen woning veilig te voelen. Verdachte heeft vooraf geen moment stilgestaan bij de gevolgen die de overval voor het slachtoffer zou kunnen hebben en heeft het groot leed aangedaan. De rechtbank is dan ook van oordeel dat gelet op de ernst van het feit een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats is. Gezien de justitiële documentatie van verdachte, waaruit blijkt dat verdachte in het verleden vaker is veroordeeld voor soortgelijke feiten, acht de rechtbank een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats om recidive te voorkomen
De rechtbank zal verdachte veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die verdachte heeft doorgebracht in voorlopige hechtenis, met een proeftijd van drie jaar, met als bijzondere voorwaarden meldplicht bij Iriszorg, een ambulante behandeling bij Iriszorg [plaats 1] of een soortgelijke instelling, met een kortdurende klinische opname van maximaal 7 weken indien dit geïndiceerd wordt, een alcohol- en drugsverbod en een contactverbod met [benadeelde] . De rechtbank wijst gelet op het voorgaande het verzoek van de verdediging om de voorlopige hechtenis geschorst te houden af.
7a. De beoordeling van de civiele vordering, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [benadeelde] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 5.940,29.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht de vordering te matigen.
Beoordeling door de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen materiële en immateriële schade heeft geleden. De materiële schade bestaat uit het weggenomen geld, het T-shirt dat kapot is getrokken tijdens het bewezenverklaarde feit en reiskosten van totaal
€ 940,29, dit is voldoende onderbouwd en dient te worden toegewezen.
Dat [benadeelde] ook immateriële schade heeft als gevolg van de afpersing en vervolgens ook psychisch ernstig heeft geleden door de bedreiging met het vuurwapen, is naar het oordeel van de rechtbank voldoende komen vast te staan.
[benadeelde] is door dit psychisch lijden in zijn persoon aangetast, dit komt volgens artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek beide voor schadevergoeding in aanmerking. De rechtbank stelt naar billijkheid de immateriële schade vast op € 2.500,-.
Het totale bedrag komt daarmee op € 3.440,29. De vordering zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard.
De verdachte is niet meer tot vergoeding gehouden indien en voor zover het gevorderde door zijn mededaders is of wordt voldaan.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partij.
De gevorderde en toegewezen rente en vergoeding voor proceskosten, zijn daar niet bij inbegrepen.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 19 november 2017.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 36f, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het
primairtenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
18 (achttien) maanden;
 bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf groot
6 (zes) maanden,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarde(n) voor het einde van de proeftijd die op
drie jarenwordt bepaald;
 de algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- zijn medewerking zal verlenen aan het door de Reclassering Nederland te houden toezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
 de bijzondere voorwaarde(n) dat de veroordeelde:
- zich
uiterlijk binnen 3 dagenna het ingaan van de proeftijd zal melden bij de
Reclassering Iriszorg, [adres 6] ( [telefoonnummer 3] ) en gedurende de proeftijd zich zal blijven melden bij deze instelling, zo frequent en zolang de instelling dat noodzakelijk acht. Huisbezoeken en urinecontroles kunnen deel uitmaken van het reclasseringstoezicht;
- zich
onder behandeling zal stellen van Iriszorg [plaats 1]of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start indien de reclassering dat nodig acht. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling.
Bij een terugval in middelengebruik kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende klinische opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert, laat betrokkene zich opnemen in een zorginstelling, te bepalendoor de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing.
De kortdurende klinische opname duurt maximaal zeven wekenof zoveel korter als de reclassering nodig vindt;
- zich gedurende de proeftijd zal
onthouden van het gebruik van verdovende middelenen zich verplicht ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan bloedonderzoek of urineonderzoek, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- zich gedurende de proeftijd zal
onthouden van het gebruik van alcoholen zich verplicht ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan bloedonderzoek, urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest);
- gedurende de proeftijd op
geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [benadeelde] , geboren op [geboortedatum] , wonende te [adres 2], zolang het Openbaar Ministerie dit noodzakelijk acht. De politie ziet toe op handhaving van dit contactverbod;
 Geeft opdracht aan de Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde(n) en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden (artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht), behoudens de voorwaarde betreffende het opgelegde contactverbod, nu niet de reclassering maar de politie is belast met het toezicht op naleving hiervan.
 Beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;

De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] .
veroordeelt verdachte tot betaling van
schadevergoedingaan de
benadeelde partij
[benadeelde], van een bedrag van
€ 3.440,29(drieduizendvierhonderdenveertig euro en negentwintig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 november 2017 tot aan de dag der algehele voldoening en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
 verklaart de
benadeelde partij [benadeelde] voor het overige niet-ontvankelijkin zijn vordering;
 verstaat dat indien en voor zover door de mededader en/of mededaders het betreffende schadebedrag is betaald, veroordeelde daarvan zal zijn bevrijd;
 legt aan veroordeelde de
verplichtingop
om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde] , een bedrag
te betalen van € 3.440,29(drieduizendvierhonderdenveertig euro en negentwintig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 november 2017 tot aan de dag der algehele voldoening, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom
44 dagenhechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
 wijst af het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.A. van Hoof (voorzitter),
mr. Y. Cenik en mr. M.G.E. ter Hart, rechters,
in tegenwoordigheid van L.J.M. Visser, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op
29 november 2018.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [naam 4] van de politie Oost Nederland, district Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 2018305176, gesloten op 9 juli 2018 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte, p. 23 en proces-verbaal van verhoor van aangever p. 47-51.
3.Proces-verbaal van aangifte p. 24.
4.Proces-verbaal van bevindingen p. 27.
5.Proces-verbaal van verhoor van aangever p. 51.
6.Proces-verbaal van bevindingen, p. 55-56.
7.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] p. 175- 177.
8.Proces-verbaal van bevindingen, p. 56-57.
9.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , p. 175 -177.
10.PV verhoor [medeverdachte 1] , p. 480 en 485-486.
11.PV verhoor [medeverdachte 1] , p. 472.
12.PV verhoor [medeverdachte 1] , p. 498.
13.PV verhoor [medeverdachte 1] , p. 486.
14.PV verhoor [medeverdachte 1] , p. 498.
15.Proces-verbaal van bevindingen, p. 64 -66.
16.Proces-verbaal van bevindingen, p. 30.
17.De als bijlage gevoegde registratieformulier [hotelnaam] Hotel [plaats 2] , p. 34.
18.Proces-verbaal van bevindingen, p. 30.
19.Proces-verbaal van bevindingen, p. 61- 62.
20.Proces-verbaal van bevindingen, p. 395 - 396.
21.Rapport analyse gebruikte zendmasten, p. 223-226.
22.Proces-verbaal van bevindingen analyse historische verkeersgegevens, p. 201-203.
23.Rapport analyse gebruikte zendmasten p. 220 en 221.
24.Proces-verbaal van bevindingen vaststelling identiteit verdachte [medeverdachte 2] , p. 61 en proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 1] , p. 515.
25.Proces-verbaal aanvraag DNA-onderzoek sporen en benoeming DNA-deskundige, p. 410-411.
26.Rapport NFI, p. 412-416.