ECLI:NL:RBGEL:2018:506

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
2 februari 2018
Publicatiedatum
6 februari 2018
Zaaknummer
05/840260-16 en 05/841136-17 (ttz.gev.)
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 35-jarige man voor medeplichtigheid aan poging tot diefstal en poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen

Op 2 februari 2018 heeft de Rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, uitspraak gedaan in de zaak tegen een 35-jarige man uit 's-Hertogenbosch. De man is veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden met een proeftijd van 3 jaren, en een werkstraf van 100 uur. De veroordeling betreft medeplichtigheid aan poging tot diefstal en poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen. De feiten zijn gepleegd op 5 maart 2016 in Zaltbommel, waar de verdachte samen met medeverdachten heeft geprobeerd in te breken in een woning en goederen te stelen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de medeverdachten naar de plaats van het misdrijf heeft vervoerd en hen heeft afgezet. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van medeplegen, maar dat de verdachte wel medeplichtig was aan de gepleegde feiten. Daarnaast is de verdachte ook veroordeeld voor een poging tot diefstal van een strandbuggy op 15 oktober 2017 in Haaften, waarbij hij samen met anderen heeft geprobeerd de strandbuggy weg te nemen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van enkele andere tenlastegelegde feiten, maar heeft de medeplichtigheid aan de diefstallen bewezen verklaard. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de eerdere veroordelingen van de verdachte en de ernst van de feiten.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/840260-16 en 05/841136-17 (ttz.gev.)
Datum uitspraak : 2 februari 2018
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1982 te [geboorteplaats] , wonende te [adres 1] .
raadsman: mr. Y. Taghi, advocaat te Waardenburg.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 19 januari 2018.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
(ten aanzien van de zaak onder parketnummer 05/840260-16)
1.
hij op of omstreeks 05 maart 2016 te Zaltbommel ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning aan de [adres 2] weg te nemen geld en/of goederen, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld en/of goederen onder zijn/haar/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming, over een schutting en/of toegangspoort aan de achterzijde van die woning is/zijn geklommen en/of heeft/hebben getracht een achterdeur en/of een schuifpui van die woning te forceren, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] op of omstreeks 05 maart 2016 te Zaltbommel ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning aan de [adres 2] weg te nemen geld en/of goederen, geheel of ten dele toebehorende aan
[slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld en/of goederen onder zijn/haar/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming, over een schutting en/of toegangspoort aan de achterzijde van die woning is/zijn geklommen en/of heeft/hebben getracht een achterdeur en/of een schuifpui van die woning te forceren, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
tot het plegen van welk misdrijf verdachte toen daar opzettelijk behulpzaam is geweest door die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] in zijn personenauto te vervoeren naar en van de plaats van voornoemd misdrijf;
2.
hij op of omstreeks 05 maart 2016 te Zaltbommel tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een (niet afgesloten) garage van de woning de [adres 2] aldaar heeft weggenomen een takkenschaar (merk [merk 1] ) en/of een hakbijl (merk [merk 2] ), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders;
althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling leidt:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] op of omstreeks 05 maart 2016 te Zaltbommel tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een (niet afgesloten) garage van de woning de [adres 2] aldaar heeft weggenomen een takkenschaar (merk [merk 1] ) en/of een hakbijl (merk [merk 2] ), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders,
tot het plegen van welk misdrijf verdachte toen daar opzettelijk behulpzaam is geweest door die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] in zijn personenauto te vervoeren naar en van de plaats van voornoemd misdrijf;
(ten aanzien van de zaak onder parketnummer 05/841136-17)
hij op of omstreeks 15 oktober 2017 te Haaften, gemeente Neerijnen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een zwarte strandbuggy (merk [merk 3] , type [type] , kenteken [kenteken] ), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, en zich daarbij de toegang tot die/dat voornoemde strandbuggy te verschaffen en/of die/dat weg te nemen strandbuggy onder zijn/hun bereid te brengen door middel van braak en/of verbreking
- een aanhanger heeft meegenomen naar de kas waarin de zwarte strandbuggy stond en/of
  • het hangslot van de toegangsdeur van de kas kapot heeft geknipt en/of
  • de strandbuggy op de aanhanger heeft geplaatst,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

(ten aanzien van de zaak onder parketnummer 05/840260-16) [1]
De feiten 1 en 2
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 5 maart 2016 is in Zaltbommel door [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] getracht in te breken in een woning aan de [adres 2] met de bedoeling geld en/of goederen van hun gading, toebehorende aan [slachtoffer 1] , weg te nemen. Na over een schutting en/of toegangspoort aan de achterzijde van de woning te zijn geklommen is geprobeerd de schuifpui van die woning te forceren. [2]
Op 5 maart 2016 is door [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] weggenomen uit een niet afgesloten garage van de woning aan de [adres 2] een takkenschaar van het merk [merk 1] en een hakbijl van het merk [merk 2] . [3]
Verdachte heeft [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] in zijn personenauto vervoerd en in de nabijheid van de woning aan de [adres 2] afgezet, is vervolgens verder gereden en heeft op de [straatnaam 1] , in de directe omgeving van de [adres 2] , gewacht op hun terugkeer. [4]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat, voor wat betreft de feiten 1 en 2, wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde, het medeplegen van de diefstal en daartoe, kort zakelijk weergegeven, het volgende aangevoerd.
Medeverdachte [medeverdachte 2] verklaart dat hij van de bestuurder, verdachte, een bivakmuts moest opzetten welke bivakmuts al in de auto lag toen hij instapte. Ook zou de bestuurder, verdachte, boos zijn geweest toen men met maar één tas terugkwam bij de auto. Gelet op de wisselende verklaringen van verdachte is de officier van justitie van oordeel dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking. Verdachte heeft het drietal vervoerd, hen van bivakmutsen voorzien, een breekijzer beschikbaar gesteld en opdracht gegeven de bivakmuts te dragen. Ook diende men terug te komen met drie tassen.
Het standpunt van de verdediging
Dat verdachte de drie jongens heeft vervoerd en na de poging tot diefstal en diefstal heeft opgepikt staat niet ter discussie. Ook staat niet ter discussie dat het nodige in de kofferbak van de auto van verdachte is aangetroffen. Essentieel is of verdachte weet had van het plan van de drie jongens. De verdediging stelt zich op het standpunt dat verdachte daar geen weet van had en voert daar, kort zakelijk weergegeven, het volgende toe aan.
Verdachte is zwakbegaafd, meegaand en heel flexibel. Van een zekere jongen is hij een onzekere jongen geworden van wie misbruik wordt gemaakt. Verdachte heeft zijn vriend [medeverdachte 1] opgehaald en later de twee andere jongens, is naar de aangegeven locatie gereden waar het drietal is uitgestapt. Die bivakmuts vond verdachte raar, maar ook weer niet omdat het koud kon zijn. Gelet op dit alles is de verklaring van verdachte aannemelijk. Hij wist niet wat de anderen, eenmaal uitgestapt, gingen doen. Het is niet uitgesloten dat verdachte met een smoesje is meegenomen. Van een bewuste en nauwe samenwerking is geen sprake. Indien verdachte wel meegekregen heeft wat men van plan was, dan heeft hij slechts een ondergeschikte rol gehad, reden om te pleiten voor vrijspraak van de feiten 1 primair en 2 primair.
Voor wat betreft het onder 1 subsidiair en 2 subsidiair tenlastegelegde heeft de verdediging aangevoerd dat het alleen [medeverdachte 2] is die iets zegt over een mogelijke rol van verdachte en verdachte ontkent dat wat [medeverdachte 2] verklaart. Medeplichtigheid, in een ondergeschikte rol, zou bewezen kunnen worden.
Beoordeling door de rechtbank
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is van medeplegen. De enige aanwijzing in het dossier waaruit blijkt dat sprake is geweest van medeplegen is de verklaring van [medeverdachte 2] dat er iets is gezegd over “het gaat om drie toch?” en dat hij bij het uitstappen van de bestuurder, verdachte, opdracht zou hebben gekregen een bivakmuts op te zetten. Verdachte ontkent dit. Enig ander bewijsmiddel om de verklaring van [medeverdachte 2] te bevestigen zit niet in het dossier. Weliswaar legt [medeverdachte 2] , zoals door de officier van justitie opgemerkt, een voor hem belastende verklaring af, maar dat [medeverdachte 2] ten tijde van de poging tot inbraak en diefstal slechts op de uitkijk heeft gestaan, zoals hij zelf zegt, wordt weer weersproken door de verklaring van [medeverdachte 3] die verklaart dat zij met zijn drieën, [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en hijzelf, die diefstal en poging tot diefstal hebben gepleegd. De verklaringen van [medeverdachte 2] zijn dus niet erg betrouwbaar, waar hij de verantwoordelijkheid vooral op anderen probeert af te schuiven.
De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het 1 primair en 2 primair tenlastegelegde medeplegen.
Voor wat betreft de feiten 1 subsidiair en 2 subsidiair, de medeplichtigheid overweegt de rechtbank als volgt.
Dat verdachte het drietal heeft vervoerd en afgezet in de buurt van de woning staat vast. Ook staat vast dat verdachte het drietal van de plaats delict heeft vervoerd. Om tot een bewezenverklaring van medeplichtigheid te komen moet bewezen worden dat verdachte op het moment van het vervoeren “naar” de plaats van het misdrijf c.q. “van” de plaats van het misdrijf wetenschap moet hebben gehad van wat [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] gingen doen of hadden gedaan.
Verdachte verklaart dat op het moment dat het drietal uit zijn auto stapte, zij vertelden een maatje op te halen. Bij het uitstappen zag hij dat één van hen een bivakmuts meenam. Ook verklaart verdachte dat toen het drietal terugkwam met een tas, die in de kofferbak werd gelegd, hij vroeg wat dat was en te horen kreeg dat hem dat niets aanging. Vervolgens is verdachte weggereden. [5]
Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat niet uit te sluiten is dat verdachte gebruikt is en hij niet wist dat het drietal voornemens was te gaan inbreken. Dat verdachte dus wist dat het drietal zou gaan inbreken en hen “naar” de plaats delict heeft vervoerd acht de rechtbank niet bewezen. Dat ligt anders voor het vervoeren “van” de plaats delict. Wanneer midden in de nacht in een woonwijk drie personen uitstappen met de opmerking een maatje op te halen, één van hen een bivakmuts opzet en vervolgens terugkomen zonder dat maatje maar met een tas die in de kofferbak wordt gelegd en verdachte geen antwoord krijgt op zijn vraag wat er in die tas zit moet voor verdachte voldoende duidelijk zijn geweest dat het drietal net spullen heeft weggenomen. [6] Aangezien dit midden in de nacht in een woonwijk gebeurde en een van de verdachten een bivakmuts had opgezet, heeft verdachte op dat moment ook de aanmerkelijke kans aanvaard dat het om een woninginbraak ging. Door vervolgens weg te rijden met het drietal die kort daarvoor de tenlastegelegde feiten hadden gepleegd is verdachte medeplichtig aan die feiten door de daders “van” de plaats van het misdrijf te vervoeren.
(ten aanzien van de zaak onder parketnummer 05/841136-17) [7]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 15 oktober 2017 is te Haaften in de gemeente Neerijnen, getracht een zwarte strandbuggy van het merk [merk 3] , type [type] , kenteken [kenteken] , toebehorende aan [slachtoffer 2] , weg te nemen. De eigenaar, die gestommel en gerommel hoorde, zag op het moment dat hij kwam aanlopen twee personen wegrennen. Ook constateerde de eigenaar dat de toegangsdeur van de kas, waarin de Buggy gestald was vernield was en de Buggy op een niet aan hem toebehorende aanhanger was geplaatst. [8]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat het feit wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van poging tot diefstal door middel van braak.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. Er is onvoldoende wettig en overtuigend bewijs. Indien het proces-verbaal van bevindingen voor wat betreft de speurhond leidend is in deze dan blijkt dat de speurhond een spoor volgt tot aan een sloot. Verdachte is aan de overzijde van die sloot door de politie aangetroffen en enig onderzoek hoe verdachte aan de overzijde terecht is gekomen ontbreekt. Bovendien stopte de speurhond op een afstand van 10 meter van de plaats waar verdachte is aangetroffen en dat is nog binnen het snuffelgebied van de hond.
Verdachte kwam uit Haaften samen met een vriend en is op zeker moment uitgestapt om naar zijn broer te lopen. Het deel van de spanband die in de kleding van verdachte is aangetroffen is overal verkrijgbaar. Het betreft geen specifieke spanband die direct te herleiden is naar de door de politie aangetroffen spanband op de aanhanger. Er is geen enkele aanwijzing voor directe betrokkenheid van verdachte bij het feit. Het was stom toeval dat verdachte op dat moment daar was waar de politie hem heeft aangetroffen.
Beoordeling door de rechtbank
Op 15 oktober 2017 rond 13:44 uur kregen verbalisanten melding van het overlopen van inbrekers op de [straatnaam 2] te Haaften. Verbalisanten zijn ter plaatse gegaan en kregen te horen dat de twee mannen richting de dijk zouden zijn weggelopen richting de [straatnaam 3] te Haaften. Een van de verbalisanten, [verbalisant 1] , ging met de auto naar de genoemde weg en de andere verbalisant, [verbalisant 2] , ging te voet via de dijk en volgde het spoor dat door het gras zichtbaar was. [verbalisant 2] bleef het spoor volgen en kwam uit bij een woning. Dit was de woning op de kruising [straatnaam 3] met de [straatnaam 4] . Hij is de [straatnaam 4] opgelopen in de richting van Haaften. Dit betreft een dijk. Al lopend keek [verbalisant 2] in de struiken en zag na ongeveer 100 meter één persoon achter een boom zitten. Dichterbij gekomen, zag [verbalisant 2] dat deze persoon helemaal in elkaar gedoken zat en dat op het hoofd van deze persoon veel zweet zat. Nadat verdachte omstreeks 14:03 uur was aangehouden werd hij gefouilleerd en werd een gedeelte van een spanband, zwart met rood van kleur bij hem aangetroffen. [9]
Bovendien is het weinig interessant te weten hoe verdachte over de sloot is gekomen; gezwommen, gesprongen, gewaad?
De verdediging stelt voorts dat de speurhond op 10 meter van de plaats waar verdachte werd aangetroffen is gestopt en dat, zo begrijpt de rechtbank de stelling van de verdediging, verdachte toen had moeten worden ontdekt. Die veronderstelling van de verdediging is niet juist. Verdachte is omstreeks 14:03 uur aangehouden. De speurhond geleider is omstreeks 16:00 uur met zijn speurhond ter plaatse, ruim na de aanhouding van de verdachte. De speurhond werd opgezet vanaf het punt waar braakschade was te zien aan de kas en van waaruit getuigen de verdachten weg hadden zien rennen. De hond had direct een spoor te pakken en liep deze uit. Het spoor werd uitgelopen tot een sloot, gelegen naast de parallelweg van de [straatnaam 4] . Hij tekende bij de sloot, maar door de begroeiing was het voor de hond moeilijk om het spoor te blijven volgen. Later hoorde verbalisant van collega’s dat de aangehouden verdachte was aangehouden aan de overzijde van de sloot op ongeveer 10 meter vanaf waar de hond had getekend. [10]
Op de plaats delict werd de buggy, die men voornemens was te stelen, aangetroffen op een aanhanger. Ook werden 3 spanbanden, twee rood / zwart van kleur en één groen van kleur aangetroffen en inbeslaggenomen. [11] Tijdens de aanhouding van verdachte werd onder hem een ratel van en een deel van een spanband, zwart / rood van kleur aangetroffen en in beslag genomen. [12]
De spanbanden zoals bij de aanhanger zijn aangetroffen alsmede de spanband die onder verdachte in beslag zijn genomen, zijn met elkaar vergeleken. Geconstateerd werd dat beide spanbanden even breed waren, hetzelfde geweven waren en beiden zwart waren met in het midden een rode band. [13]
Verdachte verklaart dat hij met een vriend is meegereden naar Haaften, op zeker moment is uitgestapt om, over de dijk, naar zijn broer te lopen die woonachtig is in Haaften. Omdat hij teveel GHB had gebruikt en zich niet goed voelde is hij gaan zitten daar waar hij door de politie werd aangetroffen. De ratel van de spanband die bij verdachte is aangetroffen had hij toevallig nog in zijn zak omdat hij een paar dagen daarvoor oud ijzer had opgehaald.
Verdachte werd kort, ongeveer 20 minuten, na het overlopen door de aangever aangehouden in de buurt van de plaats delict. Een speurhond volgt vanaf de plaats delict een geurspoor tot op 10 meter van de plaats waar verdachte is aangehouden. Verdachte was op dat moment bezweet. De verklaring die verdachte heeft gegeven voor zijn aanwezigheid op die plek en voor het bij zich hebben van exact dezelfde soort spanband als die op de plaats delict is aangetroffen, vindt de rechtbank niet geloofwaardig. De rechtbank heeft op grond van de bewijsmiddelen de overtuiging dat het verdachte is geweest die samen met een ander heeft geprobeerd de strandbuggy weg te nemen, is gevlucht en vervolgens door de politie op heterdaad is aangehouden.

3. Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
(ten aanzien van de zaak onder parketnummer 05/840260-16)
1.
[medeverdachte 1] en
/of[medeverdachte 2] en
/of[medeverdachte 3] op
of omstreeks05 maart 2016 te
Zaltbommel ter uitvoering van het door verdachten voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging
met een of meer anderen, althans alleen,met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
in/uit een woning aan de [adres 2] weg te nemen geld en
/ofgoederen,
geheel of ten deletoebehorende aan [slachtoffer 1] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededadersen zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen
en/of die/dat weg te nemen geld en/of goederen onder zijn/haar/hun bereik te brengendoor middel van braak en
/of verbreking en/ofinklimming, over een schutting
en/of toegangspoort aan de achterzijde van die woning
is/zijn geklommen en
/of heeft/hebben getracht een achterdeur en/of een schuifpui van die woning te forceren, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
tot het plegen van welk misdrijf verdachte toen daar opzettelijk behulpzaam is geweest door die [medeverdachte 1] en
/of[medeverdachte 2] en
/of[medeverdachte 3] in zijn personenauto te vervoeren
naar envan de plaats van voornoemd misdrijf;
2.
[medeverdachte 1] en
/of[medeverdachte 2] en
/of[medeverdachte 3] op
of omstreeks05 maart 2016 te Zaltbommel tezamen en in vereniging
met een of meer anderen, althans alleen,met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
in/uit een
(niet afgesloten
)garage van de woning de [adres 2] aldaar heeft weggenomen een takkenschaar (merk [merk 1] ) en
/ofeen hakbijl (merk [merk 2] ),
in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [slachtoffer 1] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders,
tot het plegen van welk misdrijf verdachte toen daar opzettelijk behulpzaam is geweest door die [medeverdachte 1] en
/of[medeverdachte 2] en
/of[medeverdachte 3] in zijn personenauto te vervoeren
naar envan de plaats van voornoemd misdrijf;
(ten aanzien van de zaak onder parketnummer 05/841136-17)
hij op
of omstreeks15 oktober 2017 te Haaften, gemeente Neerijnen, tezamen en in vereniging met een
of meerander
en, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een zwarte strandbuggy (merk [merk 3] , type [type] , kenteken [kenteken] ),
in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [slachtoffer 2] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders,en zich daarbij de toegang tot die
/datvoornoemde strandbuggy te verschaffen
en/of die/dat weg te nemen strandbuggy onder zijn/hun bereid te brengendoor middel van braak
en/of verbreking
- een aanhanger heeft meegenomen naar de kas waarin de zwarte strandbuggy stond en
/of
  • het hangslot van de toegangsdeur van de kas kapot heeft geknipt en
  • de strandbuggy op de aanhanger heeft geplaatst,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
(ten aanzien van de zaak onder parketnummer 05/840260-16)
Ten aanzien van feit 1 subsidiair:
Medeplichtigheid aan poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak en inklimming.
Ten aanzien van feit 2 subsidiair:
Medeplichtigheid aan diefstal door twee of meer verenigde personen.
(ten aanzien van de zaak onder parketnummer 05/841136-17)
Poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak.

5.De strafbaarheid van het feit

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van de tenlastegelegde feiten 1 primair, 2 primair onder parketnummer 05840260-16 en het feit onder parketnummer 05/841136-17 zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar alsmede de bijzondere voorwaarden meldplicht en ambulante behandeling. Voorts vordert de officier van justitie een werkstraf voor de duur van 160 uur subsidiair 80 dagen hechtenis onvoorwaardelijk alsmede verbeurdverklaring van het beslag.
Het standpunt van de verdediging
Uitgaande van medeplichtigheid voor wat betreft de feiten gepleegd op 5 maart 2016 en het feit gepleegd op 15 oktober 2017 is de verdediging van oordeel dat een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf, korter dan door de officier van justitie geëist, eventueel in combinatie met een werkstraf passend is. Verdachte is beperkt en heeft hulp nodig.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 7 december 2017;
- een tweetal rapporten van de reclassering, gedateerd 19 december 2017 en 5 januari 2018;
De rechtbank overweegt als volgt.
Verdachte is eerder, 31 oktober 2016, veroordeeld ter zake het onder meer plegen van vermogensdelicten. Ondanks die eerdere veroordeling pleegt verdachte op 15 oktober 2017 wederom een vermogensdelict.
Daarnaast is hij medeplichtig aan twee andere vermogensdelicten. Weliswaar heeft verdachte hierbij een ondergeschikte rol gespeeld, dat neemt niet weg dat mede door zijn hulp anderen in de gelegenheid zijn gesteld weg te komen van de plaats waar zij hadden ingebroken.
Met name woninginbraken zijn ernstige delicten. Iedereen behoort zich in zijn eigen woning veilig te kunnen voelen. Door in te breken wordt op ernstige wijze inbreuk gemaakt op het woonrecht en gevoel van veiligheid.
Gelet op de bewezenverklaarde feiten is de rechtbank van oordeel dat als uitgangspunt een gevangenisstraf een passende straf is.
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat in dit geval volstaan kan worden met een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf. Daarbij zal de rechtbank de door de reclassering voorgestelde bijzondere voorwaarden opleggen omdat de rechtbank, gelet op de over verdachte opgemaakte rapportage, van oordeel is dat verdachte hulp en begeleiding nodig heeft om hem ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat ter vergelding een werkstraf op zijn plaats is. Omdat de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt dan de officier van justitie zal de duur daarvan naar beneden toe worden bijgesteld.
Nu de inbeslaggenomen voorwerpen zijn gebruikt bij het plegen van strafbare feiten, zal de rechtbank, zoals de officier van justitie heeft gevorderd, deze verbeurd verklaren.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 27, 33, 33a, 45, 48, 57, 63, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart niet bewezen dat verdachte het 1 primair en 2 primair tenlastegelegde onder parketnummer 05/840260-16 heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden.
 bepaalt, dat deze gevangenisstraf
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarde(n) voor het einde van de proeftijd die op drie jaren wordt bepaald;
 de algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- zijn medewerking zal verlenen aan het door de Reclassering Nederland te houden toezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
 de bijzondere voorwaarde(n) dat de veroordeelde:
- zich binnen twee dagen na de uitspraak zal melden op het volgende adres van verslavingsreclassering Novadic-Kentron: Rompertsebaan 12, 5231 GS ’s-Hertogenbosch, telefoonnummer 073-6409696. Hierna moet veroordeelde zich blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- indien de toezichthouder het noodzakelijk en/of wenselijk vindt, hij ambulant wordt behandeld voor zijn middelengebruik waarbij veroordeelde op basis van een gedragsaanwijzing kan worden aangemeld bij de Verslavingszorg van Novadic-Kentron;
- zich laat behandelen door het FACT-team van IrisZorg, of een soortgelijke zorgverlener gespecialiseerd in LVG-problematiek, te bepalen door de reclassering. De focus dient daarbij te liggen op de delict gerelateerde factoren: huisvesting, het sociale netwerk en financiën. De toezichthouder meldt veroordeelde aan bij de zorgverlener en bewaakt de overgang van de huidige zorgverlener Linc naar Zorg naar nieuwe zorgverlener. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
- geeft opdracht aan de Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde(n) en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden (artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht).
 een
werkstraf gedurende 100 (eenhonderd) urenmet bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 50 (vijftig) dagen.
 beveelt dat voor de tijd die door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van de werkstraf in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf 6 (zes) uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht.

Verklaart verbeurdde inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten: 3 bivakmutsen; handschoenen, een breekijzer, snoeischaren, spanbanden en aanhanger.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y.H.M. Marijs, voorzitter, mr. F.J.H. Hovens en mr. S.H. Keijzer, rechters, in tegenwoordigheid van R. van Dijk, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 2 februari 2018.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door een verbalisant van de politie Oost Nederland, district Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2016110468, gesloten op 11 mei 2016 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Een proces-verbaal van aangifte, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 1] (pag. 7 e.v.); een proces-verbaal van bevindingen (pag. 22 e.v.); een proces-verbaal verhoor verdachte, inhoudende de verklaring van [medeverdachte 2] (pag. 103 e.v.); een proces-verbaal verhoor verdachte, inhoudende de verklaring van [medeverdachte 3] (pag. 180 e.v.);
3.Een proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer 1] (pag. 12 e.v.); een proces-verbaal van bevindingen (pag. 22 e.v.); een proces-verbaal verhoor verdachte, inhoudende de verklaring van [medeverdachte 3] (pag. 180 e.v.);
4.Een proces-verbaal verhoor getuige [getuige] (pag. 16 e.v.), de verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 19 januari 2018; een proces-verbaal van bevindingen (pag. 18 e.v.);
5.Verklaring verdachte ter terechtzitting d.d. 19 januari 2018;
6.Een proces-verbaal verhoor getuige [getuige] (pag. 16 e.v.);
7.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door een verbalisant van de politie Oost Nederland, district Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2017477845, gesloten op 18 oktober 2017 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
8.Een proces-verbaal van aangifte, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 2] (pag. 3 e.v.); een proces-verbaal van aanhouding (pag. 18 e.v.);
9.Een proces-verbaal van aanhouding (pag. 18 e.v.);
10.Een proces-verbaal van bevindingen (pag. 15 e.v.);
11.Een Kennisgeving van inbeslagneming (pag. 41);
12.Een Kennisgeving van inbeslagneming (pag. 37);
13.Een proces-verbaal van bevindingen (pag. 13);