ECLI:NL:RBGEL:2018:5047

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
20 november 2018
Publicatiedatum
26 november 2018
Zaaknummer
AWB - 18 _ 4202
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van Wnb-vergunning voor uitbreiding veestapel in het kader van de Wet Natuurbescherming

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Gelderland op 20 november 2018 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van de Wet Natuurbescherming. Verzoekers, vertegenwoordigd door mr. V. Wösten, hebben beroep ingesteld tegen een besluit van het college van gedeputeerde staten van Gelderland, dat op 4 oktober 2017 een vergunning heeft verleend aan [vergunninghouder] voor de uitbreiding van een kalver- en paardenhouderij. De verzoekers hebben de voorzieningenrechter verzocht om schorsing van deze vergunning, omdat zij van mening zijn dat de vergunde situatie leidt tot een toename van depositie op hexagonen waarvoor meer dan 60% van de ontwikkelingsruimte is toegedeeld.

De voorzieningenrechter heeft de zaak zonder zitting behandeld, nadat zowel verzoekers als verweerder toestemming hadden gegeven voor een uitspraak zonder zitting. In zijn overwegingen verwijst de voorzieningenrechter naar een eerdere uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 9 maart 2018, waarin criteria zijn uiteengezet voor het treffen van een voorlopige voorziening ten aanzien van Wnb-vergunningen die zijn verleend onder het Programma Aanpak Stikstof.

De voorzieningenrechter concludeert dat de vergunning voor de uitbreiding van de veestapel van [vergunninghouder] schorsing behoeft, omdat de vergunde situatie nog niet volledig is gerealiseerd en er een significante toename van depositie kan plaatsvinden. De voorzieningenrechter heeft het verzoek van de verzoekers toegewezen, de vergunning geschorst en verweerder veroordeeld in de proceskosten van verzoekers, vastgesteld op € 501. Tevens is bepaald dat verweerder het door verzoekers betaalde griffierecht van € 338 dient te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 18/4202

uitspraak van de voorzieningenrechter van

op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoeker 1], te [woonplaats],

[verzoeker 2], te [woonplaats], verzoekers
(gemachtigde: mr. V. Wösten),
en

het college van gedeputeerde staten van Gelderland, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 4 oktober 2017 heeft verweerder aan [vergunninghouder] een vergunning verleend zoals bedoeld in artikel 2.7, tweede en derde lid, van de Wet Natuurbescherming (Wnb-vergunning).
Verzoekers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld (17/5754). Verzoekers hebben de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Bij brief van 13 augustus 2018 heeft verweerder toestemming gegeven om uitspraak te doen zonder zitting.
Bij brief van 15 augustus 2018 hebben verzoekers toestemming gegeven.
[vergunninghouder] heeft zich niet als derde-partij gesteld.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter doet uitspraak zonder zitting.
2. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
3. In de uitspraak van 9 maart 2018, ECLI:NL:RVS:2018:795, rechtsoverweging 8.4, heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uiteengezet in welke gevallen aanleiding bestaat tot het treffen van een voorlopige voorziening ten aanzien van Wnb-vergunningen die zijn verleend met toepassing van het Programma Aanpak Stikstof 2015-2021 en de daarbij behorende regelgeving die vanaf
1 juli 2015 van kracht is.
4. Verzoekers hebben onder verwijzing naar die uitspraak verzocht de Wnb-vergunning voor de (kalver- en paarden-)houderij van [vergunninghouder] aan de [locatie] te [woonplaats] te schorsen. Uit informatie van verweerder leiden verzoekers af dat de vergunde situatie leidt tot een toename van depositie op hexagonen waarvoor meer dan 60% van de ontwikkelingsruimte in segment 2 is toegedeeld en dat de vergunde situatie niet is gerealiseerd.
5. Bij brief van 13 augustus 2018 heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat de vergunning voor schorsing in aanmerking komt.
6. De Wnb-vergunning voor de (kalver- en paarden-)houderij aan de [locatie] te [woonplaats] voorziet in een uitbreiding van het bedrijf en een toename van de veestapel. Deze uitbreiding leidt tot een toename van depositie waarvoor bij de Wnb-vergunning ontwikkelingsruimte is toegedeeld. Uit informatie die het college heeft verstrekt volgt dat de depositietoename onder meer plaatsvindt op een aantal hexagonen waarvoor meer dan 60% van de beschikbare ontwikkelingsruimte in segment 2 is uitgegeven. De vergunde situatie is volgens het college nog niet volledig gerealiseerd. Er zijn 490 dieren aanwezig in de categorie “vleeskalveren tot circa 8 maanden”, waar de vergunning 577 stuks toestaat en er zijn 22 dieren aanwezig in de categorie “volwassen paarden (3 jaar en ouder)”. De vergunning staat op dit punt 51 dieren toe. Gelet op het in rechtsoverweging 8.4 van de uitspraak van 9 maart 2018, ECLI:NL:RVS:2018:795 overwogene ziet de voorzieningenrechter aanleiding de vergunning te schorsen voor zover die een verdere uitbreiding van de hiervoor beschreven veestapel van 490 dieren in de categorie “vleeskalveren tot circa 8 maanden” en 22 dieren in de categorie “volwassen paarden (3 jaar en ouder)” mogelijk maakt.
7. Het verzoek dient als kennelijk gegrond te worden toegewezen. De voorzieningenrechter ziet aanleiding de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen.
8. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, bepaalt de voorzieningenrechter dat verweerder aan verzoekers het door hen betaalde griffierecht vergoedt.
9. De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de door verzoekers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 501 (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, met een waarde per punt van € 501 en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter
schorst het besluit 4 oktober 2017, voor zover de daarbij verleende vergunning een verdere uitbreiding van de hiervoor beschreven veestapel van 490 dieren in de categorie “vleeskalveren tot circa 8 maanden” en 22 dieren in de categorie “volwassen paarden (3 jaar en ouder)” mogelijk maakt;
veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekers ten bedrage van € 501;
gelast dat verweerder het door verzoekers betaalde griffierecht van € 338 aan hen vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.M. Vogel, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.G.J. Litjens, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op:
griffier
voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.