ECLI:NL:RBGEL:2018:5046

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
20 november 2018
Publicatiedatum
26 november 2018
Zaaknummer
AWB - 18 _ 4201
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van Wnb-vergunning voor melkrundveehouderij in het kader van Programma Aanpak Stikstof

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Gelderland op 20 november 2018 uitspraak gedaan over verzoeken om een voorlopige voorziening met betrekking tot Wnb-vergunningen die zijn verleend aan een melkrundveehouderij. De verzoekers, vertegenwoordigd door mr. V. Wösten, hebben bezwaar gemaakt tegen de vergunningen die op 12 juni en 14 september 2017 zijn verleend door het college van gedeputeerde staten van Gelderland. Deze vergunningen zijn verleend onder de Wet Natuurbescherming en zijn gerelateerd aan het Programma Aanpak Stikstof (PAS). De verzoekers hebben de voorzieningenrechter verzocht om schorsing van de vergunningen, omdat zij van mening zijn dat de vergunde situatie leidt tot een toename van depositie op hexagonen waarvoor meer dan 60% van de ontwikkelingsruimte is toegewezen.

De voorzieningenrechter heeft de zaak zonder zitting behandeld, nadat zowel de verzoekers als de verweerder toestemming hebben gegeven om uitspraak te doen zonder mondelinge behandeling. In zijn overwegingen heeft de voorzieningenrechter verwezen naar een eerdere uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 9 maart 2018, waarin criteria zijn uiteengezet voor het treffen van voorlopige voorzieningen in vergelijkbare zaken. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de vergunde situatie nog niet volledig is gerealiseerd en dat de uitbreiding van de veestapel leidt tot een toename van depositie die niet in overeenstemming is met de geldende regelgeving.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter besloten om de vergunningen te schorsen voor zover deze een verdere uitbreiding van de veestapel mogelijk maken. Tevens heeft de voorzieningenrechter bepaald dat de verweerder de proceskosten van de verzoekers dient te vergoeden en het door hen betaalde griffierecht moet terugbetalen. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 18/4201

uitspraak van de voorzieningenrechter van

op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoeker 1], te [woonplaats],

[verzoeker 2], te [woonplaats], verzoekers
(gemachtigde: mr. V. Wösten),
en

het college van gedeputeerde staten van Gelderland, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 12 juni 2017 heeft verweerder aan de [vergunninghouder] een vergunning verleend zoals bedoeld in artikel 2.7, tweede en derde lid, van de Wet Natuurbescherming (Wnb-vergunning). Bij besluit van 14 september 2017 heeft verweerder een gelijkluidende vergunning verleend. Bij besluit van 6 oktober 2017 heeft verweerder deze vergunningen gerectificeerd.
Verzoekers hebben tegen de besluiten van 12 juni 2017 en 14 september 2017 beroep ingesteld (17/3569 en 17/5753). Verzoekers hebben de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De beroepen en het verzoek om voorlopige voorziening zijn van rechtswege mede gericht tegen de rectificatie van 6 oktober 2017.
Bij brief van 13 augustus 2018 heeft verweerder toestemming gegeven om uitspraak te doen zonder zitting.
Bij brief van 15 augustus 2018 hebben verzoekers toestemming gegeven.
De [vergunninghouder] heeft zich niet als derde-partij gesteld.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter doet uitspraak zonder zitting.
2. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
3. In de uitspraak van 9 maart 2018, ECLI:NL:RVS:201 8:795, rechtsoverweging 8.4, heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uiteengezet in welke gevallen aanleiding bestaat tot het treffen van een voorlopige voorziening ten aanzien van Wnb-vergunningen die zijn verleend met toepassing van het Programma Aanpak Stikstof 2015-2021 en de daarbij behorende regelgeving die vanaf
1 juli 2015 van kracht is.
4. Verzoekers hebben onder verwijzing naar die uitspraak verzocht de Wnb-vergunning voor de melkrundveehouderij van [vergunninghouder] aan de [locatie] in [woonplaats] te schorsen. Uit informatie van verweerder leiden verzoekers af dat de vergunde situatie leidt tot een toename van depositie op hexagonen waarvoor meer dan 60% van de ontwikkelingsruimte in segment 2 is toegedeeld en dat de vergunde situatie niet is gerealiseerd.
5. Bij brief van 13 augustus 2018 heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat de vergunning voor schorsing in aanmerking komt.
6. De Wnb-vergunning voor de melkveehouderij aan de [locatie] in [woonplaats] voorziet in een uitbreiding van het bedrijf en een toename van de veestapel. Deze uitbreiding leidt tot een toename van depositie waarvoor bij de Wnb-vergunning ontwikkelingsruimte is toegedeeld. Uit informatie die het college heeft verstrekt volgt dat de depositietoename onder meer plaatsvindt op een aantal hexagonen waarvoor meer dan 60% van de beschikbare ontwikkelingsruimte in segment 2 is uitgegeven. De vergunde situatie is volgens het college nog niet volledig gerealiseerd. Er zijn 106 dieren aanwezig in de categorie “melk- en kalfkoeien ouder dan 2 jaar”, waar de vergunning 290 stuks toestaat en er zijn 74 dieren aanwezig in de categorie “vrouwelijk jongvee tot 2 jaar” waar de vergunning 185 dieren toestaat. Gelet op het in rechtsoverweging 8.4 van de uitspraak van 9 maart 2018, ECLI:NL:RVS:2018:795 overwogene ziet de voorzieningenrechter aanleiding de vergunning te schorsen voor zover die een verdere uitbreiding van de hiervoor beschreven veestapel van 106 dieren in de categorie “melk- en kalfkoeien ouder dan 2 jaar” en 74 dieren in de categorie “vrouwelijk jongvee tot 2 jaar” mogelijk maakt.
7. Het verzoek dient als kennelijk gegrond te worden toegewezen. De voorzieningenrechter ziet aanleiding de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen.
8. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, bepaalt de voorzieningenrechter dat verweerder aan verzoekers het door hen betaalde griffierecht vergoedt.
9. De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de door verzoekers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 501 (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, met een waarde per punt van € 501 en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter;
schorst de besluiten van 12 juni 2017 en 14 september 2017 en de rectificatie van 6 oktober 2018, voor zover in de daarbij verleende vergunning meer wordt toegestaan dan 106 dieren in de categorie “melk- en kalfkoeien ouder dan 2 jaar” en 74 dieren in de categorie “vrouwelijk jongvee tot 2 jaar”;
veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekers ten bedrage van € 501;
gelast dat verweerder het door verzoekers betaalde griffierecht van € 338 aan hen vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.M. Vogel, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.G.J. Litjens, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op:
griffier
voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.