In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Gelderland op 20 november 2018 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van de Wet Natuurbescherming (Wnb). Verzoekers, vertegenwoordigd door mr. V. Wösten, hebben beroep ingesteld tegen een besluit van het college van gedeputeerde staten van Gelderland, dat op 9 juni 2017 een vergunning had verleend aan een vergunninghouder voor een veehouderij. De verzoekers hebben de voorzieningenrechter verzocht om schorsing van deze vergunning, omdat zij van mening zijn dat de vergunde situatie leidt tot een toename van depositie op hexagonen waarvoor meer dan 60% van de ontwikkelingsruimte in segment 2 is toegedeeld.
De voorzieningenrechter heeft de zaak zonder zitting behandeld, nadat zowel verzoekers als verweerder toestemming hadden gegeven om uitspraak te doen zonder mondelinge behandeling. In zijn overwegingen heeft de voorzieningenrechter verwezen naar een eerdere uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 9 maart 2018, waarin criteria zijn uiteengezet voor het treffen van voorlopige voorzieningen met betrekking tot Wnb-vergunningen die zijn verleend onder het Programma Aanpak Stikstof.
De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de vergunning voor de melkveehouderij aan de [locatie] in [woonplaats] schorsing behoeft, voor zover deze een verdere uitbreiding van de veestapel van 336 dieren in de categorie “vleeskalveren” mogelijk maakt. De voorzieningenrechter heeft het verzoek als kennelijk gegrond toegewezen en verweerder veroordeeld in de proceskosten van verzoekers, vastgesteld op € 501, en gelast dat het door verzoekers betaalde griffierecht van € 338 aan hen wordt vergoed. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.