Op 20 november 2018 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening met betrekking tot een Wnb-vergunning. Verzoekers, vertegenwoordigd door mr. V. Wösten, hebben bezwaar gemaakt tegen de vergunning die aan een derde-partij is verleend door het college van gedeputeerde staten van Gelderland. De vergunning betreft een uitbreiding van een melkveehouderij, wat volgens de verzoekers leidt tot een toename van depositie op hexagonen waarvoor meer dan 60% van de ontwikkelingsruimte is toegewezen. De verzoekers hebben de voorzieningenrechter verzocht om de vergunning te schorsen, verwijzend naar een eerdere uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 9 maart 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:795).
De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de vergunning voor schorsing in aanmerking komt en heeft het verzoek toegewezen. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de vergunde situatie nog niet volledig is gerealiseerd en dat er een risico bestaat dat de uitbreiding van de veestapel leidt tot een onaanvaardbare toename van depositie. De voorzieningenrechter heeft de vergunning voor de uitbreiding van de veestapel van 780 dieren in de categorie "melk- en kalfkoeien ouder dan 2 jaar" en de uitbreiding met dieren in de categorie "vrouwelijk jongvee tot 2 jaar" geschorst.
Daarnaast heeft de voorzieningenrechter bepaald dat verweerder de proceskosten van de verzoekers, ter hoogte van € 501, dient te vergoeden, evenals het door hen betaalde griffierecht van € 338. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.