ECLI:NL:RBGEL:2018:4945

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
16 november 2018
Publicatiedatum
16 november 2018
Zaaknummer
AWB - 18 _ 2099
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering omgevingsvergunning voor het kappen van een beuk op basis van de Bomenverordening gemeente Renkum

In deze zaak hebben eisers, voorafgaand aan de aankoop van hun woning, geïnformeerd bij de Omgevingsdienst Regio Arnhem (ODRA) of voor het kappen van een beuk op hun erf een vergunning nodig was. Aanvankelijk werd hen meegedeeld dat dit niet het geval was, maar later bleek dat een vergunning wel vereist was. De aanvraag voor de vergunning werd echter geweigerd op basis van artikel 5 van de Bomenverordening gemeente Renkum 2009, dat de voorwaarden voor het verlenen van een vergunning voor het kappen van bomen regelt. De rechtbank moest beoordelen of er sprake was van 'aantoonbaar onevenredige overlast', een criterium dat verweerder beoordelingsruimte biedt. Verweerder erkende dat er gerechtvaardigd vertrouwen was gewekt bij eisers, maar stelde dat het algemeen belang van het behoud van de boom zwaarder woog dan de belangen van eisers. De rechtbank oordeelde dat het vertrouwensbeginsel niet zo ver strekt dat gerechtvaardigde verwachtingen altijd moeten worden nagekomen, maar dat de belangen van eisers in deze situatie wel degelijk meegewogen moesten worden. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eisers gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg verweerder op om binnen tien weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de rechtbank ook de proceskosten en het griffierecht aan eisers toekende.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 18/2099

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 november 2018

in de zaak tussen

[naam 1] en [naam 2] te [woonplaats] , eisers

(gemachtigde: mr. M.E. Bosman),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Renkumte Oosterbeek, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 16 oktober 2017 heeft verweerder het verzoek van eisers tot verlening van een omgevingsvergunning ten behoeve van het kappen van een boom afgewezen.
Bij besluit van 14 maart 2018 heeft verweerder het bezwaar van eisers ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 oktober 2018. Eisers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door M. Beumer.

Overwegingen

Vaststaande feiten
1. Eisers hebben voorafgaande aan de koop van de woning aan de [adres 1] te [woonplaats] bij de Omgevingsdienst Regio Arnhem (verder: ODRA) geïnformeerd of voor het kappen van de beuk die op het erf van de woning staat een vergunning nodig is. Dat was niet het geval, aldus een medewerker van ODRA in een e-mail van 11 april 2017. Later heeft deze medewerker eisers in een e-mail van 24 augustus 2018 meegedeeld dat er toch een vergunning nodig was en dat deze naar het zich liet aanzien op grond van de Bomenverordening zal worden geweigerd.
Eisers hebben vervolgens een vergunning aangevraagd, die bij het besluit van 16 oktober 2017 is geweigerd. Het tegen dit besluit door eisers gemaakte bezwaar is ongegrond verklaard.
Standpunt verweerder
2. Verweerder heeft zich in het bestreden besluit, in overeenstemming met het advies van de Commissie voor de bezwaarschriften van de gemeente Renkum van 15 januari 2018, op het standpunt gesteld dat geen sprake is van onevenredige overlast. Weliswaar is het aan verweerder toe te rekenen gerechtvaardigde vertrouwen gewekt dat geen vergunning nodig was, maar dit niet leidt tot het alsnog verlenen van de vergunning omdat het algemeen belang van het behoud van de boom prevaleert boven de belangen van eisers. In de bijlage bij het primaire besluit heeft verweerder overwogen dat er door de standplaats ten noorden van de woning en het aanwezig zijn van open plekken rondom de woning, geen sprake is van onevenredige overlast ten aanzien van lichtbeperking die kap rechtvaardigen.
Standpunt eisers
3. Eisers betogen kort samengevat dat zij wel overlast hebben, dat de toezegging bovendien gehonoreerd had moeten worden en dat zij hebben gehandeld naar aanleiding van de toezegging, omdat zij anders de woning niet of voor een lager bedrag zouden hebben gekocht en bovendien kosten hebben gemaakt voor dunning om nog enig zonlicht in de tuin te krijgen.
Beoordeling door de rechtbank
4.1.
Op de zitting is door partijen bevestigd dat niet in geschil is dat voor het kappen van deze beuk een omgevingsvergunning nodig is. Verweerder heeft in het bestreden besluit door het overnemen van het advies van de Commissie voor de bezwaarschriften erkend dat sprake is van aan verweerder toe te rekenen gerechtvaardigd vertrouwen dat geen vergunning nodig was voor het kappen van de betreffende beuk. Verweerder heeft hierover in het verweerschrift en op de zitting een ander standpunt ingenomen, maar dit andere standpunt zal de rechtbank gelet op het bestreden besluit buiten beschouwing laten. Eisers hebben onweersproken gesteld dat zij de woning niet of tegen een andere prijs zouden hebben gekocht als het vertrouwen niet zou zijn gewekt. Met dat oog hebben zij voor de koop de vraag naar de vergunningsplicht gesteld. In reactie op die vraag is de ongeclausuleerde mededeling gekomen dat geen vergunningsplicht geldt voor het kappen van de boom.
4.2.
Het vertrouwensbeginsel strekt niet zo ver dat gerechtvaardigde verwachtingen altijd moeten worden nagekomen. Er kunnen belangen aanwezig zijn die zwaarder wegen dan het belang van eisers en het honoreren van het bij hen opgewekte vertrouwen.
4.3.
Artikel 5 van de Bomenverordening gemeente Renkum 2009 (Bomenverordening) bevat de voorwaarden waaronder een vergunning voor het kappen van een boom kan en moet worden verleend. [1] Deze bepaling geeft zelf geen ruimte voor een belangenafweging. Verweerder heeft aan de weigering ten grondslag gelegd dat de boom geen aantoonbaar onevenredige overlast veroorzaakt. Het criterium ‘aantoonbaar onevenredige overlast’ biedt verweerder beoordelingsruimte. Bij de beoordeling of sprake is van aantoonbaar onevenredige overlast dient verweerder de gewekte gerechtvaardigde verwachtingen te betrekken.
4.5.
Op de zitting is namens verweerder bevestigd dat verweerder geen beleidsregels heeft vastgesteld ten aanzien van artikel 5 van de Bomenverordening. Met de vermelding van de term ‘kapbeleid’ in het verweerschrift heeft verweerder beoogd te verwijzen naar de Bomenverordening. Of sprake is van onevenredige overlast beoordeelt verweerder van geval tot geval. In het in het bestreden besluit overgenomen advies van de Commissie voor de bezwaarschriften is vermeld dat sprake is van een zwaarder wegend belang, te weten het algemeen belang van het behoud van de boom,
4.6.
Met de enkele stelling dat sprake is van een zwaarder wegend belang, is geen sprake van een deugdelijke beoordeling van de evenredigheid van de overlast. Verweerder kan die beoordeling vormgeven door bij de invulling van het begrip onevenredige overlast mee te wegen dat eisers de woning hebben aangeschaft en betrokken nadat het gerechtvaardigde vertrouwen was gewekt dat de boom gekapt mocht worden. Dit gegeven kan eerder dan in het algemeen tot de conclusie leiden dat sprake is onevenredigheid van de overlast. Eisers ervaren overlast in de vorm van het ontnemen van uitzicht en het ontnemen van licht, waardoor er ook bijna geen vegetatie in de achtertuin aanwezig is, en het blokkeren van regenval. Eisers hebben ook nog aangegeven dat van de beuken aan de [adres 2] er vele als gevolg van woning- en scholenbouw zijn gekapt. Tegenover deze aspecten kan verweerder het algemeen belang van het behoud van de boom stellen. Mocht verweerder dat belang doorslaggevend achten, dan zal hij dat uitdrukkelijk moeten motiveren.
Conclusies
5. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit wegens strijd met de artikelen 3:4 en 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht. Verweerder zal een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van tien weken.
6. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eisers het door hen betaalde griffierecht vergoedt. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eisers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1004,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen tien weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 170,- aan eisers te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 1004,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.P.C.G. Derksen, rechter, in tegenwoordigheid van R. van Diest, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op: 16 november 2018
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Artikel 5 van de Bomenverordening gemeente Renkum 2009, zoals gewijzigd in 2016, luidt: