ECLI:NL:RBGEL:2018:4936

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
16 november 2018
Publicatiedatum
16 november 2018
Zaaknummer
05/820086-17
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling politieman voor verkeersongeval met zwaar letsel

Op 16 november 2018 heeft de Rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, uitspraak gedaan in de zaak tegen een politieman die betrokken was bij een ernstig verkeersongeval op 1 mei 2017 in Apeldoorn. De verdachte, die met een opvallende politiebus op weg was naar een melding, reed door een rood verkeerslicht en botste tegen twee overstekende fietsers. Eén van de fietsers raakte ernstig gewond, met onder andere een bekkenfractuur en hersenletsel. De rechtbank oordeelde dat de politieman aanmerkelijk onvoorzichtig had gereden door niet goed op te letten en met een te hoge snelheid de kruising op te rijden, ondanks dat hij blauwe zwaailichten voerde. De rechtbank hield rekening met de goede intenties van de verdachte, die op weg was om een collega te assisteren, maar concludeerde dat zijn rijgedrag niet in overeenstemming was met de verkeersregels en de gedragscode voor politievoertuigen. De rechtbank veroordeelde de verdachte tot een werkstraf van 60 uur en een voorwaardelijke rijontzegging van 6 maanden, met een proeftijd van 1 jaar. De uitspraak is gedaan in tegenspraak en is gebaseerd op de artikelen 14a, 14b, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/820086-17
Datum uitspraak : 16 november 2018
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1970 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] , [woonplaats] .
raadsman: mr. N.P. van Dijk , advocaat te Amersfoort.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting
van 2 november 2018.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Primair
hij op of omstreeks 1 mei 2017 te Apeldoorn in de gemeente Apeldoorn, als
verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig,
(bedrijfsauto, opvallend politievoertuig), komende uit de richting van de
Baron Sloetkade en/of gaande in de richting van de kruising van de wegen, de
Deventerstraat en de Noorderlaan, daarmee rijdende op de weg, de
Deventerstraat, zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft
gereden, hierin bestaande dat verdachte, terwijl het zich voor die kruising bevindende en in zijn, verdachtes rijrichting gekeerde verkeerslicht, rood licht uitstraalde, inhoudende: "Stop", voor en/of bij het oprijden van voormelde kruising niet of in onvoldoende
mate heeft gekeken en/of is blijven kijken of zich verkeer op die kruising
bevond en/of ter hoogte van voormelde kruising zijn, verdachtes snelheid niet, althans in
onvoldoende mate heeft verminderd en/of aangepast(aan de situatie en/of
plaatselijke omstandigheden) en/of in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet de snelheid van dat door hem, verdachte bestuurde
motorrijtuig (personenauto) zodanig heeft geregeld dat hij, verdachte in
staat was dat motorrijtuig (personenauto) tot stilstand te brengen binnen de
afstand waarover hij, verdachte die weg (de Deventerstraat) en/of die kruising kon overzien en waarover deze/die vrij was/waren en/of in strijd met het gestelde onder "8 gedragscode bestuurder" van voertuigen van de Brancherichtlijn Verkeer Politie 2014, voormelde kruising niet met gepaste snelheid is opgereden en/of niet is gestopt en/of, -terwijl hij dat rode
verkeerslicht negeerde, niet de snelheid heeft teruggebracht tot een snelheid
van maximaal 20 kilometer per uur-, doch met een snelheid, ongeveer tussen de
67 en 87 kilometer per uur, die kruising is op- en/of overgereden en/of is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met twee over die weg (de Noorderlaan) en/of die kruising rijdende, toen voor hem, verdachte van rechts dicht genaderd zijnde fietsen en/of de bestuurders van die fietsen, ten gevolge waarvan die bestuurders ten val zijn gekomen, en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer 1] ) zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel
werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
Subsidiair
hij op of omstreeks 1 mei 2017 te Apeldoorn in de gemeente Apeldoorn, als
bestuurder van een motorrijtuig, (bedrijfsauto, opvallend politievoertuig),
komende uit de richting van de Baron Sloetkade en/of gaande in de richting
van de kruising van de wegen, de Deventerstraat en de Noorderlaan, daarmee
heeft gereden op de weg, de Deventerstraat en terwijl het zich voor die kruising bevindende en in zijn, verdachtes rijrichting gekeerde verkeerslicht, rood licht uitstraalde, inhoudende: "Stop", ter hoogte van voormelde kruising zijn, verdachtes snelheid niet, althans in
onvoldoende mate heeft verminderd en/of aangepast(aan de situatie en/of
plaatselijke omstandigheden) en/of in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet de snelheid van dat door hem, verdachte bestuurde
motorrijtuig (personenauto) zodanig heeft geregeld dat hij, verdachte in
staat was dat motorrijtuig (personenauto) tot stilstand te brengen binnen de
afstand waarover hij, verdachte die weg (de Deventerstraat) en/of die kruising kon overzien en waarover deze/die vrij was/waren en/of in strijd met het gestelde onder "8 gedragscode bestuurder" van voertuigen van de Brancherichtlijn Verkeer Politie 2014, voormelde kruising niet met gepaste snelheid is opgereden en/of niet is gestopt en/of, -terwijl hij dat
rode verkeerslicht negeerde, niet de snelheid heeft teruggebracht tot een
snelheid van maximaal 20 kilometer per uur-, doch met een snelheid, ongeveer
tussen de 67 en 87 kilometer per uur, die kruising is op- en/of overgereden
en/of is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met twee over die weg (de
Noorderlaan) en/of die kruising rijdende, toen voor hem, verdachte van rechts
dicht genaderd zijnde fietsen en/of de bestuurders van die fietsen, ten
gevolge waarvan die bestuurders ten val zijn gekomen, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 1 mei 2017 reed verdachte in een opvallend politievoertuig (een politiebus) op de Deventerstraat in Apeldoorn. Verdachte kwam uit de richting van de Baron Sloetkade en reed in de richting van de kruising met de Noorderlaan. Voor die kruising staat een verkeerslicht. Bij het oprijden van de kruising is verdachte tegen twee fietsers die van rechts vanaf de Noorderlaan de kruising opreden, gebotst. [2] Eén van de fietsers, [slachtoffer 1] , liep daarbij een bekkenfractuur, gebroken rib, klaplong en licht hersenletsel op. [3]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastelegde feit, in die zin dat verdachte volgens de officier van justitie zeer onvoorzichtig en onachtzaam heeft gereden.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit vrijspraak voor het primair en subsidiair ten laste gelegde. Zij voert met betrekking tot het primair ten laste gelegde aan dat verdachte een spoedrit had en juist alles heeft gedaan wat menselijkerwijs mogelijk was om daarbij geen ongelukken te veroorzaken. Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde wordt aangevoerd dat deze gedragingen van verdachte geen concreet gevaar hebben opgeleverd. Het ongeval is gebeurd ondanks zijn oplettendheid als ervaren en goed opgeleide politieambtenaar.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of er sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW94. Daarvoor moet – volgens vaste rechtspraak – in ieder geval sprake zijn van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. Daarbij geldt dat in zijn algemeenheid niet valt aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor bewezenverklaring van schuld in vorenbedoelde zin. Gekeken moet worden naar het geheel van gedragingen van verdachte, naar de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en voorts naar de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan. Daarnaast geldt dat niet enkel uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW94.
Verdachte heeft verklaard dat hij over de portofoon een melding over een aanrijding met letsel kreeg en hij hoorde dat daar al een motorrijder heen werd gestuurd. Hij vroeg daarna aan de meldkamer of het goed was als hij daar ook heen zou rijden. Hoewel hij geen toestemming had van de meldkamer om optische signalen te gebruiken, zette hij toch bij een tweetal kruisingen kort zijn blauwe zwaailichten aan. Omdat er al een ander politievoertuig onderweg was, was het voor hem niet noodzakelijk om heel snel bij de aanrijding te zijn. [4]
Met betrekking tot het verkeerslicht op de kruising Deventerstraat-Noorderlaan heeft verdachte ten tijde van zijn verhoor bij de politie als volgt verklaard:
“Het verkeer voor rechtdoor kon doorrijden toen ik aan kwam rijden. Het verkeerslicht sprong op rood. Er reed nog en auto voor mij en ik dacht om daar achter aan te rijden. Het andere verkeer van kruisende wegen kon daar nog niet zijn dacht ik. (…)
(vraag: wat was voor jou de reden niet te stoppen voor het rode verkeerslicht. Antwoord verdachte):
Ik wilde zo spoedig mogelijk bij het verkeersongeval zijn waar de melding over kwam” . [5]
Zowel slachtoffer [slachtoffer 1] als slachtoffer [slachtoffer 2] hebben verklaard dat zij pas overstaken toen het verkeerslicht voor hun op groen sprong. [6]
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank bewezen dat verdachte door rood is gereden. Aan de verklaring van verdachte ter zitting, dat hij (samengevat) niet door rood heeft gereden, gaat de rechtbank voorbij.
In de Brancherichtlijn Verkeer Politie 2014 staat onder “8 Gedragscode bestuurder voertuigen” het volgende:
“het naderen en oversteken van kruispunten gebeurt met aangepaste snelheid. Bij het oprijden van het kruisingsvlak dient de bestuurder van het voorrangsvoertuig ervan uit te gaan dat andere weggebruikers hem net hebben opgemerkt en hem dus mogelijk niet voor laten gaan. Daarom wordt zonodig gestopt. (…) het negeren van een rood verkeerslicht gebeurt met een snelheid van maximaal 20 kilometer per uur”.
Uit deze brancherichtlijn volgt dat een politievoertuig met optische en geluidssignalen (pas dán wordt het een voorrangsvoertuig) slechts met maximaal 20 km/h een rood verkeerslicht mag negeren. Dat betekent dat een bestuurder van een niet voorrangsvoertuig – zoals verdachte, nu hij alleen (overigens zonder toestemming) optische signalen voerde – nog meer veiligheid in acht dient te nemen bij het naderen/passeren van een rood verkeerslicht.
Als onderdeel van de Verkeersongevallenanalyse is de Unfalldatenspeicher van de politiebus waarin verdachte op het moment van het ongeval reed uitgelezen. Dat is een registratiedrager in de auto die bepaalde voertuigbewegingen achteraf zichtbaar maakt. Uit het uitlezen van die data is gebleken dat de auto van verdachte op 3 seconden voor de noodremming- en botsfase nog 67 kilometer per uur reed. [7] Uit die gegevens leidt de rechtbank af dat verdachte in ieder geval met een aanzienlijk hogere snelheid dan 20 kilometer per uur de kruising is opgereden.
Op foto’s die ter terechtzitting door de verdediging zijn overgelegd, is zichtbaar dat fietsers die staan te wachten voor het stoplicht op de bewuste kruising gedeeltelijk aan het zicht van op de Deventerstraat rijdende auto’s worden onttrokken door het verkeerslicht en een boom. [8]
Verdachte heeft daarbij verklaard dat hij bekend was met de situatie ter plaatse [9] en hij kon dus, zo concludeert de rechtbank, weten dat aan de rechterzijde van de weg, bij het verkeerslicht slecht zichtbare fietsers konden staan.
Samenvattend concludeert de rechtbank dat verdachte in strijd met de daarvoor geldende voorschriften met een te hoge snelheid en blauwe zwaailichten voerend, zonder voldoende naar rechts te kijken of daar fietsers stonden en de rijbaan zouden oversteken, door rood licht de kruising is opgereden, terwijl het voorts voor hem niet noodzakelijk was om snel bij de melding te zijn waarnaar hij op weg was. Hierbij gaat de rechtbank wel uit van het maken van een inschattingsfout door een politieambtenaar die gewoon zijn taak om hulp te verlenen op dat moment wilde uitvoeren en dacht juist te handelen. Naar het oordeel van de rechtbank is dit rijgedrag te kwalificeren als aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994.
Het letsel dat slachtoffer [slachtoffer 1] als gevolg van het ongeluk heeft opgelopen is gelet op de aard ervan als zwaar lichamelijk letsel aan te merken.
De rechtbank acht het primair ten laste gelegde feit dan ook bewezen.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks1 mei 2017 te Apeldoorn in de gemeente Apeldoorn, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, (bedrijfsauto, opvallend politievoertuig), komende uit de richting van de Baron Sloetkade en
/ofgaande in de richting van de kruising van de wegen, de Deventerstraat en de Noorderlaan, daarmee rijdende op de weg, de Deventerstraat,
zeer, althansaanmerkelijk, onvoorzichtig en onoplettend
en/of onachtzaamheeft gereden, hierin bestaande dat verdachte, terwijl het zich voor die kruising bevindende en in zijn, verdachtes rijrichting gekeerde verkeerslicht, rood licht uitstraalde, inhoudende: "Stop", voor en/of bij het oprijden van voormelde kruising niet of in onvoldoende mate heeft gekeken en
/ofis blijven kijken of zich verkeer op die kruising bevond en
/ofter hoogte van voormelde kruising zijn, verdachtes snelheid
niet, althansin onvoldoende mate heeft verminderd en
/ofaangepast
(aan de situatie en/of plaatselijke omstandigheden) en/
ofin strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet de snelheid van dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig
(personenauto)zodanig heeft geregeld dat hij, verdachte in staat was dat motorrijtuig
(personenauto)tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij, verdachte die weg (de Deventerstraat) en
/ofdie kruising kon overzien en waarover deze
/dievrij was
/warenen
/ofin strijd met het gestelde onder "8 gedragscode bestuurder" van voertuigen van de Brancherichtlijn Verkeer Politie 2014, voormelde kruising niet met gepaste snelheid is opgereden en
/ofniet is gestopt en
/of,-terwijl hij dat rode verkeerslicht negeerde, niet de snelheid heeft teruggebracht tot een snelheid van maximaal 20 kilometer per uur-,
doch met een snelheid, ongeveer tussen de 67 en 87 kilometer per uur, die kruising is op- en/of overgeredenen
/ofis gebotst tegen,
althans in aanrijding is gekomen mettwee over die
weg (de Noorderlaan) en/of diekruising rijdende, toen voor hem, verdachte van rechts dicht genaderd zijnde fietsen
en/of de bestuurders van die fietsen, ten gevolge waarvan die bestuurders ten val zijn gekomen, en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer 1] ) zwaar lichamelijk letsel
of zodanig lichamelijk letselwerd toegebracht,
dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot het verrichten van 80 uren werkstraf subsidiair 40 dagen hechtenis, en voorts tot oplegging van een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op het blanco uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 13 september 2018 (verdachte heeft geen “strafblad”).
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft een aanmerkelijke verkeersfout begaan waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Hij heeft voorts onvoldoende acht geslagen op de voor hem als politieman in het verkeer geldende voorschriften. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan. Juist van een politieambtenaar mag worden verwacht dat hij de veiligheid van anderen in acht neemt.
De rechtbank houdt er in het voordeel van verdachte rekening mee dat verdachte meeleeft met het slachtoffer en contact met hem heeft gehouden om van zijn gezondheidstoestand op de hoogte te blijven wat het slachtoffer goed heeft gedaan, zo blijkt uit diens schriftelijke verklaring. De rechtbank houdt ook rekening met de goede intenties van verdachte, die op weg was naar een ongeval om een collega te assisteren.
De rechtbank heeft ook acht geslagen op de straffen die in een voorkomend geval plegen te worden opgelegd bij dit soort feiten; de rechtbank acht een matiging van grofweg 50% op zijn plaats, gelet op voormelde feiten en omstandigheden.
Alles in aanmerking genomen acht de rechtbank een werkstraf voor de duur van 60 uur en een voorwaardelijke rijontzegging van 6 maanden op zijn plaats. De rechtbank ziet geen reden een langere proeftijd op te leggen dan een jaar.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
werkstraf gedurende 60 (zestig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 30 dagen;
 ontzegt verdachte ten aanzien van het
bewezen verklaardede
bevoegdheid motorrijtuigente besturen voor de duur van
6 (zes) maanden;
 bepaalt dat deze bijkomende straf
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een
proeftijd van 1 jaaraan een strafbaar feit schuldig heeft gemaakt.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J. Ouweneel (voorzitter), mr. W. Bruins en mr. S. Boot, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.T.P.M. van Aarssen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 16 november 2018.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] van de politie Eenheid Oost Nederland, Eenheidsstaf, afdeling VIK opgemaakte proces-verbaal, nummer C5-05-17, gesloten op 25 augustus 2017 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal verhoor [slachtoffer 1] , p. 33-34; verklaring verdachte ter terechtzitting.
3.Medische verklaring, p. 97-99.
4.Proces-verbaal verhoor verdachte, p. 90-91.
5.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 91-92.
6.Proces-verbaal van verhoor [slachtoffer 1] , p. 33; proces-verbaal van verhoor [slachtoffer 2] , p. 29
7.Proces-verbaal VerkeersOngevallenAnalyse (UDS analyse), p. 80.
8.Foto’s kruising Deventerstraat-Noorderlaan.
9.Verklaring verdachte ter terechtzitting.