3.8De slotsom is dat bovenstaand betoog van eiseres dat geen overtreding is begaan op geen enkel onderdeel kan slagen. De rechtbank is van oordeel dat zowel artikel 40, tweede lid, als artikel 84, eerste lid, van de Geneesmiddelenwet is overtreden. Verweerder is dus bevoegd om een boete op te leggen.
4. Eiseres betoogt dat zij niet als overtreder kan worden aangemerkt omdat zij de overtredingen niet feitelijk heeft begaan. Zij heeft de zoektermen niet bedacht. De overtredingen kunnen niet aan haar worden toegerekend.
De rechtbank oordeelt als volgt. Door reclame te maken via Google Adwords neemt eiseres een zeker risico. Dat zij zich daarvan bewust was blijkt wel uit de voorzorgsmaatregelen die zij, naar zij zelf zegt, heeft genomen om te verhinderen dat haar beide producten in verband werden gebracht met geneesmiddelen. Kennelijk waren deze maatregelen onvoldoende. Zodoende kon het gebeuren dat beide producten zich als geneesmiddelen presenteerden. Dat is eiseres te verwijten. Daarom kan zij worden aangemerkt als overtreder. Uit artikel 84 van de Geneesmiddelenwet volgt bovendien niet dat alleen strafbaar is gesteld handelingen van eiseres waarmee zij het oogmerk had om haar producten als geneesmiddelen aan te prijzen. Onder de delictsomschrijving van deze bepaling valt ook het onvoldoende instrueren van AdBirds of het onvoldoende toezien op de reclameactiviteiten van AdBirds. Daarvan is hier kennelijk sprake. Daardoor heeft het kunnen gebeuren dat de producten, naar zeggen van eiseres onbedoeld, als geneesmiddel werden gepresenteerd. Dat beide producten op de eigen website van eiseres niet als geneesmiddel worden gepresenteerd maar als voedingssupplement leidt niet tot een ander oordeel. Google biedt immers een zelfstandige mogelijkheid om reclame te maken.
5. Eiseres betoogt dat de boetes onevenredig zijn. Zij betoogt dat er een aantal omstandigheden is om de boete te matigen. Bovendien is er sprake van een samenloop van sancties, althans aan een daaraan gelijk te stellen situatie. Tenslotte wijst eiseres er op dat de termijn van dertien weken als genoemd in artikel 5:51 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de redelijke termijn van artikel 6 EVRM is overschreden.
De rechtbank oordeelt als volgt. Verweerder heeft de hoogte van de boetes bepaald in overeenstemming met de Beleidsregels bestuurlijke boete Minister VWS. Daarbij is onder meer rekening gehouden met tal van omstandigheden, zoals de omvang en de duur alsmede het bereik van de overtreding. Ook de grootte van de onderneming is van belang. Dat verweerder de hoogte van het boetebedrag bij ondernemingen vanaf 91 en meer medewerkers niet meer differentieert, is niet onredelijk. De omstandigheden die eiseres aanvoert zijn geen van alle aanleiding voor de rechtbank om de boete te matigen. Wel is het zo dat er sprake is van een zekere samenloop. Beide overtredingen vloeien immers voort uit het intypen van medische zoektermen waardoor de producten zich aandienen als geneesmiddelen. Deze omstandigheid levert twee overtredingen op. Toch is dat geen reden voor de rechtbank om de boete te matigen. Beide overtredingen zijn duidelijk van elkaar te onderscheiden. Het is mogelijk dat slechts één van beide (reclameverbod) is begaan.
De dertienwekentermijn genoemd in artikel 5:51 van de Awb is een termijn van orde. Aan overschrijding van deze termijn zijn geen consequenties verbonden. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding de boetes te matigen vanwege het schenden van deze termijn.
De redelijke termijn van artikel 6 EVRM is eveneens overschreden. Deze termijn is aangevangen met de brief van verweerder van 7 mei 2015 waarin een voornemen tot boeteoplegging kenbaar is gemaakt. Dat betekent dat de redelijke termijn van twee jaar nadat het voornemen kenbaar is gemaakt met 18 maanden is overschreden. Daarom zal de rechtbank de opgelegde boetes matigen, en wel met 5% per half jaar, met een maximum van € 5000 voor elk half jaar. Dat betekent dat de boete van € 116.666 met € 15.000 en de boete van € 46.666 met € 6999 zal worden verminderd
6. Het beroep is daarom gegrond. De beslissing op bezwaar zal worden vernietigd, de rechtbank zal het boetebesluit wijzigen en het boetebedrag vaststellen op respectievelijk
€ 101.666 en € 39.667.
Verweerder zal in de proceskosten van het beroep worden veroordeeld als na te melden. Geen veroordeling volgt in de proceskosten van het bezwaar. De oorzaak van de wijziging van het boetebesluit is namelijk van na de beslissing op bezwaar.