ECLI:NL:RBGEL:2018:4856

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
12 november 2018
Publicatiedatum
9 november 2018
Zaaknummer
AWB - 18 _ 2636
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om schadevergoeding en beoordeling van onrechtmatig handelen door de Belastingdienst/Toeslagen

In deze zaak heeft eiser, die zorgtoeslagen heeft aangevraagd over de jaren 2008 tot en met 2012, een verzoek om schadevergoeding ingediend bij de Belastingdienst/Toeslagen. Dit verzoek werd afgewezen, waarop eiser bezwaar maakte. Het bezwaar werd ongegrond verklaard, waarna eiser beroep instelde bij de rechtbank. De rechtbank Gelderland heeft op 12 november 2018 uitspraak gedaan in deze zaak. De rechtbank oordeelde dat de Belastingdienst/Toeslagen terecht het verzoek om schadevergoeding had afgewezen, omdat er geen sprake was van onrechtmatig handelen. De rechtbank overwoog dat de mogelijkheid om beroep in te stellen tegen besluiten inzake schadevergoeding bij onrechtmatige besluiten was vervallen en dat de wetgeving omtrent schadevergoeding van toepassing was. Eiser stelde dat de terugvordering van de toeslag onterecht was verrekend met de lopende zorgtoeslag, wat volgens hem schade had veroorzaakt. De rechtbank concludeerde echter dat de verrekening niet onrechtmatig was en dat er geen aanleiding was voor schadevergoeding. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 18/2636

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 novemer 2018

in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser,

en

Belastingdienst/Toeslagen te Utrecht, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 21 november 2017 (het primaire besluit) heeft verweerder het verzoek om schadevergoeding van eiser afgewezen.
Tegen dit besluit heeft eiser bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 16 april 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 oktober 2018. Eiser is verschenen, vergezeld door [naam] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door
A.A. Wubs.

Overwegingen

1. Als gevolg van de inwerkingtreding op 1 juli 2013 van artikel I van de Wet nadeelcompensatie en schadevergoeding bij onrechtmatige besluiten (Wns) is de mogelijkheid van het instellen van beroep tegen besluiten inzake vergoeding van schade wegens onrechtmatig bestuurshandelen vervallen en vervangen door de mogelijkheid om de rechtbank te verzoeken om een schadevergoeding wegens voor zover hier relevant onrechtmatige besluiten (titel 8.4 van de Algemene wet bestuursrecht; hierna Awb). Artikel V, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wns bepaalt dat titel 8.4 niet van toepassing is op schade, veroorzaakt door besluiten of andere handelingen van de Belastingdienst/Toeslagen. Op grond van artikel V, tweede lid, van de Wns blijft het recht zoals dat gold voor het tijdstip waarop deze wet in werking is getreden, van toepassing op schade veroorzaakt door een besluit of andere handeling van de Belastingdienst/Toeslagen. Gelet op het voorgaande stond tegen het primaire besluit bezwaar open bij verweerder en staat tegen het bestreden besluit beroep open bij de rechtbank.
2. Eiser heeft over de jaren 2008 tot en met 2012 zorgtoeslagen aangevraagd. De toeslagen over 2010 tot en met 2012 zijn na vaststelling achtereenvolgens verlaagd en verhoogd. Eiser heeft een verzoek om schadevergoeding ingediend. Verweerder heeft eisers verzoek om schadevergoeding afgewezen omdat geen sprake is van onrechtmatig handelen of nalaten jegens eiser.
3. Eiser kan zich hiermee niet verenigen. Uit de stukken van eiser en de antwoorden van eiser op zitting leidt de rechtbank af dat hij van mening is dat verweerder onrechtmatig heeft gehandeld door de terugvordering van de toeslag te verrekenen met de lopende zorgtoeslag. Eiser vindt dat hij hierdoor schade heeft geleden, die verweerder naar zijn mening dient te vergoeden.
4. Verweerder stelt zich op het standpunt dat alleen grond bestaat voor een schadevergoeding indien sprake is van onrechtmatige gedragingen jegens eiser. Daarvan is volgens verweerder geen sprake omdat verweerder conform de wetgeving heeft gehandeld. Verweerder mocht – zo is uiteengezet op de zitting – ondanks het verleende uitstel van betaling van de toeslagenschuld overgaan tot verrekening van de toeslagenschuld met uitbetalingen.
5. In deze zaak dient de rechtbank te beoordelen of verweerder terecht geen aanleiding heeft gezien voor een toekenning van een schadevergoeding vanwege onrechtmatig handelen. Eiser kan alleen voor een schadevergoeding wegens onrechtmatig handelen in aanmerking komen indien sprake is van een daad van verweerder die onrechtmatig is, dat wil zeggen in strijd met een geschreven of ongeschreven rechtsnorm, welke onrechtmatige daad verweerder is toe te rekenen.
Verweerder heeft met de verrekening toepassing gegeven aan artikel 30 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen. Op grond van dit artikel is verweerder bevoegd tot verrekening van een door de belanghebbende verschuldigd bedrag aan terugvordering met een aan hem uit te betalen tegemoetkoming of voorschot of aan hem uit te betalen bedragen inkomstenbelasting, premie volksverzekeringen, en belastingrente begrepen in een aanslag of voorlopige aanslag inkomstenbelasting. Niet gebleken is dat de toepassing van dit artikel op onrechtmatige wijze heeft plaatsgevonden.
Dit leidt tot het oordeel dat geen sprake is van een onrechtmatig handelen van verweerder. Het verzoek van eiser om schadevergoeding is terecht afgewezen.
6. De rechtbank stelt vervolgens vast dat in het bestreden besluit is overwogen dat de verrekening niet zodanig onrechtmatig is dat deze een schadevergoeding rechtvaardigt. Deze motivering van het bestreden besluit strookt niet geheel met hetgeen onder 4 is vermeld. Omdat niet is gebleken dat eiser hierdoor in zijn belangen is geschaad, ziet de rechtbank ziet aanleiding om dit gebrek te passeren met toepassing van artikel 6:22 van de Awb.
7. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.P.C.G. Derksen, rechter, in tegenwoordigheid van
mr. R.G. van den Berg, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op: 12 november 2018
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.