ECLI:NL:RBGEL:2018:4831

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
12 november 2018
Publicatiedatum
9 november 2018
Zaaknummer
05/760138-16
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een militair wegens overtreding van veiligheidsprocedures met een dienstwapen

Op 12 november 2018 heeft de militaire kamer van de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte, een militair, die werd beschuldigd van het niet naleven van veiligheidsprocedures met haar dienstwapen, de Colt C7. De verdachte had op 30 augustus 2016, tijdens een wachtdienst bij het NATO hoofdkwartier in Brunssum, een geladen patroonhouder in haar wapen geplaatst zonder de vereiste veiligheidsmaatregelen te nemen. Dit leidde tot een schot dat gemeen gevaar voor personen en goederen veroorzaakte. De militaire kamer oordeelde dat de verdachte niet opzettelijk had gehandeld, maar wel in ernstige mate nalatig was geweest. De officier van justitie had een geldboete van € 400,00 geëist, maar de militaire kamer legde een hogere boete van € 750,00 op, rekening houdend met de ernst van de situatie en de achtergrond van de verdachte. De verdachte werd vrijgesproken van opzet, maar kreeg wel te maken met aanmerkelijke schuld door het niet opvolgen van het dienstvoorschrift.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/760138-16
Datum uitspraak : 12 november 2018
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige militaire kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1984 te [geboorteplaats] , wonende aan [adres] ,
raadsman: mr. S.M. Diekstra, advocaat te Leiden.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting
van 29 oktober 2018.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zij als militair, op of omstreeks 30 augustus 2016, te of nabij Brunssum, in elk geval in Nederland, opzettelijk, althans in ernstige mate nalatig het dienstvoorschrift VS 7-520 (dienstvoorschrift De Colt), waarin (onder meer) is voorgeschreven dat:
 personeel dat het geweer in gebruik of beheer heeft, op de hoogte moet zijn van de veiligheidsregels en er op toe moet zien dat deze worden nageleefd (paragraaf 3, algemene veiligheidsregels), en/of
 bij het ter hand nemen van het wapen de gebruiker eerst de veiligheidsmaatregelen dient te nemen (paragraaf 3, algemene veiligheidsregels), en/of
 voordat de veiligheidsmaatregelen worden genomen, het wapen behandeld moet worden alsof het geladen is, omdat uitwendig niet te zien is of het ontladen is (paragraaf 3, algemene veiligheidsregels), en/of
 wanneer de gebruiker niet overtuigd is van de toestand waarin zijn wapen verkeert (geladen, half geladen of ontladen), hij de veiligheidsmaatregelen moet nemen (paragraaf 3, algemene veiligheidsregels), en/of
 het verboden is zonder noodzaak op iemand te richten (paragraaf 3, algemene veiligheidsregels), en/of
 een geladen wapen altijd in een veilige richting moet wijzen (paragraaf 3, algemene veiligheidsregels),
niet heeft opgevolgd, hierin bestaande dat zij, verdachte, aldaar opzettelijk in het wachtgebouw van het NATO hoofdkwartier bij het overnemen van het dienstwapen (Colt C7) van haar collega [naam 1] het wapen in gebruik heeft genomen, zonder dat zij, verdachte, als gebruiker van dit wapen zich (voldoende) had overtuigd van de toestand waarin haar wapen verkeerde en/of zonder dat zij, verdachte, voor het in gebruik nemen van het wapen eerst de veiligheidsmaatregelen had genomen en/of dat zij, verdachte, voor het nemen van de veiligheidsmaatregelen/het verrichten van handelingen aan haar wapen (eerst) het patroonmagazijn in het wapen heeft geplaatst en/of zonder dat zij, verdachte, (vervolgens) bij het nemen van de veiligheidsmaatregelen het patroonmagazijn uit het wapen heeft genomen en/of zonder dat zij, verdachte, bij nemen van de veiligheidsmaatregelen/het verrichten van handelingen aan haar (inmiddels geladen) wapen het wapen in een veilige richting liet wijzen en/of dat zij, verdachte, zonder noodzaak het wapen heeft gericht, althans, in de richting van [naam 2] heeft gehouden en/of daarbij/daarna de trekker van dat wapen heeft overgehaald en/althans een schot met dat wapen heeft gelost terwijl daardoor gemeen gevaar voor personen, te weten de zich in de directe nabijheid van haar, verdachte, bevindende [naam 2] en/of [naam 1] en/of gemeen gevaar voor goederen, te weten de vloer van het wachtgebouw en/of een archiefkast en/of overige in de directe nabijheid van haar, verdachte bevindende goederen is ontstaan, althans te duchten was;
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Verdachte was op 30 augustus 2016 als militair ingedeeld bij de Nationale Reserve van de Koninklijke Landmacht. [2] Verdachte bevond zich op deze dag in het wachtgebouw van het Joint Force Command te Brussum [3] , zijnde een NATO hoofdkwartier, om aldaar een opgedragen wachtdienst uit te voeren. [4] Verdachte heeft een dienstwapen, Colt C7, overgenomen van haar collega [naam 1] (hierna: [naam 1] ). [5] [naam 1] heeft bij deze overdracht de patroonhouder uit het wapen gehaald, de afsluiter naar achter getrokken en hij heeft gezien dat de kamer leeg was. Daarna heeft hij afgedrukt. [naam 1] heeft het wapen open (met de spangreep in de achterste stand) aangeboden aan verdachte. [6] Verdachte heeft vervolgens het wapen overgenomen, open op de grond neergezet en de munitie samen met [naam 1] geteld. Hierna heeft verdachte de munitie terug in de patroonhouder gedaan. Verdachte heeft het wapen in gebruik genomen. Zij wilde toen beginnen met de veiligheidsmaatregelen. Zij heeft de gevulde patroonhouder in het wapen geplaatst. Zij heeft vervolgens de spangreep naar achteren gehaald en naar voren laten gaan, heeft de aandrukplunjer ingedrukt en het hulzengatdeksel gesloten. Daaropvolgend heeft zij afgedrukt en is er met dit wapen een schot gelost. [7] Ten tijde van het schot bevonden [naam 1] en [naam 2] (hierna: [naam 2] ) zich in dezelfde ruimte als verdachte. Verdachte heeft op de grond gericht. [8]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde waarbij verdachte in ernstige mate nalatig heeft gehandeld. Volgens de officier van justitie kan niet worden bewezen dat sprake is van opzet, zodat verdachte hiervan dient te worden vrijgesproken.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat verdachte integraal dient te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde. Er is geen sprake van (voorwaardelijk) opzet, dan wel ernstige nalatigheid bij het niet opvolgen van het dienstvoorschrift. Verdachte was namelijk voornemens de veiligheidsmaatregelen te nemen, maar is van de wijs gebracht door het plotselinge verzoek van [naam 1] om de patronen te tellen. Hierna heeft zij de patroonhouder geplaatst en de veiligheidshandelingen verricht. Er is derhalve sprake van aangeleerd routinematig gedrag
(skill-based behavior)dat is verstoord, dan wel gegijzeld door een andere routine
.De twee routines zijn onopgemerkt in elkaar overgegaan
(double capture slip). Op geen enkele wijze is verdachte nalatig/nonchalant geweest bij het verrichten van haar taak. Voorts was het wapen van verdachte in de veilige richting gericht.
De verdediging doet tot slot een voorwaardelijk verzoek tot het uitvoeren van een nieuwe reconstructie van het incident, die wel conform de verklaringen van de getuigen is.
Beoordeling door de militaire kamer
Niet opvolgen van het dienstvoorschrift
In het voorschrift VS 7-520 (hierna: het dienstvoorschrift), zoals dit ook van kracht was op 30 augustus 2016, is in hoofdstuk 3 bij de algemene veiligheidsregels het volgende – voor zover relevant – opgenomen:

personeel dat het geweer in gebruik of beheer heeft, moet op de hoogte zijn van de veiligheidsregels en er op toe zien dat deze regels nauwkeurig worden nageleefd.

bij het ter hand nemen van het wapen dient de gebruiker eerst de veiligheidsmaatregelen te nemen.

voordat de veiligheidsmaatregelen worden genomen, moet het wapen behandeld worden alsof het geladen is, omdat uitwendig niet te zien is of het ontladen is.

wanneer de gebruiker niet overtuigd is van de toestand waarin zijn wapen verkeert (geladen, half geladen of ontladen), moet hij de veiligheidsmaatregelen nemen.

(...)

het is verboden zonder noodzaak op iemand te richten.

een geladen wapen moet altijd in een veilige richting wijzen. [9]
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat zij het voornoemde dienstvoorschrift als zodanig niet kent, maar wel bekend is met de veiligheidsregels uit het dienstvoorschrift Handboek KL-Militair (hierna: het handboek). [10] De militaire kamer stelt vast dat de hiervoor opgenomen veiligheidsregels uit het dienstvoorschrift ook in het handboek zijn opgenomen. Gelet hierop is de militaire kamer van oordeel dat verdachte op de hoogte is van de veiligheidsregels uit het dienstvoorschrift.
Uit het dienstvoorschrift volgt dat verdachte bij het ter hand nemen van het wapen eerst de veiligheidsmaatregelen moest uitvoeren. Terwijl zij meende de veiligheidsmaatregelen uit te voeren heeft zij echter de handelingen uitgevoerd waardoor haar wapen is geladen.
Tevens volgt uit het dienstvoorschrift dat verdachte haar geladen wapen in een veilige richting moet wijzen en dat zij niet zonder noodzaak op iemand mag richten. Verdachte heeft verklaard dat zij haar wapen naar de grond heeft gericht [11] en dat [naam 2] zich vlakbij de plaats van de inslag bevond. Zij heeft ook verklaard dat er zich aan de andere kant van de ruimte een openbare ruimte bevond waar personen zouden kunnen lopen dan wel verblijven. Zij heeft er daarom bewust voor gekozen om niet die kant van de ruimte als veilige richting te nemen. [12] Verder was er in de ruimte een ontlaadpijp aanwezig. [13] Ter zitting heeft verdachte echter verklaard dat zij met de functie van de ontlaadpijp niet bekend was en dat zij de aanwezige ontlaadpijp niet als zodanig heeft herkend. Deze verklaring wordt door [naam 1] ondersteund. Ook [naam 1] heeft de muur recht tegenover de deur – de plaats waar verdachte het schot heeft gelost – als veilige richting beschouwd. Het was ook [naam 1] niet bekend hoe een ontlaadpunt, anders dan op de schietbaan, eruit ziet. [14] Verdachte verklaarde verder dat zij bovendien de wapenhandelingen enkel eerder buiten in het zand heeft geoefend. De militaire kamer is van oordeel dat alhoewel in dit geval de in de ruimte aanwezige ontlaadpijp de meest veilige richting zou zijn geweest, het verdachte niet is aan te rekenen dat zij hiervan geen gebruik heeft gemaakt.
Op grond van het vorenstaande concludeert de militaire kamer dat verdachte het dienstvoorschrift niet heeft opgevolgd door niet (op de juiste wijze) de veiligheidsmaatregelen te nemen maar juist het wapen te laden. De militaire kamer neemt hierbij in aanmerking dat het wapen technisch in orde was en er geen aanleiding is aan te nemen dat het wapen zonder de trekker aan te raken kon afgaan. [15]
Opzet of schuld?
De militaire kamer is, met de officier van justitie en de verdediging, van oordeel dat op grond van het procesdossier en het verhandelde ter zitting niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte opzettelijk, ook niet in voorwaardelijke zin, het dienstvoorschrift heeft overtreden. De militaire kamer zal verdachte hiervan vrijspreken.
De vraag die de militaire kamer vervolgens dient te beantwoorden is of het niet opvolgen van het dienstvoorschrift het gevolg is van een (ernstige) nalatigheid. De militaire kamer begrijpt deze formulering als een vorm van schuld in de gradaties ‘
aanmerkelijke schuld’dan wel ‘
grove schuld’en concludeert dat de opsteller van de tenlastelegging niet heeft beoogd de zwaarste schuldvorm ‘
roekeloosheid’ten laste te leggen.
Om tot een bewezenverklaring van ‘
schuld’in de zin van artikel 137 Wetboek van Militair Strafrecht (hierna: WMSr) te komen, is vereist dat verdachte zich zeer, althans aanmerkelijk oplettend, onvoorzichtig of onachtzaam heeft gedragen. Hiervoor geldt dat in ieder geval sprake moet zijn van een aanmerkelijke mate van (verwijtbare) onvoorzichtigheid. Bij de beoordeling hiervan komt het aan op het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Daarbij wordt opgemerkt dat niet enkel uit de ernst van de gevolgen van het incident kan worden afgeleid dat sprake is van schuld als bedoeld in artikel 137 WMSr.
Bij de beoordeling van de mate van schuld in deze strafzaak gaat de militaire kamer uit van het navolgende.
Verdachte heeft verklaard dat zij is opgeleid tot basisschutter. [16] Verdachte wilde de veiligheidsprocedure uitvoeren na de overdracht, maar is begonnen met het plaatsen van de gevulde patroonhouder in het wapen. Hierna heeft zij feitelijk de laadprocedure uitgevoerd en is er een schot afgegaan. In feite heeft verdachte niet de veiligheidsmaatregelen uitgevoerd maar is zij verdergegaan met een andere procedure. Verdachte heeft weliswaar verklaard afgeleid te zijn geweest door het verzoek van [naam 1] om de patronen te tellen, maar is zelf verder gegaan met het laden van het wapen. Verdachte is zich onvoldoende bewust geweest van de handelingen die zij op dat moment verrichtte. Zij was daarbij onvoldoende alert.
Naar het oordeel van de militaire kamer dient men als basisschutter in staat te zijn zelfstandig handelingen aan het wapen te kunnen verrichten. Verdachte was op de hoogte van het dienstvoorschrift en zij dient als professioneel wapendrager ook op de hoogte te zijn van de grote risico’s die voortvloeien uit het onjuist gebruik van een vuurwapen, zeker in de nabije aanwezigheid van andere personen. Met het desalniettemin veronachtzamen van deze veiligheidsregels is zij in ernstige mate nalatig geweest. Dit leidt tot de conclusie dat er sprake is van aanmerkelijke schuld.
Gemeen gevaar voor personen of goederen
Wat betreft de vraag of het ongewilde schot gemeen gevaar voor anderen en/of gemeen gevaar voor goederen oplevert overweegt de militaire kamer als volgt.
Verdachte bevond zich in een ruimte van 3 bij 4 meter. In dezelfde ruimte bevond zich een archiefkast, raam en een tafel met koffiezetapparaat. [17] [naam 2] stond vlakbij de plaats van de inslag. [18] Ook [naam 1] bevond zich in deze ruimte. [19] De militaire kamer overweegt dat in de ruimte waarin verdachte het schot heeft gelost sprake is van een harde ondergrond. [20] Door deze harde ondergrond bestaat het risico van ricocheren. Het is daarbij een feit van algemene bekendheid dat een afkaatsende kogel een ongecontroleerde richting aan kan nemen. Ter terechtzitting is door de raadsman van verdachte een plattegrond op schaal van de betreffende ruimte overgelegd. Hierop, en overigens ook op de plattegrond die door verbalisanten is opgemaakt, is te zien dat de in de ruimte aanwezig personen zich juist aan de kant van de schotinslag bevonden. De militaire kamer constateert dat de kogel richting [naam 2] en [naam 1] en de aanwezige goederen had kunnen ricocheren. Hierdoor is er sprake van gemeen gevaar voor zowel [naam 2] en [naam 1] , als voor goederen.
Voorwaardelijk verzoek
Ten aanzien van het voorwaardelijk verzoek van de verdediging om een nieuwe reconstructie uit te voeren is de militaire kamer – evenals de officier van justitie – van oordeel dat dit niet noodzakelijk is. Er is door de verdediging aangevoerd dat er verschillen zitten tussen de verklaringen van de getuigen en de tekening van de ruimte in het dossier. De militaire kamer is van oordeel, mede gezien de verklaring van verdachte ter terechtzitting dat zowel [naam 2] als [naam 1] vlakbij stonden er geen twijfel bestaat over de gevaarzetting betreffende deze twee personen. Dat de tekening op pagina 33 van het procesdossier niet op schaal is getekend, maakt dit niet anders. Temeer gezien de door de raadsman overgelegde tekening die wel op schaal is. Op basis van deze tekening, in combinatie met de getuigenverklaringen, is de onderlinge afstand voldoende duidelijk geworden. Om die reden wijst de militaire kamer het voorwaardelijk verzoek af.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de militaire kamer is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
zij als militair, op
of omstreeks30 augustus 2016, te
of nabijBrunssum
, in elk geval in Nederland, opzettelijk, althansin ernstige mate nalatig het dienstvoorschrift VS 7-520 (dienstvoorschrift De Colt), waarin
(onder meer
)is voorgeschreven dat:
 personeel dat het geweer in gebruik of beheer heeft, op de hoogte moet zijn van de veiligheidsregels en er op toe moet zien dat deze worden nageleefd (paragraaf 3, algemene veiligheidsregels), en
/of
 bij het ter hand nemen van het wapen de gebruiker eerst de veiligheidsmaatregelen dient te nemen (paragraaf 3, algemene veiligheidsregels), en
/of
 voordat de veiligheidsmaatregelen worden genomen, het wapen behandeld moet worden alsof het geladen is, omdat uitwendig niet te zien is of het ontladen is (paragraaf 3, algemene veiligheidsregels), en
/of
 wanneer de gebruiker niet overtuigd is van de toestand waarin zijn wapen verkeert (geladen, half geladen of ontladen), hij de veiligheidsmaatregelen moet nemen (paragraaf 3, algemene veiligheidsregels),
en/of

het verboden is zonder noodzaak op iemand te richten (paragraaf 3, algemene veiligheidsregels), en/of - een geladen wapen altijd in een veilige richting moet wijzen (paragraaf 3, algemene veiligheidsregels),
niet heeft opgevolgd, hierin bestaande dat zij, verdachte,
aldaar opzettelijkin het wachtgebouw van het NATO hoofdkwartier bij het overnemen van het dienstwapen (Colt C7) van haar collega [naam 1] het wapen in gebruik heeft genomen,
zonder dat zij, verdachte, als gebruiker van dit wapen zich (voldoende) had overtuigd van de toestand waarin haar wapen verkeerde en/ofzonder dat zij, verdachte, voor het in gebruik nemen van het wapen eerst de veiligheidsmaatregelen had genomen en
/ofdat zij, verdachte, voor het nemen van de veiligheidsmaatregelen/het verrichten van handelingen aan haar wapen (eerst) het patroonmagazijn in het wapen heeft geplaatst en
/ofzonder dat zij, verdachte, (vervolgens) bij het nemen van de veiligheidsmaatregelen het patroonmagazijn uit het wapen heeft genomen en
/of zonder dat zij, verdachte, bij nemen van de veiligheidsmaatregelen/het verrichten van handelingen aan haar (inmiddels geladen) wapen het wapen in een veilige richting liet wijzenen
/of dat zij, verdachte, zonder noodzaak het wapen heeft gericht, althans, in de richting van [naam 2] heeft gehoudenen
/of daarbij/daarna de trekker van dat wapen heeft overgehaald en
/althanseen schot met dat wapen heeft gelost terwijl daardoor gemeen gevaar voor personen, te weten de zich in de directe nabijheid van haar, verdachte, bevindende [naam 2] en
/of[naam 1] en
/ofgemeen gevaar voor goederen, te weten de vloer van het wachtgebouw en
/ofeen archiefkast en
/ofoverige in de directe nabijheid van haar, verdachte bevindende goederen is ontstaan, althans te duchten was;
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
als militair aan haar schuld te wijten zijn dat zij een dienstvoorschrift niet opvolgt, terwijl daardoor gemeen gevaar voor personen of goederen ontstaat.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot betaling van een geldboete ten bedrage van € 400,00, te vervangen door 8 dagen hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om rekening te houden met de gevolgen van een intrekking van de verklaring van geen bezwaar voor verdachte.
Beoordeling door de militaire kamer
De militaire kamer heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 4 oktober 2018.
De militaire kamer overweegt het navolgende.
Enerzijds is verdachte een getraind schutter en zij had zich bewust moeten zijn van het feit dat zij een patroonhouder plaatste in het wapen en dat de daarop volgende handelingen ernstige consequenties konden hebben. In een dergelijke gevaarzettende situatie kan oplegging van een taakstraf passend en geboden zijn.
Anderzijds houdt de militaire kamer rekening met de verklaring van verdachte dat zij in de war is geraakt doordat collega [naam 1] met haar de munitie wilde tellen, terwijl zij eigenlijk bezig was met handelingen aan haar wapen. Zij heeft hierdoor twee verschillende routinematige procedures door elkaar gebruikt met een ongewild schot als gevolg. Bovendien was dit de eerste keer dat verdachte buiten de schietbaan met scherpe munitie de laad- en ontlaadprocedure en veiligheidsregels uitvoerde. Zij was niet bekend met het uitvoeren van de wapenhandelingen in de ontlaadpijp. Ook heeft verdachte een blanco strafblad en is zij zich zeer bewust van de gevaren die zij heeft veroorzaakt. Verdachte heeft haar opleiding voortgezet en zit inmiddels bij 10 NATRES BAT. Zij wil haar land dienen. Tot slot is voor het onderhavige feit eerder voorafgaand aan onderhavige vervolging aan verdachte een transactie inhoudende een geldboete aangeboden. Verdachte heeft deze transactie niet aanvaard nu zij bij aanvaarding zou erkennen dat zij het tenlastegelegde opzettelijk had begaan.
De militaire kamer houdt bij het bepalen van de strafmodaliteit en strafmaat uitdrukkelijk met dit laatste rekening. De militaire kamer ziet gezien de ernst van het feit wel aanleiding af te wijken van de strafeis zoals door de officier van justitie verwoord. Een geldboete van € 750,00 acht de militaire kamer in dit geval dan ook passend en geboden.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 23 en 24c van het Wetboek van Strafrecht en artikel 137 van het Wetboek Militair Strafrecht.

9.De beslissing

De militaire kamer:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
geldboetevan
€ 750,00 (zevenhonderdvijftighonderd euro),bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
15 (vijftien)dagen
hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.W.B. Heijmans (voorzitter), mr. Y. van Wezel, rechters, en kolonel mr. H.C.M. Snellen, militair lid, in tegenwoordigheid van mr. S. de Rooij en S.A. van Hout, griffiers, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 12 november 2018.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [naam 3] (wachtmeester 1e klasse KMAR, district Zuid, brigade Limburg-Zuid) en [naam 4] (wachtmeester 1e klasse KMAR district LBE brigade Recherche) opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL27YL/16-003110, gesloten op 24 november 2016 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 29 oktober 2018.
3.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 121.
4.Proces-verbaal van aangifte [naam 5] , p. 47.
5.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 121.
6.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 1] , p. 96.
7.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 124 en verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 29 oktober 2018.
8.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 29 oktober 2018.
9.Schriftelijk bescheid in de vorm van dienstvoorschrift VS-7-520 (De Colt), p. 56.
10.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 29 oktober 2018.
11.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 29 oktober 2018.
12.Aanvullend proces-verbaal, p. 26.
13.Aanvullend proces-verbaal, p. 25.
14.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 1] , p.96.
15.Schriftelijk bescheid, te weten Projectrapport Onderzoek functioneren wapens KMAR Volt C7 OAD 9506763 NL, p. 43.
16.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 29 oktober 2018.
17.Aanvullend proces-verbaal, p. 25.
18.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 29 oktober 2018.
19.Proces-verbaal van verhoor [naam 1] , p. 95.
20.Proces-verbaal verhoor verdachte, p. 127.