ECLI:NL:RBGEL:2018:4818

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
8 november 2018
Publicatiedatum
8 november 2018
Zaaknummer
05/740282-18 en 05-740483-15 (tul)
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man uit Nijmegen voor bedreiging met brandstichting en vernieling van een café

Op 8 november 2018 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een man uit Nijmegen. De verdachte werd veroordeeld tot 50 dagen gevangenisstraf voor het bedreigen van de bedrijfsleider van café Tio Pepe met brandstichting en het vernielen van een ruit van het café. De feiten vonden plaats op 23 september 2018, toen de verdachte een ruit van het café ingooide en een nep molotovcocktail in het raam plaatste. De verdachte bevond zich op dat moment in de proeftijd van een eerdere veroordeling, waardoor de rechtbank ook de tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf van 122 dagen bevolgde. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, die een bekennende verklaring had afgelegd, wettig en overtuigend schuldig was aan de ten laste gelegde feiten. De officier van justitie had een gevangenisstraf geëist, waarbij rekening werd gehouden met de ernst van de bedreiging en de eerdere veroordelingen van de verdachte. De rechtbank weegt in haar beslissing de omstandigheden van de verdachte mee, maar concludeert dat de feiten volledig aan hem kunnen worden toegerekend. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de rechtbank de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf heeft toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummers : 05/740282-18 en 05-740483-15 (tul)
Datum uitspraak : 8 november 2018
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1975 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [woonplaats] ,
thans gedetineerd te P.I. HvB Grave (Unit A + B) te Grave.
Raadsman: mr. F.G.W.M. Huijbers, advocaat te Nijmegen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 25 oktober 2018.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 23 september 2018 te Nijmegen, in ieder geval in Nederland, [slachtoffer] heeft bedreigd met brandstichting, immers heeft hij, verdachte, opzettelijk de/een ruit van café Tio Pepe (waar deze [slachtoffer] als bedrijfsleider werkzaam is) (met een baksteen) ingetikt/ingeslagen/ingegooid en (vervolgens) een op een molotovcocktail gelijkend voorwerp in het raam van cafe Tio Pepe neergelegd;
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 23 september 2018 te Nijmegen, in ieder geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] te bedreigen met brandstichting, immers heeft hij, verdachte, opzettelijk de/een ruit van café Tio Pepe (waar deze [slachtoffer] als bedrijfsleider werkzaam is) (met een baksteen) ingetikt/ingeslagen/ingegooid
en (vervolgens) een op een molotovcocktail gelijkend voorwerp in het raam van cafe Tio Pepe heeft neergelegd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 23 september 2018 te Nijmegen, in ieder geval in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk, een of meerdere ruit(en), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander (te weten aan café Tio Pepe) toebehoorde, heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. De officier van justitie heeft de bewijsmiddelen opgesomd en toegelicht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat, nu verdachte een bekennende verklaring heeft afgelegd, de ten laste gelegde feiten bewezen kunnen worden.
Oordeel van de rechtbank
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , p. 10;
- het proces-verbaal van bevindingen p. 14;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 25 oktober 2018.
De rechtbank acht de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feit 1 acht de rechtbank het primair ten laste gelegde bewezen. Verdachte heeft verklaard dat hij aangever [slachtoffer] schrik wilde aanjagen en [slachtoffer] is ook daadwerkelijk geschrokken van het feit dat er een op een molotovcocktail gelijkend voorwerp via de kapotte ruit in zijn café is gelegd.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
Feit 1
hij op
of omstreeks23 september 2018 te Nijmegen,
in ieder geval in Nederland,[slachtoffer] heeft bedreigd met brandstichting, immers heeft verdachte opzettelijk, terwijl hij de ruit van café Tio Pepe (waar deze [slachtoffer] werkzaam is) heeft ingegooid
/ingetikt, een op een molotovcocktail gelijkend voorwerp door het gat in de ruit binnen in café Tio Pepe neergelegd;
Feit 2
hij op
of omstreeks23 september 2018 te Nijmegen,
in ieder geval in Nederland,opzettelijk en wederrechtelijk, een ruit,
in elk geval enig goed,die geheel
of ten deleaan een ander, te weten aan café Tio Pepe toebehoorde, heeft vernield
, beschadigd, onbruikbaar gemaakt.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Bedreiging met brandstichting.
Ten aanzien van feit 2:
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 50 dagen, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Ter toelichting heeft de officier van justitie aangevoerd dat verdachte een ernstige bedreiging heeft geuit richting aangever [slachtoffer] . Gelet op de eerdere veroordelingen van verdachte voor soortgelijke feiten acht de officier van justitie een gevangenisstraf de enige passende straf.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft met betrekking tot de hoogte van de op te leggen straf aangevoerd dat verdachte in het verleden vanwege persoonlijke problemen en alcoholproblemen verminderd toerekeningsvatbaar werd geacht. Verdachte heeft zelf hulp gezocht om daar aan te werken. De raadsman heeft voorts verzocht rekening te houden met de omstandigheid dat verdachte voor deze zaak niet in voorlopige hechtenis is gesteld.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 26 september 2018.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen - en vindt daarin de reden die tot de keuze van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur leidt - dat verdachte een ernstige bedreiging heeft geuit in de richting van de bedrijfsleider van een café waar hij een conflict mee had. Hij heeft een ruit van het café ingegooid en daar een nep molotovcocktail geplaatst die niet van een echt te onderscheiden was.
Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de feiten volledig aan verdachte toegerekend kunnen worden. In een rapport van 9 januari 2016 is geconcludeerd dat de alcoholverslaving van verdachte de belangrijkste risicofactor was. Er is geen recent rapport beschikbaar. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij, door behandelingen die hij sinds januari 2016 heeft gevolgd, inziet dat hij bij boosheid door alcohol ontremd raakt. Hij kan dan nog veel bozer reageren en weet dat het in die situatie dus niet verstandig is om alcohol te drinken. Hij is zich er dus terdege bewust van dat het gebruik van alcohol een negatieve invloed op hem heeft. Dit heeft hem er niet van weerhouden (weer) alcohol te drinken en de feiten te plegen.
7a. De beoordeling van de vordering na voorwaardelijke veroordeling
Nu is bewezen dat verdachte zich binnen de proeftijd opnieuw heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit, dient de bij vonnis van de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, van 16 maart 2016 (parketnummer 05/740483-15) voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf ten uitvoer gelegd te worden.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 27, 57, 285 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de duur van
50 (vijftig) dagen;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
De beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling

gelast de tenuitvoerleggingvan de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, van 16 maart 2016 in de zaak met parketnummer 05/740483-15, te weten van:
122 dagen gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y.M.J.I. Baauw (voorzitter), mr. D.S.M. Bak en mr. R.M. Schoo, rechters, in tegenwoordigheid van A.B.M. Jansen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 8 november 2018.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door de Districtsrecherche Gelderland-Zuid opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 2018429392, gesloten op 25 september 2018 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.