ECLI:NL:RBGEL:2018:4792

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
7 november 2018
Publicatiedatum
7 november 2018
Zaaknummer
AWB - 18 _ 1516
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om schadevergoeding afgewezen wegens gebrek aan onrechtmatige gedraging door de Belastingdienst/Toeslagen

In deze zaak heeft eiseres, woonachtig te [woonplaats], een verzoek om schadevergoeding ingediend tegen de Belastingdienst/Toeslagen, die dit verzoek op 15 september 2017 heeft afgewezen. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar het bezwaar werd op 31 januari 2018 ongegrond verklaard. Hierop heeft eiseres beroep ingesteld bij de rechtbank. Tijdens de zitting op 24 oktober 2018 was eiseres aanwezig, terwijl de Belastingdienst/Toeslagen werd vertegenwoordigd door A.A. Wubs.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres schade heeft geleden, maar dat deze schade niet het gevolg is van onrechtmatig handelen door de Belastingdienst/Toeslagen. Eiseres heeft betoogd dat er sprake is van onrechtmatig handelen, maar de rechtbank oordeelt dat zij niet heeft aangetoond welke rechtsnorm door de Belastingdienst is geschonden. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de Belastingdienst eiseres in het verleden voldoende informatie heeft verstrekt en dat de problemen die eiseres ondervond niet door de Belastingdienst zijn veroorzaakt.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en de afwijzing van het verzoek om schadevergoeding door de Belastingdienst/Toeslagen bevestigd. De uitspraak is gedaan door rechter mr. W.P.C.G. Derksen, in aanwezigheid van griffier mr. R.G. van den Berg. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 18/1516

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiseres], te [woonplaats], eiseres,

en

Belastingdienst/Toeslagen te Utrecht, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 15 september 2017 (het primaire besluit) heeft verweerder het verzoek om schadevergoeding van eiseres afgewezen.
Tegen dit besluit heeft eiseres bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 31 januari 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder het hiertegen ingediende bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 oktober 2018. Eiseres is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door A.A. Wubs

Overwegingen

Het van toepassing zijnde recht1.1.Als gevolg van de inwerkingtreding op 1 juli 2013 van artikel I van de Wet nadeelcompensatie en schadevergoeding bij onrechtmatige besluiten (Wns) is de mogelijkheid van het instellen van beroep tegen besluiten inzake vergoeding van schade wegens onrechtmatig bestuurshandelen vervallen en vervangen door de mogelijkheid om de rechtbank te verzoeken om een schadevergoeding wegens voor zover hier relevant onrechtmatige besluiten (titel 8.4 van de Algemene wet bestuursrecht). Artikel V, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wns bepaalt dat titel 8.4 niet van toepassing is op schade, veroorzaakt door besluiten of andere handelingen van de Belastingdienst/Toeslagen. Op grond van artikel V, tweede lid, van de Wns blijft het recht zoals dat gold voor het tijdstip waarop deze wet in werking is getreden, van toepassing op schade veroorzaakt door een besluit of andere handeling van de Belastingdienst/Toeslagen.

1.2.
Gelet op 1.1 stond tegen het primaire besluit bezwaar open bij verweerder en staat tegen het bestreden besluit beroep open bij de rechtbank.
Het punt van geschil
2. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen de in de beslissing op bezwaar gehandhaafde weigering door verweerder om aan haar een schadevergoeding toe te kennen. Het ingestelde beroep kan dan ook niet gaan over de manier waarop verweerder klachten van eiseres heeft behandeld of over schade geleden door gesteld onrechtmatige handelen van de inspecteur van de Belastingdienst.
Standpunt van eiseres
3. Eiseres heeft – samengevat weergegeven – betoogd dat zij op meerdere wijzen schade heeft geleden ten gevolge van een onrechtmatig handelen door verweerder.
Standpunt van verweerder
4. Verweerder heeft aan de in het bestreden besluit gehandhaafde afwijzing van het verzoek om schadevergoeding ten grondslag gelegd dat geen sprake is van een onrechtmatig handelen of nalaten jegens eiseres. Voor zover al sprake is van onrechtmatig handelen of nalaten, dan is aan de overige voorwaarden voor de toekenning van een schadevergoeding niet voldaan. Dit betekent dat het verzoek om schadevergoeding van eiseres terecht is afgewezen.
Beoordeling door de rechtbank
5.1.
Eiseres kan alleen voor een schadevergoeding wegens onrechtmatig handelen in aanmerking komen indien sprake is van een daad van verweerder die onrechtmatig is, dat wil zeggen in strijd met een geschreven of ongeschreven rechtsnorm, welke onrechtmatige daad verweerder is toe te rekenen. Het is aan eiseres om te stellen welke rechtsnorm is geschonden.
5.2.
Helder is dat eiseres vindt dat haar onrecht is gedaan. Eiseres beklaagt zich concreet over het niet reageren op brieven, zonder daarbij een voorbeeld te noemen van een brief aan verweerder. Verder betoogt eiseres dat de Belastingdienst/Toeslagen haar ten onrechte niet van de benodigde informatie heeft voorzien. Verweerder heeft dit weerlegd en er op gewezen dat verweerder eiseres reeds begin 2013 op de hoogte heeft gebracht van een partnerschap met haar vader, dat meerdere malen telefonisch contact heeft plaatsgevonden en dat haar vragen uitgebreid tijdens de klachtbehandeling ter sprake zijn gekomen. Verweerder heeft voorts gewezen op de benodigde informatie op zijn website met betrekking tot partnerschappen. Voorts betoogt zij dat verweerder niet wilde meewerken aan een oplossing voor haar problemen. Deze problemen blijken het gevolg van de hoogte van het toetsingsinkomen. Ook dit betoog treft geen doel. Niet gebleken is dat de problemen rond het toetsingsinkomen door verweerder zijn veroorzaakt. Daarnaast is onweersproken op zitting door verweerder medegedeeld dat de problemen zijn opgelost en dat de terugvordering van onverschuldigd betaalde toeslagen over deze periode niet langer wordt ingevorderd.
5.3.
Gelet op het voorgaande is niet duidelijk geworden welke rechtsnorm verweerder zou hebben geschonden. Dit leidt tot het oordeel dat geen sprake is van een onrechtmatig handelen van verweerder. Het verzoek van eiseres om schadevergoeding is terecht afgewezen.
6. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.P.C.G. Derksen, rechter, in tegenwoordigheid van mr. R.G. van den Berg, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op:
Griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.