Op 25 oktober 2018 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Gelderland een beslissing genomen op het wrakingsverzoek van een verzoekster. Het verzoek tot wraking was ingediend tegen mr. J.Th. van Belzen, rechter in een andere zaak die betrekking had op de Raad voor de Kinderbescherming. De verzoekster was van mening dat de rechter onterecht de opvangouders van de minderjarige bij de besloten zitting had toegelaten, ondanks bezwaar van haar kant. Tevens stelde zij dat de rechter niet goed op de hoogte was van de zaak en zich baseerde op onwaarheden van haar ketenpartners.
De procedure rondom het wrakingsverzoek begon met een schriftelijk verzoek dat op 30 september 2018 was ingediend en op 2 oktober 2018 was ontvangen. Echter, op 2 oktober had de rechter in de hoofdzaak al een einduitspraak gedaan. De wrakingskamer oordeelde dat de wet geen mogelijkheid biedt voor wraking nadat er een einduitspraak is gedaan. Hierdoor kon de verzoekster niet in haar wrakingsverzoek worden ontvangen. De wrakingskamer verklaarde de verzoekster (kennelijk) niet-ontvankelijk in haar verzoek tot wraking. Deze beslissing werd openbaar uitgesproken op 25 oktober 2018, en tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.