ECLI:NL:RBGEL:2018:4738

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
31 oktober 2018
Publicatiedatum
5 november 2018
Zaaknummer
C/05/344412 KG RK 18/917
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek wegens niet-ontvankelijkheid en misbruik van wrakingsinstrument

In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 31 oktober 2018 uitspraak gedaan over een wrakingsverzoek van een verzoeker, die als advocaat optrad. Het wrakingsverzoek was ingediend tegen mr. A.S.W. Kroon, de rechter in een eerdere zaak tussen verzoeker en een gecertificeerde instelling. De verzoeker stelde dat er sprake was van een schijn van partijdigheid, omdat de rechter hem in een ongunstige positie zou hebben geplaatst. De rechtbank oordeelde echter dat verzoeker niet-ontvankelijk was in zijn wrakingsverzoek, omdat hij dit verzoek niet tijdig had ingediend. De feiten en omstandigheden waarop de wraking was gegrond, waren verzoeker al eerder bekend geworden, en hij had geen bijzondere omstandigheden aangevoerd die de late indiening rechtvaardigden.

De rechtbank merkte op dat het wrakingsverzoek een tweede verzoek betrof in dezelfde zaak, en dat verzoeker eerder op 5 oktober 2018 een wrakingsverzoek had ingediend dat niet was onderbouwd. De wrakingskamer concludeerde dat verzoeker het wrakingsinstrument had misbruikt, omdat hij geen nieuwe feiten of omstandigheden had aangedragen die na het eerdere verzoek aan hem bekend waren geworden. De rechtbank besloot dat een volgend wrakingsverzoek van verzoeker in deze zaak niet in behandeling zou worden genomen.

De beslissing werd genomen door de meervoudige wrakingskamer, bestaande uit drie rechters, en werd openbaar uitgesproken. Tegen deze beslissing stond geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK GELDERLAND

Wrakingskamer
zaaknummer: C/05/344412 KG RK 18/917
Beslissing van 31 oktober 2018
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker]
hierna te noemen: verzoeker,
bijgestaan door mr. D. Simo,
strekkende tot de wraking van
mr. A.S.W. Kroon,
rechter bij deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het schriftelijke wrakingsverzoek van 23 oktober 2018
  • het schriftelijke verweer van de rechter van 23 oktober 2018
  • een aanvullend schriftelijk verweer van de rechter van 25 oktober 2018
1.2.
Bij de mondelinge behandeling is verzoeker verschenen, bijgestaan door mr. Simo. De rechter is, met bericht, niet verschenen.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter als kinderrechter in de zaak met nummer C/05/343497/JE RK 18-1304 tussen verzoeker en de [naam partij in de bodemzaak] (verder: de bodemzaak).
2.2.
Verzoeker stelt dat er sprake is van een schijn van partijdigheid. Gebleken is dat de rechter verzoeker stelselmatig door middel van de gang van zaken in een ongunstige positie plaatst ten opzichte van de gecertificeerde instelling, aldus verzoeker.
2.3.
De rechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft verweer gevoerd. Dat verweer wordt hierna voor zover nodig besproken.

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem bekend zijn geworden.
3.2.
Ten aanzien van het verweer van de rechter dat verzoeker niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn wrakingsverzoek, omdat het wrakingsverzoek niet is ondertekend door de advocaat van verzoeker, overweegt de wrakingskamer dat mr. Simo ter zitting alsnog een door haar getekend exemplaar van het wrakingsverzoek aan de wrakingskamer heeft overgelegd. Voor zover er dus al sprake zou zijn van een gebrek, is dat gebrek hersteld.
3.3.
De wrakingskamer constateert dat het onderhavige wrakingsverzoek een tweede verzoek tot wraking van de rechter in dezelfde zaak betreft. Verzoeker heeft een eerder wrakingsverzoek ingediend ter zitting van 5 oktober 2018. Blijkens het proces-verbaal van die zitting heeft verzoeker de rechter toen gewraakt omdat hij het niet eens was met de gang van zaken. Daarna heeft verzoeker de zittingzaal verlaten. In dit wrakingsverzoek is verzoeker op 18 oktober 2018 niet-ontvankelijk verklaard, omdat hij het wrakingsverzoek niet met gronden had onderbouwd. Het thans voorliggende wrakingsverzoek heeft verzoeker schriftelijk ingediend op 23 oktober 2018 direct voorafgaand aan de vervolgzitting in de bodemzaak.
3.4.
Artikel 9.1, aanhef en onder e, van het Wrakingsprotocol van deze rechtbank bepaalt dat de wrakingskamer het verzoek tot wraking wegens kennelijke niet-ontvankelijkheid kan afwijzen indien het een volgend verzoek ten aanzien van eenzelfde rechter of kamer betreft, tenzij feiten of omstandigheden worden voorgedragen die pas na het eerdere verzoek aan de verzoeker bekend zijn geworden.
3.5.
De wrakingskamer stelt, mede gelet op de wijze waarop hij het wrakingsverzoek heeft ingekleed en onderbouwd, vast dat verzoeker het onderhavige wrakingsverzoek geheel baseert op feiten en omstandigheden die hij (ook) ten grondslag had kunnen leggen aan het eerdere wrakingsverzoek. Er is geen sprake van dat bij dit tweede verzoek feiten of omstandigheden zijn voorgedragen die pas na het eerdere verzoek bij verzoeker bekend zijn geworden. Het nieuwe verzoek is ook gedaan nog voordat de eerste zitting na de behandeling van het eerste wrakingsverzoek was uitgeroepen. Dit betekent dat het wrakingsverzoek reeds om die reden niet toewijsbaar is, op grond van het bepaalde in artikel 9.1, aanhef en onder e, van het Wrakingsprotocol en artikel 37, vierde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Voor zover verzoeker stelt dat hem niet de gelegenheid is geboden om zijn eerdere wrakingsverzoek nader toe te lichten en er derhalve van een eerlijk proces geen sprake is, overweegt de wrakingskamer dat verzoeker zelf op 5 oktober 2018 de zittingszaal heeft verlaten nadat hij de rechter had gewraakt, zonder zijn wrakingsverzoek nader toe te lichten. Evenmin heeft verzoeker, die wordt en werd bijgestaan door een advocaat, (kort) na die zitting schriftelijk gronden voor zijn verzoek aangevoerd. Het recht op een eerlijk proces staat in dit geval dan ook niet aan toepassing van het bepaalde in artikel 9.1, aanhef en onder e, van het Wrakingsprotocol in de weg. De wrakingskamer zal verzoeker daarom niet-ontvankelijk verklaren in zijn wrakingsverzoek. Aan een inhoudelijke behandeling van het verzoek komt de wrakingskamer daarom niet toe.
3.6.
De wrakingskamer stelt vast dat verzoeker tot tweemaal toe een wrakingsverzoek heeft ingediend tegen dezelfde rechter in dezelfde zaak. Het eerste wrakingsverzoek was niet voorzien van gronden en het tweede verzoek is ingediend voordat de vanwege het eerste verzoek geschorste behandeling weer kon worden voortgezet en zonder dat zich nieuwe omstandigheden hadden voorgedaan. De wrakingskamer is van oordeel dat onder deze omstandigheden moet worden aangenomen dat het wrakingsinstrument is gebruikt voor een ander doel dan waarvoor het is gegeven, kennelijk om verzoekers ongenoegen over de procedure te uiten of om de voortgang van de procedure te frustreren. Om die reden is de wrakingskamer van oordeel dat sprake is van misbruik van het wrakingsinstrument. De wrakingskamer zal daarom op grond van artikel 39, vierde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en artikel 10.1 van het Wrakingsprotocol bepalen dat een volgend wrakingsverzoek van verzoeker in deze zaak niet in behandeling zal worden genomen.

4.De beslissing

De rechtbank:
- verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking.
- bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek van verzoeker in deze zaak niet in behandeling zal worden genomen.
Deze beslissing is gegeven door de mr. T.P.E.E. van Groeningen (voorzitter), mr. C. Kleinrensink en mr. J.M. Graat, in tegenwoordigheid van de griffier [naam griffier], en in het openbaar uitgesproken op 31 oktober 2018.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.