ECLI:NL:RBGEL:2018:4715

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
2 november 2018
Publicatiedatum
2 november 2018
Zaaknummer
05/840319-17
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling tijdens vechtpartij op passagiersschip

Op 2 november 2018 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een vechtpartij op een passagiersschip van Smyrilline op de vaarroute van IJsland naar Denemarken op 28 juli 2016. De verdachte werd beschuldigd van openlijke geweldpleging en mishandeling van een slachtoffer. Tijdens de zittingen op 31 oktober 2017 en 19 oktober 2018 zijn getuigen gehoord die verklaarden dat de verdachte het slachtoffer had geslagen en aan de haren had getrokken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit, namelijk mishandeling, wettig en overtuigend bewezen heeft geacht. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het primair ten laste gelegde openlijke geweldpleging in vereniging, omdat de medeverdachten waren vrijgesproken.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een geldboete van €750,- en 15 dagen hechtenis, waarvan een deel voorwaardelijk. Daarnaast is de verdachte verplicht om een schadevergoeding van €941,73 aan het slachtoffer te betalen, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft de proceskosten gecompenseerd, zodat elke partij haar eigen kosten draagt. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, met mr. W.L.F. Prisse als voorzitter.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/840319-17
Datum uitspraak : 2 november 2018
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1996 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] , [woonplaats]
raadsman: mr. J.W. Schouten, advocaat te Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 31 oktober 2017 en 19 oktober 2018.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
Primair
zij op of omstreeks 28 juli 2016 op een passagiersschip (van Smyrilline) en/of
op de vaarroute van IJsland naar Denemarken, te IJsland en/of Denemarken, althans de Noord-Atlantische Oceaan en/of Noordzee openlijk, te weten op een voor het publiek toegankelijke plaats of in een voor het publiek toegankelijke ruimte, te weten de lounge/het café van passagiersschip Smyrilline, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] , welk geweld bestond uit het
- duwen in/op/tegen het lichaam en/of
- ( met kracht) vastpakken van een/de arm(en) en/of
- ( meermalen) (met kracht) trekken aan de haren en/of
- ( meermalen) (met kracht) stompen/slaan in/op/tegen het oog en/of de wenkbrauw en/of de lip en/of het (rechter) oor, althans het gezicht/hoofd;
Subsidiair
zij op of omstreeks 28 juli 2016 te op een passagiersschip (van Smyrilline)
en/of op de vaarroute van IJsland naar Denemarken, te IJsland en/of Denemarken, althans de Noord-Atlantische Oceaan en/of Noordzee tezamen en in vereniging
met een of meer anderen, althans alleen [slachtoffer] heeft mishandeld door - (meermalen) (met kracht) aan de haren te trekken en/of - (meermalen) (met kracht) in/op/tegen het oog en/of de wenkbrauw en/of de lip en/of het (rechter) oor, althans het gezicht/hoofd te stompen/slaan;
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 28 juli 2016 bevond verdachte zich op een passagiersschip van Smyrilline op de vaarroute van IJsland naar Denemarken. Op een gegeven moment is op het schip een vechtpartij uitgebroken waarbij verdachte aanwezig was. [2]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit vrijspraak en voert daartoe aan dat er geen overtuigend bewijs is dat verdachte aangeefster heeft mishandeld.
Beoordeling door de rechtbank
Ten aanzien van het primair ten laste gelegde:
Het openlijk geweld tegen [slachtoffer] zou blijkens de aangifte zijn gepleegd door verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . De laatste twee zijn vrijgesproken van openlijke geweldpleging. [medeverdachte 2] omdat zij op het moment dat de ten laste gelegde geweldshandelingen zouden zijn gepleegd al niet meer bij het incident betrokken was, [medeverdachte 1] omdat er onvoldoende aanwijzingen zijn dat bij het vastpakken van de polsen van aangeefster zijn opzet was gericht op het gebruik van geweld.
Nu de rechtbank deze twee verdachten heeft vrijgesproken, kan niet meer worden gesproken van openlijk geweld in vereniging. Verdachte zal dan ook worden vrijgesproken van het primair tenlastegelegde.
Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde:
Aangeefster heeft verklaard dat verdachte haar tegen wenkbrauw, lip en tegen oor heeft geslagen. Verder heeft verdachte haar aan de haren getrokken. [3]
De verklaring van aangeefster wordt ondersteund door de volgende bewijsmiddelen.
- Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij heeft gezien dat verdachte “begon te meppen” en dat aangeefster door verdachte werd geslagen en aan de haren getrokken. “ [naam] was degene die het meeste deed”. [4]
- Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat verdachte aangeefster aanviel. Getuige zag dat verdachte aan het haar van aangeefster trok. Ze zag een pluk haar op de grond liggen. Ze liep naar aangeefster en zag dat er een groot stuk haar was afgetrokken bij aangeefster. [5]
- In het dossier bevinden zich foto’s van aangeefster waarop te zien is dat zij een kale plek op het hoofd heeft. [6]
- In het dossier bevindt zich een schrijven van huisartsenpraktijk Davids te Boxmeer met betrekking tot aangeefster waarin onder meer het volgende letsel staat beschreven: hoofd: haren eruit getrokken, li-zijde bijna geheel alle haren weg, kaal getrokken; li bovenarm: dorsale zijde hematoom; bult op hoofd, links bij kale plek. Bult op hoofd achter re-oor. [7]
Op grond van het vorenstaande acht de rechtbank bewezen dat verdachte aangeefster heeft mishandeld.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
Subsidiair
zij op
of omstreeks28 juli 2016 op een passagiersschip (van Smyrilline)
en/ofop de vaarroute van IJsland naar Denemarken,
te IJsland en/of Denemarken, althans de Noord-Atlantische Oceaan en/of Noordzee tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen[slachtoffer] heeft mishandeld door
-
(meermalen) (met kracht
)aan de haren te trekken en
/of
-
(meermalen
)(met kracht)
in/op/tegen
het oog en/ofde wenkbrauw en
/ofde lip en
/ofhet (rechter)oor,
althans het gezicht/hoofdte stompen/slaan;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Subsidiair:
Mishandeling

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot betaling van een geldboete ten bedrage van 1200 euro, te vervangen door 22 dagen hechtenis, waarvan 600 euro, te vervangen door 12 dagen hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht rekening te houden met de rol van aangeefster [slachtoffer] en met de omstandigheid dat verdachte zich bereid heeft verklaard aan mediation deel te nemen, hetgeen niet is geëffectueerd omdat [slachtoffer] daar niet aan wilde deelnemen.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 19 september 2018.
Verdachte heeft een ander mishandeld door die persoon te slaan en aan de haren te trekken. Daarbij heeft zij een grote pluk haar uit het hoofd van het slachtoffer getrokken.
Gelet op het blanco strafblad van verdachte, het tijdsverloop en hetgeen doorgaans in vergelijkbare zaken wordt opgelegd zal de rechtbank aan verdachte een deels voorwaardelijke geldboete opleggen. De straf valt lager uit dan de eis omdat de rechtbank minder bewezen acht dan de officier van justitie.
Nu het feit is gepleegd in 2016 acht de rechtbank een proeftijd van 1 jaar voldoende.
7a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 3.858,83 waarvan € 2.500,- immateriële schade. Voorts vordert de benadeelde partij een bedrag van € 4.145,48 voor kosten rechtsbijstand.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij met betrekking tot de materiële schade toe te wijzen tot een bedrag van € 611,73, waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 12 dagen hechtenis. Voor het overige heeft de officier van justitie verzocht dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard in de vordering.
Ten aanzien van de immateriële schade en de proceskosten refereert de officier van justitie zich aan het oordeel van de rechtbank.
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van het materiële gedeelte van de vordering betwist de verdediging het bedrag voor gereden kilometers van de ouders van benadeelde en voor huishoudelijke hulp.
Ten aanzien van het immateriële gedeelte stelt de verdediging dat het causaal verband tussen de psychische klachten van de benadeelde partij niet is vastgesteld en dat het bedrag niet is onderbouwd. Voorts stelt de verdediging dat er sprake is van een mate van medeschuld.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank acht de gevorderde kosten voor gereden kilometers van de ouders van de benadeelde en de huishoudelijke hulp niet voor toewijzing vatbaar nu het causaal verband met het bewezenverklaarde feit onvoldoende is aangetoond.
De overige reiskosten en de kosten voor lotion hoofdhuid komen de rechtbank niet onredelijk voor zodat zij deze zal toewijzen.
Aan de benadeelde partij is door het bewezen verklaarde handelen tevens rechtstreeks nadeel toegebracht dat niet in vermogensschade bestaat. Dit is aan verdachte toe te rekenen. Aan de wettelijke vereisten, waaronder die genoemd in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek, is voldaan.
Uit de door de benadeelde aangeleverde stukken volgt dat zij ook voordat het bewezenverklaarde feit zich voordeed reeds onder behandeling van een psycholoog was. De rechtbank kan daarom onvoldoende vaststellen in hoeverre de psychische klachten van de benadeelde een rechtstreeks gevolg zijn van het bewezenverklaarde feit. De rechtbank zal de hoogte van de immateriële schade naar billijkheid begroten op € 500,-.
Wat betreft het meer of anders gevorderde zal de benadeelde partij zal niet-ontvankelijk verklaard worden in haar vordering, nu de behandeling van dat deel van de vordering naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partij. De rechtbank zal tevens de wettelijke rente toewijzen.
De gevorderde en toegewezen rente is daarbij niet inbegrepen.
Nu de benadeelde partij voor een groot deel in het ongelijk is gesteld in haar vordering tot schadevergoeding, ziet de rechtbank termen om de proceskosten te compenseren in die zin dat iedere partij haar eigen proceskosten draagt.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24c, 36f en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 Spreekt verdachte vrij van het primair ten laste gelegde feit;
 verklaart bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
 een
geldboetevan
€ 750,- (zevenhonderdenvijftig euro)bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
15 (vijf) dagen hechtenis;
 bepaalt, dat een gedeelte van deze geldboete groot
€ 250,- (tweenhonderdenvijftig euro),
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarde voor het einde van de
proeftijddie op
één jaarwordt bepaald;
 dat de veroordeelde zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;

De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
veroordeelt verdachte tot betaling van
schadevergoedingaan de
benadeelde partij [slachtoffer]van een bedrag van
€ 941,73 (negenhonderdeenenveertig euro en drieënzeventig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 juli 2016 tot aan de dag der algehele voldoening;
  • verklaart de
  • legt aan veroordeelde de
  • bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
  • compenseert de proceskosten van partijen aldus, dat elke partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.L.F. Prisse (voorzitter), mr. J.M. Hamaker en mr. S. Boot, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.T.P.M. van Aarssen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 2 november 2018.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Oost Nederland, district Gelderland-Midden opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2016621594, gesloten op 30 maart 2017 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Verklaring verdachte ter terechtzitting van 19 oktober 2018; proces-verbaal van aangifte, p. 8-10.
3.Proces-verbaal van aangifte, p. 10.
4.Proces-verbaal van verhoor [getuige 1] , p. 20.
5.Proces-verbaal van verhoor [getuige 2] , p. 22.
6.Foto’s, p. 13.
7.Brief huisartspraktijk p. 63.