ECLI:NL:RBGEL:2018:4711

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
2 november 2018
Publicatiedatum
2 november 2018
Zaaknummer
05/820051-17
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met ernstige verwondingen door onvoorzichtig rijgedrag op voetgangersoversteekplaats

Op 2 november 2018 heeft de Rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 33-jarige automobilist uit Driel. De man werd veroordeeld tot een werkstraf van 90 uur en een voorwaardelijke rijontzegging van 6 maanden, nadat hij op 30 november 2016 een voetganger had aangereden op een voetgangersoversteekplaats in Arnhem. De voetganger raakte hierbij ernstig gewond, met onder andere een traumatische hersenbloeding en gebroken ribben. De rechtbank oordeelde dat de automobilist aanmerkelijk onvoorzichtig had gereden door niet goed op de weg te kijken. De rechtbank stelde vast dat de voetganger enkele seconden zichtbaar was geweest voor de automobilist, die niet tijdig had geremd. De rechtbank concludeerde dat de verdachte in strijd had gehandeld met de Wegenverkeerswet 1994, door geen voorrang te verlenen aan de voetganger. De officier van justitie had een werkstraf geëist, die de rechtbank oplegde, evenals een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid. De rechtbank hield rekening met de omstandigheden van de verdachte, waaronder het feit dat hij geen relevante documentatie had.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/820051-17
Datum uitspraak : 2 november 2018
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1985 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] , [woonplaats]
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting
van 19 oktober 2018.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 30 november 2016 te Arnhem in de gemeente Arnhem, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), komende uit de richting van de Haarlemweg en gaande in de richting van de Hillegomweg, daarmee rijdende op de weg, de Hollandweg zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, een in die weg (de Hollandweg), nabij de kruising van deze weg(de Hollandweg)
en de weg ,de Dordrechtweg, gelegen voetgangersoversteekplaats(zebra) is
genaderd, welke voetgangersoversteekplaats werd aangegeven middels een in zijn verdachtes rijrichting gekeerd bord L02 van bijlage 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 en/of welk bord zich, gezien zijn,
verdachtes rijrichting, in de rechter berm van die Hollandweg bevond en/of in strijd met het gestelde in artikel 49 lid 1 van voormeld reglement, een voetganger, die zich op die voetgangersoversteekplaats (zebra) bevond en/of welke voetganger, gezien zijn, verdachtes rijrichting, doende was om die
Hollandweg van links naar rechts gaande, over te steken, niet voor heeft laten gaan en/of niet of in onvoldoende mate heeft gelet en/of is blijven letten op het direct
voor hem gelegen weggedeelte van die Hollandweg en/of bij nadering van voormelde oversteekplaats, de snelheid van dat door hem,
verdachte bestuurde motorrijtuig (personenauto), in strijd met het gestelde in
artikel 19 van voormeld reglement, niet zodanig heeft geregeld dat hij,
verdachte in staat was dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig
(personenauto) tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij,
verdachte die weg (de Hollandweg)kon overzien en waarover deze vrij was en/of is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met die op die oversteekplaats zich bevindende voetganger (het slachtoffer [slachtoffer 1] ), waardoor of waarbij die voetganger met zijn hoofd en/of lichaam op de voorruit en/of dakrand van het voormelde motorrijtuig (personenauto) terecht is gekomen en/of vervolgens op een trottoirband van die Hollandweg is gevallen, en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten
verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer 1]
) zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd
toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening
van de normale bezigheden is ontstaan;
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 30 november 2016 te Arnhem in de gemeente Arnhem, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), komende uit de richting van de Haarlemweg en gaande in de richting van de Hillegomweg, daarmee heeft gereden op de weg, de
Hollandweg en een in die weg (de Hollandweg), nabij de kruising van deze weg(de Hollandweg)
en de weg, de Dordrechtweg, gelegen voetgangersoversteekplaats(zebra)is
genaderd, welke voetgangersoversteekplaats werd aangegeven middels een in zijn verdachtes rijrichting gekeerd bord L02 van bijlage 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 en/of welk bord zich, gezien zijn,
verdachtes rijrichting, in de rechter berm van die Hollandweg bevond en/of in strijd met het gestelde in artikel 49 lid 1 van voormeld reglement, een voetganger, die zich op die voetgangersoversteekplaats (zebra) bevond en/of welke voetganger, gezien zijn, verdachtes rijrichting, doende was om die
Hollandweg van links naar rechts gaande, over te steken, niet voor heeft laten gaan en/of is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met die op die oversteekplaats zich bevindende voetganger (het slachtoffer [slachtoffer 1] ), door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd; De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 30 november 2016 reed verdachte als bestuurder met zijn Volkswagen Golf over de Hollandweg te Arnhem, komende uit de richting van de Haarlemweg en gaande in de richting van de Hillegomweg. Net voorbij de kruising die de Hollandweg vormt met de Dordrechtweg bevindt zich een voetgangersoversteekplaats. [2] Verdachte reed met ongeveer 50 kilometer per uur. Toen hij de voetgangersoversteekplaats kruiste, voelde hij een harde klap tegen zijn voertuig en zijn voorruit aan de rechter zijde was verbrijzeld. Verdachte had het slachtoffer, de heer [slachtoffer 1] , voetganger , aangereden. Hij heeft de auto gestopt en is naar het slachtoffer gelopen. [3]
Uit de geneeskundige verklaring blijkt dat [slachtoffer 1] een traumatische hersenbloeding, een gekneusde long, twee gebroken ribben, een scalpverwonding, en meerdere wervelbreuken heeft opgelopen. [4]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde.
Beoordeling door de rechtbank
Ten aanzien van het primair ten laste gelegde feit dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of er sprake is van schuld in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW). Daarvoor moet in ieder geval sprake zijn van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. Daarbij geldt dat in zijn algemeenheid niet valt aan te geven of één verkeersovertreding voldoende is voor een bewezenverklaring van schuld in vorenbedoelde zin. Gekeken moet worden naar het geheel van de gedragingen van verdachten, naar de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en voorts naar de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan. Daarnaast geldt dat niet enkel uit de ernst van de gevolgen van het verkeersgedrag kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW.
Vast staat dat verdachte geen voorrang heeft verleend aan een voetganger die via een voetgangersoversteekplaats de weg wilde oversteken. Daarmee heeft verdachte in strijd gehandeld met hetgeen in artikel 49 lid 2 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 (hierna: RVV 1990) is vermeld en met bord L02, zoals genoemd in bijlage 1 van het RVV 1990, te weten dat bestuurders voorrang moeten verlenen aan voetgangers die een voetgangersoversteekplaats oversteken of kennelijk op het punt staan dit te doen. Het verkeersbord ‘Voetgangersoversteekplaats’ is aangebracht in de rechter berm voor de voetgangersoversteekplaats. [5]
Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij bekend is met de situatie ter plaatse en dat hij gewoon meegereden is met het verkeer. Hij heeft verklaard dat hij niet weet waar de voetganger vandaan kwam.
In de Verkeersongevallen analyse wordt geconcludeerd dat het slachtoffer de laatste 3 seconden voor het ongeval zeker zichtbaar moet zijn geweest voor verdachte. Wanneer verdachte bij een gereden snelheid van 50 kilometer per uur en 3 seconden voordat de botsing plaats vond, geremd zou hebben, zou hij geremd moeten hebben met een vertraging van 2,32m/s 2 om op de botsplaats stil te staan. Deze vertraging kan gehaald worden door af te remmen op de motor van de auto en licht bij te remmen. Hiermee zou het ongeval te voorkomen zijn geweest (Berekening 1). Wanneer verdachte bij een gereden snelheid van 50 kilometer per uur en 1 seconde voordat de botsing plaats vond, geremd zou hebben, zou hij geremd moeten hebben met een vertraging van 6,95m/s2 om op de botsplaats stil te staan. Deze vertraging betreft een noodstop en zou gehaald kunnen worden door het voertuig, waardoor het ongeval te voorkomen zou zijn geweest (Berekening 3). [6]
De rechtbank leidt uit voormelde bewijsmiddelen af dat verdachte in onvoldoende mate heeft gekeken en is blijven kijken of er een voetganger over de voetgangersoversteekplaats liep. De voetganger moet voor een aantal seconden zichtbaar zijn geweest voor verdachte. Verdachte heeft de voetganger niet gezien.
Naar het oordeel van de rechtbank is er geen sprake van een enkel moment van onoplettendheid. Verdachte had op meerdere momenten naar de voetgangersoversteekplaats moeten kijken en zich ervan moeten vergewissen dat geen voetganger over de voetgangersoversteekplaats liep. Dat heeft verdachte kennelijk nagelaten.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat verdachte aanmerkelijk onoplettend en onachtzaam heeft gereden en hij geen voorrang heeft verleend, waardoor een verkeersongeval is veroorzaakt.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
Primair
hij op
of omstreeks30 november 2016 te Arnhem in de gemeente Arnhem, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), komende uit de richting van de Haarlemweg en gaande in de richting van de Hillegomweg, daarmee rijdende op de weg, de Hollandweg
zeer, althansaanmerkelijk, onvoorzichtig en
/ofonoplettend, een in die weg (de Hollandweg), nabij de kruising van deze weg(de Hollandweg)
en de weg ,de Dordrechtweg, gelegen voetgangersoversteekplaats(zebra) is
genaderd, welke voetgangersoversteekplaats werd aangegeven middels een in zijn verdachtes rijrichting gekeerd bord L02 van bijlage 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 en
/ofwelk bord zich, gezien zijn,
verdachtes rijrichting, in de rechter berm van die Hollandweg bevond en
/ofin strijd met het gestelde in artikel 49 lid 2 van voormeld reglement, een voetganger, die zich op die voetgangersoversteekplaats (zebra) bevond
en/of welke voetganger, gezien zijn, verdachtes rijrichting, doende was om die
Hollandweg van links naar rechts gaande, over te steken, niet voor heeft laten gaan en
/ofniet of in onvoldoende mate heeft gelet en
/ofis blijven letten op het direct
voor hem gelegen weggedeelte van die Hollandweg en
/ofbij nadering van voormelde oversteekplaats, de snelheid van dat door hem,
verdachte bestuurde motorrijtuig (personenauto), in strijd met het gestelde in
artikel 19 van voormeld reglement, niet zodanig heeft geregeld dat hij,
verdachte in staat was dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig
(personenauto) tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij,
verdachte die weg (de Hollandweg)kon overzien en waarover deze vrij was en
/of is gebotst tegen, althansin aanrijding is gekomen met die op die oversteekplaats zich bevindende voetganger (het slachtoffer [slachtoffer 1] ), waardoor of waarbij die voetganger met zijn hoofd en/of lichaam op de voorruit
en/of dakrandvan het voormelde motorrijtuig (personenauto) terecht is gekomen en
/ofvervolgens op een trottoirband van die Hollandweg is gevallen, en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten
verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer 1]
) zwaar lichamelijk letsel
of zodanig lichamelijk letsel werd
toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening
van de normale bezigheden is ontstaan;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
Subsidiair
hij op of omstreeks 30 november 2016 te Arnhem in de gemeente Arnhem, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), komende uit de richting van de Haarlemweg en gaande in de richting van de Hillegomweg, daarmee heeft gereden op de weg, de
Hollandweg en een in die weg (de Hollandweg), nabij de kruising van deze weg(de Hollandweg)
en de weg, de Dordrechtweg, gelegen voetgangersoversteekplaats(zebra)is
genaderd, welke voetgangersoversteekplaats werd aangegeven middels een in zijn verdachtes rijrichting gekeerd bord L02 van bijlage 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 en/of welk bord zich, gezien zijn,
verdachtes rijrichting, in de rechter berm van die Hollandweg bevond en/of in strijd met het gestelde in artikel 49 lid 1 van voormeld reglement, een voetganger, die zich op die voetgangersoversteekplaats (zebra) bevond en/of welke voetganger, gezien zijn, verdachtes rijrichting, doende was om die
Hollandweg van links naar rechts gaande, over te steken, niet voor heeft laten gaan en/of is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met die op die oversteekplaats zich bevindende voetganger (het slachtoffer [slachtoffer 1] ), door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd; De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot het verrichten van een werkstraf van 90 uren, te vervangen door 45 dagen hechtenis. Hij heeft geëist om daarnaast een geheel voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 maanden met een proeftijd van 1 jaar op te leggen.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend gereden. Hij heeft een verkeersongeval veroorzaakt door een voetganger op een voetgangersoversteekplaats aan te rijden. De voetganger heeft daarbij zwaar lichamelijk letsel opgelopen.
De rechtbank houdt in het voordeel van verdachte rekening met het feit dat verdachte geen relevante documentatie heeft. De rechtbank houdt daarnaast rekening met de toepassing van artikel 63 Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank acht een werkstraf van 90 uur, te vervangen door 45 dagen hechtenis passend en geboden. Gelet op de ernst van het feit ziet de rechtbank aanleiding een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 maanden op te leggen. De rechtbank zal deze rijontzegging in voorwaardelijke vorm opleggen gelet op het feit dat het een ouder feit betreft en verdachte zijn rijbewijs voor zijn werk als zelfstandige nodig heeft.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c en 22d, 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een werkstraf van
90 (negentig) uur, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 45 (vijfenveertig) dagen;
 ontzegt verdachte de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van
6 (zes)

maanden;

 bepaalt dat deze bijkomende straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later
anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zicht voor het einde van een
proeftijd van 1(een) jaaraan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Boot (voorzitter), mr. W.L.F. Prisse en mr. J.M. Hamaker, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.T.P.M. van Aarssen en mr. B. Rijkse, griffiers, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 2 november 2018.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Oost Nederland, district Gelderland- Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2016586346, gesloten op 21 maart 2017 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aanrijding, p. 23.
3.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 21.
4.De geneeskundige verklaring, p. 14.
5.Proces-verbaal verkeersongevallen analyse, p. 6 van 17.
6.Proces-verbaal verkeersongevallen analyse, p. 14,15 van 17.