ECLI:NL:RBGEL:2018:4710

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
2 november 2018
Publicatiedatum
2 november 2018
Zaaknummer
05/025926-18
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bezit en handel in harddrugs met rechtmatige doorzoeking

Op 2 november 2018 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het bezit en de handel in harddrugs. De verdachte, geboren in 1984 en woonachtig in de gemeente Oost Gelre, werd beschuldigd van het opzettelijk vervoeren van ongeveer 220 xtc-pillen en het verkopen van cocaïne en xtc in de periode van 10 augustus 2015 tot en met 9 augustus 2017. De rechtbank oordeelde dat de doorzoeking van de auto van de verdachte rechtmatig was, omdat hij toestemming had gegeven voor de doorzoeking. De rechtbank achtte het wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de ten laste gelegde feiten, mede op basis van getuigenverklaringen en berichten op de telefoon van de verdachte die duidden op drugshandel. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast werden de in beslag genomen xtc-pillen onttrokken aan het verkeer en werd de telefoon van de verdachte verbeurd verklaard. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, maar vond de ernst van de feiten en de lange duur van de drugshandel zwaarwegend genoeg voor een onvoorwaardelijke straf.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/025926-18
Datum uitspraak : 2 november 2018
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1984 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres 1] , [woonplaats] .
Raadsman: mr. R.D.J. Visschers, advocaat te Zutphen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
19 oktober 2018.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 10 augustus 2017 te Groenlo, althans in de gemeente Oost Gelre
opzettelijk heeft vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 220 xtc-pillen, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 10 augustus 2015 tot en met 9 augustus 2017 te Groenlo, althans in de gemeente Oost Gelre en/of te Eibergen, althans in de gemeente Berkelland, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van
een materiaal bevattende cocaïne en/of een hoeveelheid xtc pillen, in elk geval een
hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of MDMA, zijnde cocaïne en/of MDMA
(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3
hij op of omstreeks 11 augustus 2017 te Doetinchem opzettelijk een ambtenaar, te weten [naam 1] (politieambtenaar bij het verdachte afhandel team), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd,
door hem de woorden toe te voegen: kankerwout en/of ik neuk jou, althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Feit 3
Ten aanzien van feit 3 is er sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen:
  • proces-verbaal van aangifte van [naam 1] , p. 1 en 2;
  • proces-verbaal van bevindingen, p. 3;
  • proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 4 en 5.
Feiten 1 en 2
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld. Op 10 augustus 2017 is verdachte staande gehouden op de Lichtenvoordseweg te Groenlo en is de auto waarin hij op dat moment reed doorzocht in verband met de mogelijke inbeslagname van een vuurwapen. Bij deze doorzoeking zijn onder meer 220 xtc-pillen, met werkzame stof MDMA, aangetroffen en in beslag genomen. [2]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van beide feiten vrijspraak bepleit en heeft daartoe primair aangevoerd dat de doorzoeking op basis van de Wet wapens en munitie (hierna te noemen: WWM) in de auto van verdachte onrechtmatig was. In het politiedossier bevindt zich geen melding die getoetst kan worden aan de criteria voor een rechtmatige doorzoeking en verdachte heeft geen toestemming gegeven om zijn auto te doorzoeken. Hierop dient bewijsuitsluiting te volgen, aldus de verdediging.
Verder heeft de verdediging subsidiair bepleit dat niet bewezen kan worden dat verdachte wetenschap heeft gehad van de aanwezigheid van, en/of zeggenschap over, de xtc-pillen in zijn auto waardoor voor feit 1 een vrijspraak moet volgen. Ten aanzien van feit 2 stelt de verdediging subsidiair dat er weliswaar voldaan is aan de vereisten voor ‘handel’, maar dat dit niet de ernst en de omvang had zoals door de officier van justitie geschetst is.
Beoordeling door de rechtbank
Het vormverzuimverweer
Artikel 49 van de WWM geeft de bevoegdheid aan de politie om een doorzoeking ter inbeslagneming van wapens en munitie te doen. Deze bevoegdheid geldt als de
ruimst bemeten bevoegdheid tot doorzoeking in het Nederlandse strafprocesrecht. Voor de uitoefening van de bevoegdheid volstaat dat de politie redelijkerwijs kan vermoeden dat zich op een bepaalde plaats een wapen bevindt. De in de melding vervatte gegevens moeten, volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad, voldoende concreet en specifiek zijn om het in art. 49 WWM bedoelde vermoeden op te leveren op grond waarvan doorzoeking ter inbeslagneming mag worden verricht.
De rechtbank stelt vast dat zich in het politiedossier geen (al dan niet anonieme) melding bevindt die getoetst kan worden aan de hiervoor genoemde criteria. Het dossier bevat niet meer dan de vermelding in het proces-verbaal van bevindingen dat verbalisant [verbalisant 1] aan het begin van zijn avonddienst hoorde dat er een anonieme melding binnen was gekomen dat verdachte zou rondrijden in een voertuig waar mogelijk een vuurwapen in zou liggen. Deze informatie geeft geen duidelijkheid over de ouderdom van de melding, dat wil zeggen, het moment waarop de informatie door de politie is ontvangen. Naar het oordeel van de rechtbank betekent dit dat de informatie in de melding niet voldoende concreet is. Dit gebrek blijft echter zonder gevolgen.
Uit het politiedossier blijkt namelijk dat verdachte toestemming heeft gegeven om de auto te doorzoeken. [3] Verdachte heeft ter terechtzitting, op vragen van de voorzitter en van de raadsman, ook verklaard dat hij toestemming heeft gegeven om de auto te doorzoeken. Wat verdachte betreft mochten de verbalisanten de auto doorzoeken, hij had immers geen vuurwapen, zo stelt hij. Gelet op de verklaring van verdachte ter terechtzitting, ziet de rechtbank geen reden om te twijfelen aan de door de verbalisant in het proces-verbaal vervatte toestemming. De rechtbank oordeelt dan ook dat de doorzoeking rechtmatig heeft plaatsgevonden en verwerpt het vormverzuimverweer van de verdediging.
Bewijsoverwegingen
Reeds vastgesteld is dat er op 10 augustus 2017 in de auto van verdachte 220 xtc-pillen, met werkzame stof MDMA, zijn aangetroffen.
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat de auto op naam staat van zijn moeder en dat hij regelmatig in deze auto rijdt. Hijzelf en zijn moeder hebben een sleutel van de auto. In de auto bevonden zich op het moment dat verdachte staande werd gehouden spullen van hem omdat hij aan het verhuizen was. [4] Verder is de telefoon van verdachte door de politie onderzocht. Hierop zijn berichten aangetroffen waarin verdachte gevraagd wordt om aan de ‘snoepjes’ te denken [5] . Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij weet dat met ‘snoepjes’ xct-pillen worden bedoeld. [6]
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij weet dat verdachte ongeveer drie of vier jaar in harddrugs dealt in Eibergen. Als hij aan verdachte vroeg wat hij kon leveren dan
vertelde hij getuige altijd dat hij alles kon leveren. En daar bedoelde hij mee alle
soorten drugs die verkrijgbaar zijn. Getuige kocht zelf sinds 2 jaar harddrugs bij verdachte en hij schat in dat hij zeker 50 keer cocaïne heeft gekocht bij verdachte. [7]
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat zij sinds een jaar wel eens cocaïne koopt bij verdachte en dat iedereen weet dat hij drugs verkoopt. Getuige stuurde hem dan een ‘app’ of ze belde hem om cocaïne te bestellen. Zolang getuige verdachte kent, verkoopt hij al cocaïne en dat is al 4,5 jaar. [8]
Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat hij verdachte al vijf jaar kent en zelf een keer of 30 cocaïne bij hem heeft gekocht voor 50 a 60 euro per gram. Hij belde verdachte dan op zijn oude nummer en later, omdat deze telefoon in beslag was genomen, op zijn nieuwe nummer. Hij kan al zeker 3 jaar cocaïne kopen bij verdachte. Getuige heeft verklaard dat verdachte nooit grote hoeveelheden in de auto bij zich had, maar dat hij soms meerdere keren op een dag naar Enschede reed om daar cocaïne te kopen. [9]
Op de telefoon van verdachte zijn – onder andere – de volgende berichten aangetroffen:
- Berichten gestuurd vanaf de telefoon van getuige [getuige 4] : “
die snoepjes zijn allemaal op. Kan ik je vanavond daarom zien?
3 kleine dan?
maar jij houd ook niet aan afspraak. Dit was echt vieze troep. Geloof me, soort kaarsvet ofzo [10]
- Berichten gestuurd vanaf de telefoon van [naam 2] : “
Ik weet dat je het zwaar hebt maar laat me please even 2 kopen man
kan ik er ook nog 2 bij kopen
heb 150 kan ik wel 4 voor krijgen [11]
De rechtbank constateert dat er zich in het politiedossier een veelvoud aan berichten bevindt die ten aanzien van de inhoud een grote gelijkenis vertonen met bovenstaande berichten. Ter terechtzitting van 19 oktober 2018 heeft verdachte over de berichten in het dossier verklaard dat mensen in zijn omgeving dachten dat hij drugs verkocht. Verdachte nam als hij voor zichzelf inkocht ook wel eens wat extra mee en verkocht dit dan door aan bekenden voor dezelfde prijs. [12]
Op grond van voornoemde bewijsmiddelen en de grote hoeveelheid aangetroffen xtc-pillen in de auto van verdachte, gelezen in onderlinge samenhang met verklaring van verdachte ter terechtzitting, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte opzettelijk meerdere malen cocaïne en xtc heeft verkocht en/of verstrekt. Voormelde getuigen verklaren bovendien dat verdachte al langer dan twee jaar handelt in verdovende middelen, waardoor de rechtbank de termijn van twee jaren, zoals ten laste is gelegd, ook wettig en overtuigend bewezen acht.
Het vorenstaande brengt de rechtbank ook tot het oordeel dat de aangetroffen xtc-pillen aan verdachte toebehoorden en dat hij wist dat deze xtc-pillen in zijn auto lagen. Verdachte heeft verklaard dat iemand anders deze xtc-pillen tussen zijn spullen moet hebben gelegd, maar deze verklaring is onvoldoende onderbouwd en acht de rechtbank niet aannemelijk geworden. De rechtbank acht het opzettelijk vervoeren van xtc-pillen door verdachte dan ook wettig en overtuigend bewezen.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1
hij op
of omstreeks10 augustus 2017 te Groenlo
, althans in de gemeente Oost Gelre
opzettelijk heeft vervoerd,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,ongeveer 220 xtc-pillen,
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA,zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2
hij op
een ofmeer tijdstippen in
of omstreeksde periode van 10 augustus 2015 tot en met 9 augustus 2017 te Groenlo, althans in de gemeente Oost Gelre
en/of te Eibergen,
althans in de gemeente Berkelland, (telkens
)opzettelijk heeft verkocht
en/of afgeleverden/of verstrekt
en/of vervoerd,in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van
een materiaal bevattende cocaïne en
/ofeen hoeveelheid xtc pillen
, in elk geval een
hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of MDMA, zijnde cocaïne en
/ofMDMA
(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3
hij op
of omstreeks11 augustus 2017 te Doetinchem opzettelijk een ambtenaar, te weten [naam 1] (politieambtenaar bij het verdachte afhandel team), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd,
door hem de woorden toe te voegen: kankerwout en
/ofik neuk jou
, althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Handelen in strijd met een in art. 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, strafbaar gesteld bij art. 10 lid 4 van de Opiumwet
Ten aanzien van feit 2:
Opzettelijk handelen in strijd met een in art. 2, onder B van de Opiumwet gegeven verbod, strafbaar gesteld bij art. 10 lid 4 van de Opiumwet, meermalen gepleegd
Ten aanzien van feit 3:
Eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening

5.De strafbaarheid van het feit

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake de ten laste gelegde feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd in het reclasseringsadvies en met aftrek van de tijd dat verdachte in verzekering heeft doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft in geval van strafoplegging bepleit dat er afgeweken dient te worden van de richtlijnen omdat de ernst en frequentie van de feiten dusdanig minder is dan de feiten waarvoor de richtlijn is bedoeld. Daarnaast zijn er volgens de raadsman persoonlijke omstandigheden aanwezig waar rekening mee moet worden gehouden. Zo is verdachte weer bij zijn moeder gaan wonen en erkent hij dat hij trauma’s heeft waaraan gewerkt moet worden. Verdachte heeft een zoon, is momenteel op de goede weg en dit moet vastgehouden worden. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou betekenen dat de band met zijn ouders verdwijnt en dat verdachte opnieuw criminaliseert. De raadsman heeft daarom bepleit dat een taakstraf voor de duur van 240 uur met een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden meer passend is.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
  • het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 18 september 2018;
  • een reclasseringsadvies, gedateerd 27 september 2018.
De reclassering adviseert in bovengenoemd rapport om bij een veroordeling een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met de volgende bijzondere voorwaarden:
  • een meldplicht bij de reclassering ( [naam 3] te Winterswijk);
  • een ambulante behandeling waarbij verdachte zich laat begeleiden door de gemeente Oost-Gelre. Daarnaast moet hij meewerken aan diagnostisch onderzoek indien dit nodig wordt geacht.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich bezig gehouden met de handel in harddrugs en heeft er hierdoor aan bijgedragen de verslaving van (mede)verslaafden in stand te houden en zo de gezondheid van die anderen in gevaar te brengen. Het is bovendien een feit van algemene bekendheid dat de handel in harddrugs de toename van randcriminaliteit bevordert. Een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf acht de rechtbank daarom op zijn plaats. Een werkstraf (met een voorwaardelijke vrijheidsstraf) zou onvoldoende recht doen aan de ernst van de feiten en met name de lange duur van het dealen.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting de LOVS oriëntatiepunten als uitgangspunt genomen. Ten aanzien van het verkopen/afleveren/verstrekken van gebruikershoeveelheden harddrugs vanuit een pand of op straat gedurende 6 tot 12 maanden met enige regelmaat staat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden omschreven. In de onderhavige procedure is een periode van twee jaren bewezen verklaard. Relevant is verder aan de ene kant dat verdachte geen volledige openheid van zaken heeft gegeven en aan de andere kant dat uit het dossier niet het beeld volgt dat verdachte als een “grote” dealer geldt. Daarnaast houdt de rechtbank rekening met het tijdsverloop. Tot slot houdt de rechtbank rekening met de toepassing van artikel 63 van het wetboek van Strafrecht, gelet op de veroordelingen van de Rechtbank Gelderland van 6 april 2018 en 24 mei 2018.
Alles afwegend legt de rechtbank op een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd in het reclasseringsadvies en met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht.
Beslag
Voor zover er nog geen beslissing is genomen op het beslag, beslist de rechtbank als volgt:
Nu de in beslag genomen middelen, te weten 220 xtc-pillen, middelen zijn als bedoeld in artikel 2 en 3 van de Opiumwet, dienen deze op grond van artikel 13a van de Opiumwet te worden onttrokken aan het verkeer.
De na te melden in beslag genomen en nog niet teruggegeven telefoon, volgens opgave van verdachte aan verdachte toebehorend, is vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het een voorwerp is met behulp waarvan het onder feit 2 bewezenverklaarde is begaan.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 33, 33a, 36b, 36c, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden;
 bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf groot
4 (vier) maanden,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarde(n) voor het einde van de proeftijd die op twee jaren wordt bepaald;
 de algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
- zich ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- zijn medewerking zal verlenen aan het door de Reclassering Nederland te houden toezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
 de bijzondere voorwaarde(n) dat de veroordeelde:
- zich meldt zich bij [naam 3] Reclassering te Winterswijk aan de [adres 2] en zich blijft melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren.
- zich laat begeleiden door Gemeente Oost Gelre. Hij houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen, die hij krijgt van zijn contactpersonen binnen de gemeente, om zijn traject positief te laten verlopen. Daarnaast dient veroordeelde mee te werken aan diagnostisch onderzoek indien dit nodig wordt geacht, ten behoeve van het realiseren van een passend traject wat in samenwerking met de gemeente Oost Gelre, [naam 3] Reclassering en indien noodzakelijk met andere ketenpartners wordt opgesteld.
 geeft opdracht aan de Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde(n) en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden (artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht).
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 beveelt, voor zover van toepassing, de
onttrekking aan het verkeervan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven 220 xtc-pillen;
 verklaart, voor zover van toepassing,
verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven telefoon van verdachte.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.J.C. Cremers (voorzitter), mr. M.C. van der Mei en mr. I.C.E. Draisma, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L. Jansen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 2 november 2018.
mr. P.J.C. Cremers en mr. I.C.E. Draisma zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 2] , hoofdagent van de politie Oost Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2018058743, gesloten op 7 februari 2018 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van bevindingen p. 101a en 102a, in onderlinge samenhang gelezen met het Rapport Identificatie van veelvoorkomende drugs van het NFI d.d. 20-04-2018.
3.Proces-verbaal van bevindingen p. 101a
4.Proces-verbaal van verhoor p. 126a
5.Bijlage bij proces-verbaal van getuigenverhoor p. 74a
6.Verklaring van verdachte, afgelegd tijdens het onderzoek ter terechtzitting van 19 oktober 2018
7.Proces-verbaal van getuigenverhoor p. 37a en 38a
8.Proces-verbaal van getuigenverhoor p. 63a t/m 65a
9.Proces-verbaal van getuigenverhoor p. 83a en 84a
10.Bijlage bij proces-verbaal van getuigenverhoor p. 74a
11.Bijlage bij proces-verbaal van bevindingen p. 41a t/m 43a
12.Verklaring van verdachte, afgelegd tijdens het onderzoek ter terechtzitting van 19 oktober 2018