ECLI:NL:RBGEL:2018:4709

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
2 november 2018
Publicatiedatum
2 november 2018
Zaaknummer
05/003474-18
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstallen en identiteitsfraude met gevangenisstraf

Op 2 november 2018 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een 38-jarige man uit Arnhem, die werd beschuldigd van diefstal uit drie woningen en identiteitsfraude. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven maanden. De zaak kwam voor de rechtbank na een terechtzitting op 19 oktober 2018, waar de verdachte zich heeft bekend aan de feiten. De tenlastelegging omvatte diefstal van sieraden uit woningen in Doetinchem op 27 en 28 juli 2017, en het gebruik van identiteitsgegevens van een ander met het doel om zijn eigen identiteit te verhullen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op verschillende adressen in Doetinchem met een 'babbeltruc' de woningen van oudere slachtoffers binnenging, waarbij hij zich voordeed als iemand die werkzaamheden aan de ramen moest controleren. Dit misbruik van vertrouwen leidde tot de diefstal van waardevolle sieraden, die vaak ook emotionele waarde hadden voor de slachtoffers. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de kwetsbaarheid van de slachtoffers meegewogen in de strafmaat. De officier van justitie had een hogere straf geëist, maar de rechtbank kwam tot de conclusie dat een gevangenisstraf van zeven maanden passend was, mede gezien de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd.

De rechtbank heeft de verdachte ook vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten die niet bewezen konden worden. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 57, 310 en 231b van het Wetboek van Strafrecht. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/003474-18
Datum uitspraak : 2 november 2018
Verstek
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1980 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres 1] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 19 oktober 2018.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 27 juli 2017 te Doetinchem met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning (gelegen aan de [adres 2] ) heeft weggenomen een hoeveelheid sieraden, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
2
hij op of omstreeks 27 juli 2017 te Doetinchem met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning (gelegen aan de [adres 3] ) heeft weggenomen een hoeveelheid sieraden, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
3
hij op of omstreeks 28 juli 2017 te Doetinchem met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning (gelegen aan de [adres 4] ) heeft weggenomen drie ringen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
4
hij op of omstreeks 28 juli 2017 te Doetinchem opzettelijk en wederrechtelijk identificerende persoonsgegevens, niet zijnde biometrische persoonsgegevens, van een ander te weten de personalia en/of het mobiele telefoonnummer en/of de naam van het bedrijf van [slachtoffer 5] heeft gebruikt door voornoemde gegevens te verstrekken aan mevrouw [naam 1] , althans aan een bewoonster van de [naam 2] te Doetinchem, met het oogmerk om zijn identiteit te verhelen en/of de identiteit van de ander te verhelen en/of te misbruiken, waardoor enig nadeel kon ontstaan.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
Feit 1:
  • proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] ( [adres 2] ), p 28 t/m 30;
  • proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 93 t/m 96.
Feit 2:
  • proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , [adres 3] ), p. 144 t/m 146;
  • proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 97 t/m 104.
Feit 3:
  • proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] namens [slachtoffer 4] , ( [adres 4] ), p. 186 t/m 188;
  • proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 108 t/m 112;
  • proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 237 en 238.
Feit 4:
  • proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 5] , p. 119 en 120;
  • proces-verbaal van bevindingen p. 50 t/m 53;
  • proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 97 t/m 104.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder punt 1 t/m 4 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1
hij op
of omstreeks27 juli 2017 te Doetinchem met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning (gelegen aan de [adres 2] ) heeft weggenomen een hoeveelheid sieraden,
in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [slachtoffer 1]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
2
hij op
of omstreeks27 juli 2017 te Doetinchem met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning (gelegen aan de [adres 3] ) heeft weggenomen een hoeveelheid sieraden,
in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [slachtoffer 2]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
3
hij op
of omstreeks28 juli 2017 te Doetinchem met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning (gelegen aan de [adres 4] ) heeft weggenomen drie ringen,
in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
4
hij op
of omstreeks28 juli 2017 te Doetinchem opzettelijk en wederrechtelijk identificerende persoonsgegevens, niet zijnde biometrische persoonsgegevens, van een ander te weten de personalia
en/of het mobiele telefoonnummeren
/ofde naam van het bedrijf van [slachtoffer 5] heeft gebruikt door voornoemde gegevens te verstrekken aan mevrouw [naam 1] ,
althans aan een bewoonster van de [naam 2] te Doetinchem,met het oogmerk om zijn identiteit te verhelen
en/of de identiteit van de ander te verhelen en/of te misbruiken, waardoor enig nadeel kon ontstaan.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1, 2 en 3, telkens:
diefstal
Ten aanzien van feit 4:
Opzettelijk en wederrechtelijk identificerende persoonsgegevens, niet zijnde biometrische persoonsgegevens, van een ander gebruiken met het oogmerk om zijn identiteit te verhelen, waardoor uit dat gebruik enig nadeel kon ontstaan.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte, gelet op de aard en de ernst van de feiten, ter zake het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijftien maanden met aftrek van de tijd die hij in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf mede gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, alsook de omstandigheden waaronder het tenlastegelegde is begaan, waarbij onder meer is gelet op het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 18 september 2018.
Verdachte heeft op klaarlichte dag in een woonwijk bij meerdere woningen aangebeld met een ‘babbeltruc’ dat hij de kitranden van de ramen in de woning moest controleren. Verdachte heeft een jaar eerder renovatiewerkzaamheden uitgevoerd in de betreffende woonwijk waardoor de bewoners hem herkenden en vertrouwden. Verdachte heeft hier misbruik van gemaakt. De bewoners hebben verdachte binnen gelaten en op de bovenverdieping van hun woning, waaronder hun slaapkamer, laten rondkijken, waar verdachte vervolgens sieraden heeft weggenomen.
De rechtbank neemt het verdachte zeer kwalijk dat hij door middel van deze babbeltruc misbruik heeft gemaakt van het vertrouwen van de bewoners, die allemaal een zeer hoge leeftijd hadden. Dit zijn kwetsbare slachtoffers en verdachte is volledig voorbij gegaan aan de gevolgen die zijn handelen voor deze slachtoffers heeft gehad. De sieraden die zij missen hebben vaak ook emotionele waarde. Een van de slachtoffers is inmiddels overleden. Dat verdachte een dag later terug is gegaan naar dezelfde wijk en weer met deze babbeltruc sieraden heeft weggenomen, geeft aan dat verdachte enkel en alleen aan zijn eigen (financiële) belangen en behoeften dacht en geen oog had voor de gevolgen voor de slachtoffers. Verder heeft verdachte, om betrapping te voorkomen, een naam vals gebruikt.
De rechtbank heeft ten aanzien van de straftoemeting aansluiting gezocht bij de LOVS-oriëntatiepunten bij insluiping, die per feit een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden geven. Daarnaast acht de rechtbank de hoge leeftijd van de slachtoffers en de geraffineerde wijze waarop verdachte zijn slachtoffers heeft gedupeerd, strafverzwarend. Verdachte heeft ook een identiteit vals gebruikt om betrapping te voorkomen (feit 4). Alles overwegend is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden, met aftrek van de tijd die door verdachte reeds in voorlopige hechtenis is doorgebracht, passend en geboden is.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 57, 310 en 231b van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
  • veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de duur van
  • beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. van der Mei (voorzitter), mr. P.J.C. Cremers en mr. I.C.E. Draisma, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L. Jansen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 2 november 2018.
mr. P.J.C. Cremers en mr. I.C.E. Draisma zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Oost Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2017412592, gesloten op 4 september 2017 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.