ECLI:NL:RBGEL:2018:4679

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
1 november 2018
Publicatiedatum
1 november 2018
Zaaknummer
05/840932-17 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing ontnemingsvordering wegens onvoldoende bewijs van betrokkenheid bij hennepkwekerij

In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 1 november 2018 uitspraak gedaan in een ontnemingsprocedure tegen een veroordeelde, die werd beschuldigd van betrokkenheid bij een hennepkwekerij en diefstal van stroom. De officier van justitie, mr. N. Huisman, had aanvankelijk gevorderd dat de rechtbank het wederrechtelijk verkregen voordeel zou vaststellen op een bedrag van € 282.072,30. Tijdens de zitting op 18 oktober 2018 heeft de officier zijn vordering aangepast en het bedrag verlaagd naar € 92.346,10. De rechtbank heeft de vordering inhoudelijk behandeld en zowel de officier van justitie als de verdediging gehoord.

Bij de uitspraak op 1 november 2018 heeft de rechtbank geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte betrokken was bij de hennepkwekerij of de diefstal van stroom. Gezien het feit dat de verdachte vrijgesproken is van het tenlastegelegde feit, heeft de rechtbank besloten de vordering van de officier van justitie af te wijzen. De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, dat betrekking heeft op de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit mr. G. Noordraven (voorzitter), mr. R.G.J. Welbergen en mr. G.J.H. Boerhof, in aanwezigheid van griffier mr. S. Blankenspoor.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/840932-17 (ontneming)
Datum zitting : 18 oktober 2018
Datum uitspraak: 1 november 2018
Tegenspraak
uitspraak van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie van het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
naam :
[veroordeelde](hierna te noemen: veroordeelde),
geboren op : [geboortedag] 1949 te [geboorteplaats] ,
adres : [adres] ,
plaats : [woonplaats] ,
raadsvrouw : mr. S.G.H. van de Kamp, advocaat te 's-Hertogenbosch.

1.De procedure

De officier van justitie heeft (aanvankelijk) gevorderd dat de rechtbank, conform artikel 36e, vijfde lid, van het Wetboek van Strafrecht, het bedrag vast zal stellen waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat en dat de rechtbank aan betrokkene de verplichting zal opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 282.072,30.
De officier van justitie, mr. N. Huisman, heeft ter terechtzitting de vordering aangepast en gevorderd dat het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat op € 92.346,10.
De vordering is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 18 oktober 2018, waarbij de officier van justitie en de verdediging op de vordering zijn gehoord.

2.De beoordeling van de vordering

Bij vonnis van 1 november 2018 is verdachte vrijgesproken van het tenlastegelegde feit waarop de officier van justitie de vordering heeft gebaseerd.
Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat de vordering van de officier van justitie moet worden afgewezen.

3.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

4.De beslissing

De rechtbank wijst de vordering van de officier van justitie af.
Aldus gegeven door mr. G. Noordraven (voorzitter), mr. R.G.J. Welbergen en
mr. G.J.H. Boerhof, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S. Blankenspoor, griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 1 november 2018.