ECLI:NL:RBGEL:2018:4676

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
1 november 2018
Publicatiedatum
1 november 2018
Zaaknummer
05/841358-17
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot gevangenisstraf voor hennepteelt en diefstal van elektriciteit

Op 1 november 2018 heeft de Rechtbank Gelderland in Arnhem uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van hennepteelt en diefstal van elektriciteit. De verdachte, geboren in 1968 en woonachtig in Maurik, werd beschuldigd van het opzettelijk telen van hennep in een pand in Maurik, waar in totaal 839 hennepplanten werden aangetroffen. Daarnaast werd hem verweten dat hij elektriciteit had gestolen door middel van illegale aansluitingen. Tijdens de zitting op 18 oktober 2018 heeft de verdachte bekend en zijn verklaring werd als bewijs gebruikt. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de tenlastegelegde feiten en dat er sprake was van een professionele hennepkwekerij, ondanks de verdediging die stelde dat dit niet het geval was. De rechtbank nam in haar overwegingen mee dat de verdachte eerder was veroordeeld voor soortgelijke delicten en dat hij bewust had gekozen voor het telen van hennep om financiële problemen op te lossen. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 10 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, en motiveerde deze straf door te wijzen op de ernst van de feiten en de gevolgen voor de samenleving. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 14a, 14b, 14c, 47, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/841358-17
Datum uitspraak : 1 november 2018
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1968 te [geboorteplaats] , wonende te [adres 1] , [woonplaats] ,
raadsman: mr. W.J. Ausma, advocaat te Utrecht.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting
van 18 oktober 2018.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na een door de rechtbank toegewezen vordering wijziging tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 20 juni 2017 tot en met 15 augustus 2017, te Maurik, in de gemeente Buren, meermalen, in elk geval eenmaal (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) in de uitoefening van een beroep of
bedrijf (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of
verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand/schuur
aan de [adres 2] ) een hoeveelheid/hoeveelheden van (in totaal) ongeveer
839, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet terwijl dit/deze gepleegde feit(en) (mede) betrekking heeft/hebben op een grote hoeveelheid van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst
II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, welke
hoeveelheid meer bedraagt dan de bij algemene maatregel van bestuur bepaalde
hoeveelheid van een middel (te weten ongeveer 839 hennepplanten, althans meer
dan 200 hennepplanten en/of delen daarvan);
2.
hij in of omstreeks de periode van 25 oktober 2016 tot en met 15 augustus
2017, te Maurik, in de gemeente Buren, meermalen, in elk geval eenmaal (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid/hoeveelheden electriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de firma [naam] , in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen electriciteit onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Ten aanzien van feit 1
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces verbaal van aantreffen hennepkwekerij, p. 6-10;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 18 oktober 2018.
Nu niet is gebleken dat verdachte tezamen en in vereniging met een ander heeft gehandeld, zal hij van dit onderdeel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 2
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
  • het proces-verbaal van aangifte van [naam] , p. 27-29;
  • de verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 18 oktober 2018.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij in
of omstreeksde periode van 20 juni 2017 tot en met 15 augustus 2017, te Maurik,
in de gemeente Buren,meermalen,
in elk geval eenmaal (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althansalleen, (telkens) in de uitoefening van een beroep of bedrijf (telkens) opzettelijk heeft geteeld
en/of bereiden
/ofbewerkt en
/ofverwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand/schuur aan de [adres 2] ) een hoeveelheid
/hoeveelhedenvan (in totaal)
ongeveer839
, althans een groot aantalhennepplanten
en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep,zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wetterwijl dit
/dezegepleegde feit
(en) (mede)betrekking heeft
/hebbenop een grote hoeveelheid van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet,welke hoeveelheid meer bedraagt dan de bij algemene maatregel van bestuur bepaalde hoeveelheid van een middel (te weten ongeveer 839 hennepplanten,
althans meer dan 200 hennepplanten en/of delen daarvan);
2.
hij in
of omstreeksde periode van 20 juni 2017 tot en met 15 augustus 2017, te Maurik,
in de gemeente Buren, meermalen, in elk gevaleenmaal
(telkens)tezamen en in vereniging met een
of meerander
en,
althans alleen,met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid
/hoeveelhedenelektriciteit,
in elk geval enig goed,geheel of ten dele toebehorende aan de firma [naam] ,
in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders,waarbij verdachte en/of zijn mededader
szich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en
/ofdie
/datweg te nemen elektriciteit onder
zijn/haar/hun bereik
heeft/hebben gebracht door middel van
braak en/ofverbreking;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel.
Ten aanzien van feit 2:
Diefstal in vereniging, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.

5.De strafbaarheid van het feit

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder feit 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de hennepkwekerij geen professionele kwekerij is en dat, gelet op soortgelijke zaken, de eis van de officier van justitie aan de hoge kant is.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 18 september 2018.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het telen van hennep. Er is een grote hoeveelheid hennep aangetroffen, te weten 839 planten. Verdachte heeft verklaard dat hij schulden heeft en geen inkomen. Het is een bewuste keuze om door het telen van hennep uit de schulden te komen en inkomen te genereren. Gelet op de hoeveelheid hennepplanten, het doel van de hennepkwekerij en de manier waarop de hennepkwekerij was ingericht volgt de rechtbank de verdediging niet in het standpunt dat er geen sprake was van een professionele hennepkwekerij.
De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij zich bij zijn handelen heeft laten leiden door zijn eigen financiële gewin en geen oog heeft gehad voor de schadelijke gevolgen die het door hem gepleegde delict voor de samenleving heeft. De rechtbank volgt het standpunt van verdachte dan ook niet dat hij met het telen van hennep niemand kwaad heeft gedaan. Los van de nadelige gevolgen voor de volksgezondheid, gaat productie van (en handel in) hennep gepaard met vele andere vormen van criminaliteit die verdachte door zijn handelen heeft bevorderd dan wel mede in stand heeft gehouden. Daarbij rekent de rechtbank het verdachte zwaar aan dat hij een zeer bewuste keuze heeft gemaakt en daarbij zijn pakkans heeft afgewogen. Daarnaast heeft verdachte elektriciteit gestolen. Door illegale aansluitingen te (laten) maken, heeft verdachte brandgevaar en gevaar voor elektrocutie veroorzaakt.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte een uitgebreide documentatie heeft en dat verdachte in het – recente – verleden meermaals is veroordeeld voor delicten op grond van de Opiumwet. De rechtbank vindt gelet op het voorgaande een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van tien maanden waarvan vier maanden voorwaardelijk passend en geboden.
De rechtbank ziet aanleiding voor een deels voorwaardelijke straf, omdat verdachte in het verleden meermaals is veroordeeld voor delicten in het kader van de Opiumwet en verdachte, zoals hij ter zitting heeft verklaard, (telkens) een bewuste afweging en keuze maakt tussen de pakkans en het genereren van inkomen door middel van hennepteelt. De rechtbank is van oordeel dat het voorwaardelijke deel van voldoende gewicht moet zijn om voornoemde afweging en keuze van verdachte in de toekomst positief te beïnvloeden en hem ervan te weerhouden nieuwe strafbare feiten te plegen.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 47, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf van 10 (tien) maanden;
 bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf groot
4 (vier) maanden,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarde voor het einde van de proeftijd die op twee jaren wordt bepaald;
 de algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Noordraven (voorzitter), mr. R.G.J. Welbergen en
mr. G.J.H. Boerhof, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S. Blankenspoor, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 1 november 2018.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Oost Nederland, district Gelderland Zuid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2017595237, gesloten op 29 december 2017 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.