ECLI:NL:RBGEL:2018:4641

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
30 oktober 2018
Publicatiedatum
30 oktober 2018
Zaaknummer
05/840159-18
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van poging tot brandstichting na gasafsluiting zonder aanmerkelijke kans op gevaar

Op 30 oktober 2018 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in de zaak tegen een man uit Wijchen, die werd verdacht van poging tot brandstichting. De verdachte had op 22 januari 2018 in zijn woning een gaspit opengedraaid en vervolgens 112 gebeld, waarbij hij aangaf dat hij het leven niet meer zag zitten. De politie en brandweer kwamen ter plaatse, maar er werd geen gas geroken in het voorportaal. Pas in de woonkamer werd een gaslucht waargenomen en bleek er één gaspit open te staan. De rechtbank concludeerde dat er gedurende ongeveer vijftien minuten gas was gestroomd, maar er was geen deskundig onderzoek gedaan naar de gasconcentratie of mogelijke ontstekingsbronnen. Hierdoor kon niet worden vastgesteld of er een aanmerkelijke kans op brand of ontploffing was, wat essentieel is voor de bewezenverklaring van de poging tot brandstichting. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de tenlastegelegde feiten, oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de aanmerkelijke kans op gevaar en hefte de voorlopige hechtenis op. De uitspraak volgde na meerdere zittingen en een zorgvuldige afweging van de feiten en omstandigheden.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/840159-18
Datum uitspraak : 30 oktober 2018 (bij vervroeging)
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1973 te [geboorteplaats] ,
destijds wonende te [woonplaats 1] ,
thans verblijvende in [adres 1] te [woonplaats 2] .
Raadsman: mr. B. Pernot, advocaat te Wijchen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 7 juni 2018, 2 juli 2018, 9 augustus 2018 en 25 oktober 2018.
1.
De inhoud van de tenlastelegging [1]
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig zou hebben gemaakt aan:
- een poging tot brandstichting in de nacht van 21 februari 2018 op 22 februari 2018 te Wijchen, met gemeen gevaar voor personen of goederen.

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot brandstichting met gemeen gevaar voor personen en goederen. Er was geen sprake van vrijwillige terugtred of een ondeugdelijke poging. Zij heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 131 dagen en daarnaast vier maanden gevangenisstraf voorwaardelijk, met daaraan verbonden een aantal bijzondere voorwaarden, met een proeftijd van twee jaar
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, met een toelichting als vermeld in de pleitnotitie, bepleit dat verdachte vrijgesproken dient te worden nu niet bewezen kan worden dat er sprake is van een begin van uitvoering van het voorgenomen misdrijf. Voorts kan ook niet bewezen worden dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat er brand zou uitbreken of een ontploffing zou plaatsvinden. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging wegens het bestaan van een strafuitsluitingsgrond, namelijk vrijwillige terugtred. Meer subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte sterk verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht en dat volstaan kan worden met een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het ondergane voorarrest.
Beoordeling door de rechtbank
Uit de inhoud van het dossier en de behandeling ter terechtzitting is het volgende gebleken.
Verdachte heeft op 22 januari 2018 in zijn woning op het adres [adres 2] te [woonplaats 1] een gaspit opengedraaid. Hij heeft vervolgens om 00.41 uur 112 gebeld en daarvan melding gemaakt. Tijdens de melding heeft verdachte te kennen gegeven dat hij het leven niet meer zag zitten. De politie en de brandweer zijn naar de woning van verdachte gegaan. In het voorportaal werd geen gas geroken en ook bij binnenkomst in de woning zelf werd er niet direct een gaslucht waargenomen. De verbalisanten zijn de woning verder binnengegaan. In de woonkamer werd wel een gaslucht waargenomen en was een sissend geluid te horen. Er bleek één gaspit open te staan in de keuken. Die is dichtgedraaid. Op dat moment was het ongeveer 00.55 uur. Daarna is de woning gelucht.
Naar het oordeel van de rechtbank staat vast dat er in een periode van ongeveer vijftien minuten gas uit één van de gaspitten in de woning van verdachte is gestroomd.
Er is een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt over onderzoek naar de gevaarzetting. De verbalisant heeft geconcludeerd dat er gevaar bestond voor de hulpverleners die op de melding afkwamen, voor de buren en voor gevaar goederen, namelijk de woningen die onderdeel uitmaken van het flatgebouw.
Uit het dossier blijkt niet dat er door een deskundige technisch onderzoek is gedaan.
Er zijn bijvoorbeeld geen gegevens in het dossier opgenomen over de gasconcentratie in de woning, of deze concentratie zich verder kon blijven ophopen of dat het gas kon uitstromen via een ventilatiesysteem. Ook blijkt niet van de aanwezigheid van een mogelijke ontstekingsbron.
De rechtbank is van oordeel dat onder deze omstandigheden niet valt vast te stellen of er sprake is geweest van een aanmerkelijke kans dat er brand zou uitbreken of een ontploffing zou kunnen plaatsvinden, waardoor niet bewezen verklaard kan worden dat verdachte de aanmerkelijke kans daarop heeft aanvaard.
De rechtbank acht daarom niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte ten laste is gelegd. Zij zal verdachte daarvan vrijspreken.
Het bevel voorlopige hechtenis zal worden opgeheven.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart niet bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;

heft ophet – geschorste – bevel tot
voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y.M.J.I. Baauw (voorzitter), mr. Y. Cenik en mr. R.M. Schoo, rechters, in tegenwoordigheid van A.B.M. Jansen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 30 oktober 2018.
Bijlage 1
hij in of omstreeks de nacht van 21 februari 2018 op 22 februari 2018 in de gemeente Wijchen, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om opzettelijk brand te stichten en/of een ontploffing teweeg te brengen in een aan de [adres 2] gelegen woning, met dat opzet de gaskraan in die woning heeft opengezet, in elk geval met dat opzet een (grote) hoeveelheid gas, althans een brandbare en/of ontplofbare stof en/of open vuur in aanraking heeft gebracht met het meubilair en/of/althans het interieur van die woning en/of die woning, althans met een
brandbare stof, en daarvan gemeen gevaar voor dat meubilair en/of dat interieur en/of die
woning en/of de belendende percelen van die woning, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor een of meer in die belendende percelen verblijvende
personen, in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een of meer in de belendende percelen van die woning verblijvende personen, in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

Voetnoten

1.De volledige tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.