ECLI:NL:RBGEL:2018:4638

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
29 oktober 2018
Publicatiedatum
30 oktober 2018
Zaaknummer
05/820209-14
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van poging tot zwaar lichamelijk letsel en bewezenverklaring van mishandeling met overschrijding van redelijke termijn

Op 29 oktober 2018 heeft de militaire kamer van de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van (poging tot) het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer 1] en mishandeling van [slachtoffer 2]. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de primair en subsidiair ten laste gelegde feiten, omdat de verklaringen van de aangever en getuigen op essentiële punten uiteenliepen, waardoor niet kon worden vastgesteld wat het handelen van de verdachte was. Wel werd bewezen geacht dat de verdachte [slachtoffer 1] bij de neus heeft gepakt, wat als mishandeling werd gekwalificeerd. De rechtbank oordeelde dat, gezien de ernstige overschrijding van de redelijke termijn, er geen straf of maatregel opgelegd diende te worden. De zaak had meer dan zes jaar geduurd, wat de rechtbank als onacceptabel beschouwde. De verdachte was voor het eerst in aanraking met justitie en had geen strafblad. De uitspraak benadrukt het belang van een redelijke termijn in strafzaken en de gevolgen van een langdurige procedure voor de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/820209-14
Datum uitspraak : 29 oktober 2018
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige militaire kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1981 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] , [woonplaats] ,
raadsman: mr. J.C.C.M. Brand, advocaat te Westervoort.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 9 februari 2015 en 15 oktober 2018.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
Primair
hij op of omstreeks 19 augustus 2012 te Ulft in de gemeente Oude IJsselstreek,
aan een persoon genaamd [slachtoffer 1] , opzettelijk zwaar
lichamelijk letsel (gebroken ellepijp, die operatief met plaat en zes
schroeven gezet moest worden), heeft toegebracht, door deze opzettelijk
meermalen, althans éénmaal, (hard/ met kracht) (met de vuisten) in/op/tegen
het gezicht en/of het hoofd en/of het lichaam te stompen en/of te slaan en/of
al bukkend en/of aanstormend de benen onder die [slachtoffer 1] vandaan te trekken;
Subsidiair
hij op of omstreeks 19 augustus 2012 te Ulft in de gemeente Oude IJsselstreek,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon
genaamd [slachtoffer 1] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe
te brengen, met dat opzet meermalen, althans éénmaal, (hard/ met kracht) (met
de vuisten) in/op/tegen het gezicht en/of het hoofd en/of het lichaam van die
[slachtoffer 1] heeft gestompt en/of geslagen en/of al bukkend en/of aanstormend de
benen onder die [slachtoffer 1] vandaan heeft getrokken, terwijl de uitvoering van dat
voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Meer Subsidiair
hij op of omstreeks 19 augustus 2012 te Ulft in de gemeente Oude IJsselstreek,
opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 1] ),
meermalen, althans éénmaal, (hard/ met kracht) bij de neus heeft gepakt en/of
de neus van die [slachtoffer 1] heeft (om)gedraaid en/of (met de vuisten) in/op/tegen
het gezicht en/of het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft gestompt
en/of geslagen en/of al bukkend en/of aanstormend de benen onder die [slachtoffer 1]
vandaan heeft getrokken, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft
ondervonden;
2.
hij op of omstreeks 19 augustus 2012 te Ulft in de gemeente Oude IJsselstreek,
opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 2] ), meermalen,
althans éénmaal, (hard/ met kracht) (met de vuisten) in/op/tegen het gezicht
en/of het hoofd en/of het lichaam heeft gestompt en/of geslagen en/of
(terwijl die [slachtoffer 2] op de grond lag) boven op die [slachtoffer 2] is gesprongen,
waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 primair tenlastegelegde. Verdachte heeft – door al bukkend en aanstormend de benen onder [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ) weg te trekken – zwaar lichamelijk letsel veroorzaakt bij [slachtoffer 1] . Door zodanig te handelen heeft verdachte de aanmerkelijke kans aanvaard dat [slachtoffer 1] tegen de trampoline aan zou vallen en hierdoor zijn arm zou breken. Ten slotte dient verdachte volgens de officier van justitie van feit 2 te worden vrijgesproken.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft integrale vrijspraak bepleit. De raadsman heeft aangevoerd dat sprake was van een noodweer situatie, aangezien verdachte door vier personen is aangevallen, waartegen hij zich diende te verdedigen. Er was geen sprake van (voorwaardelijk) opzet ten aanzien van het onder feit 1 tenlastegelegde. Door de worsteling is [slachtoffer 1] slechts ongelukkig terechtgekomen op de trampoline. Voorts heeft verdachte [slachtoffer 1] enkel een afwerende duw gegeven waardoor het opzet op het veroorzaken van pijn of letsel ontbreekt. Ten aanzien van het tweede feit sluit de raadsman zich aan bij de officier van justitie.
Beoordeling door de militaire kamer
Vast staat dat op 19 augustus 2012 in Ulft een incident heeft plaatsgevonden waarbij verdachte en [slachtoffer 1] betrokken zijn geweest. Vast staat eveneens dat [slachtoffer 1] na dit incident een gebroken ellepijp had. De vraag die de militaire kamer moet beantwoorden, is of verdachte dit letsel opzettelijk heeft veroorzaakt door [slachtoffer 1] opzettelijk te slaan/stompen en/of al bukkend of aanstormend de benen onder [slachtoffer 1] vandaan te trekken dan wel of verdachte door dit handelen heeft geprobeerd [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
Verschillende getuigen verklaren over een vechtpartij tussen verschillende personen waarbij verdachte en [slachtoffer 1] op enig moment op de trampoline zijn gevallen of beland. Onduidelijk is hoe dat is gegaan. De getuigen verklaren niet eenduidig. [slachtoffer 1] zelf heeft verklaard dat verdachte op enig moment op hem kwam afstormen, vervolgens zich aanstormend bukte en zijn benen onder hem vandaan trok. Hierdoor is [slachtoffer 1] meegegaan in de snelheid van verdachte, gevallen en verkeerd op de trampoline terecht gekomen. Verdachte heeft ontkend dat hij op [slachtoffer 1] is afgestormd en heeft verklaard dat hij op enig moment op de trampoline is gevallen. Nu niet vast is komen te staan dat [slachtoffer 1] is gevallen door toedoen van verdachte kan ook het door de val ontstane letsel niet toegeschreven worden aan verdachte. Verdachte zal daarom van het primair tenlastegelegde worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde geldt eveneens dat de lezingen van aangever, verdachte en alle getuigen op essentiële punten uiteenlopen en dat de militaire kamer niet kan vaststellen wat het handelen van verdachte is geweest en dus ook niet of dat handelen zwaar lichamelijk letsel zou kunnen hebben veroorzaakt. Daarom wordt verdachte eveneens vrijgesproken van het subsidiair tenlastegelegde.
De vraag die de militaire kamer vervolgens dient te beantwoorden is of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de meer subsidiair ten laste gelegde mishandeling. Verdachte heeft zelf verklaard dat hij [slachtoffer 1] bij zijn neus heeft gepakt. [2] Dit wordt ook door [slachtoffer 1] bevestigd en hij voegt hieraan toe dat hij hierdoor pijn voelde. [3] [naam] zag dat verdachte [slachtoffer 1] hard bij zijn neus greep. [4] Dit levert op zichzelf een mishandeling op. De militaire kamer acht dan ook bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 1 meer subsidiair tenlastegelegde voor zover dit betrekking heeft op het hard bij de neus pakken van [slachtoffer 1] . Van de overige tenlastegelegde geweldshandelingen is, zoals hiervoor ten aanzien van het primaire en subsidiaire al is overwogen, niet duidelijk of, en zo ja door wie die handelingen zijn verricht.
De raadsman heeft vervolgens een beroep gedaan op noodweer. Verdachte heeft verklaard dat [slachtoffer 1] zei: “Ik zou maar oppassen als ik jou was”. Verdachte voelde zich hierdoor bedreigd en heeft [slachtoffer 1] daarom weggeduwd. Vervolgens werd verdachte aangevallen door vier mannen en is er over en weer geslagen. Verdachte heeft uit noodweer gehandeld.
De officier van justitie heeft niet gereageerd op het noodweerverweer van de raadsman.
De militaire kamer dient te beoordelen of sprake is geweest van een noodweersituatie dan wel een onmiddellijk dreigend gevaar voor zo’n situatie. Van zo’n situatie is sprake bij een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van eigen of anders lijf, eerbaarheid of goed, waartegen verdachte zich noodzakelijk diende te verdedigen.
Verdachte heeft [slachtoffer 1] bij de neus gepakt toen [slachtoffer 1] nog in de stoel lag en er in het geheel nog geen sprake was van een (op handen zijnde) vechtpartij. Het enkele feit dat [slachtoffer 1] : “Ik zou maar oppassen als ik jou was”, heeft geroepen, is onvoldoende is om te spreken van een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van zijn lijf, eerbaarheid of goed. Tevens kan in deze situatie niet worden gesproken van een onmiddellijk dreigend gevaar voor een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van zijn lijf, eerbaarheid of goed. Daarbij is verdachte degene die het fysieke gevecht is begonnen door [slachtoffer 1] bij zijn neus te pakken. De militaire kamer is dan ook van oordeel dat geen sprake was van een noodweersituatie, zodat geen noodzaak tot verdediging bestond. De militaire kamer verwerpt het verweer.
Feit 2
De militaire kamer is, met de officier van justitie, en de verdediging, van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte letsel of pijn heeft toegebracht aan [slachtoffer 2] . [slachtoffer 2] heeft enerzijds verklaard dat hij, nadat verdachte op hem was gevallen, last kreeg van zijn rechterduim. Anderzijds heeft hij op 19 augustus 2012 bij de huisarts verklaard dat hij een klap heeft gegeven aan verdachte en last had van een dikke duim. Voor de militaire kamer is het onduidelijk hoe het letsel aan de duim van [slachtoffer 2] precies is ontstaan. Bovendien is [slachtoffer 2] de enige die daarover heeft verklaard. de militaire kamer zal verdachte daarom vrijspreken van feit 2.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de militaire kamer is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 meer subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks19 augustus 2012 te Ulft in de gemeente Oude IJsselstreek,
opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 1] ),
meermalen, althans éénmaal, (hard
/ met kracht)bij de neus heeft gepakt
en/of
de neus van die [slachtoffer 1] heeft (om)gedraaid en/of (met de vuisten) in/op/tegen
het gezicht en/of het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft gestompt
en/of geslagen en/of al bukkend en/of aanstormend de benen onder die [slachtoffer 1]
vandaan heeft getrokken, waardoor deze
letsel heeft bekomen en/ofpijn heeft
ondervonden.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
mishandeling.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot het verrichten van een werkstraf voor de duur van 38 uur, subsidiair 19 dagen hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat de redelijke termijn fors is overschreden. Deze zaak heeft ruim zes jaar boven het hoofd van verdachte gehangen. Tevens heeft de verdediging verzocht rekening te houden met de baan van verdachte. Hij wordt namelijk momenteel gescreend en is al ruim 16 jaar in dienst van defensie.
Beoordeling door militaire kamer
De militaire kamer heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op het uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 14 september 2018.
De militaire kamer overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling door [slachtoffer 1] op 19 augustus 2012 bij zijn neus te pakken. Uit het uittreksel justitiële documentatie van 14 september 2018 volgt dat het wel de eerste en de enige keer is dat verdachte met justitie in aanraking is geweest.
Verdachte is voor de eerste keer op 9 oktober 2014 – met afstand van de betekeningstermijnen – gedagvaard. De meervoudige kamer heeft zich op 13 oktober 2014 onbevoegd verklaard, omdat verdachte ten tijde van het ten laste gelegde militair was. Op 9 februari 2015 is deze zaak door de meervoudige militaire kamer aangehouden. Inmiddels is er ruim zes jaar verstreken sinds het incident en er heeft zich geen omstandigheid voorgedaan die maakt dat dit tijdsverloop geheel of gedeeltelijk aan verdachte zou moeten worden toegerekend. Daarmee is de redelijke termijn in ernstige mate overschreden. De militaire kamer is van oordeel dat deze overschrijding voor het opleggen van een straf niet zonder gevolgen dient te blijven.
Gelet op het voorgaande alsmede rekening houdend met de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan, acht de militaire kamer het raadzaam om te bepalen dat aan verdachte ter zake van het bewezenverklaarde geen straf of maatregel wordt opgelegd. De militaire kamer volgt niet de eis van de officier van justitie, mede omdat de militaire kamer tot een andere bewezenverklaring komt en de eis van de officier van justitie geen recht doet aan het door de militaire kamer bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De militaire kamer:
 spreekt verdachte vrij van de onder feit 1 primair en subsidiair en het onder feit 2 tenlastegelegde feiten;
 verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 meer subsidiair tenlastegelegde feit, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 bepaalt dat
geen straf of maatregelwordt opgelegd.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.W.B. Heijmans (voorzitter), mr. S.C.A.M. Janssen, rechter, en Kolonel mr. C.E.W. van de Sande, militair lid, in tegenwoordigheid van mr. S. de Rooij, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 29 oktober 2018.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant van de politie Noord- en Oost Nederland, district Achterhoek, team Oude IJsselstreek, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0642 2013066257, gesloten op 10 juli 2013 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 62.
3.Proces-verbaal van verhoor verdachte [slachtoffer 1] , p. 35.
4.Proces-verbaal van verhoor verdachte [naam] , p. 18.