ECLI:NL:RBGEL:2018:4625

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
25 oktober 2018
Publicatiedatum
29 oktober 2018
Zaaknummer
C/05/342810/KG RK 18-821
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter wegens vermeende partijdigheid

Op 25 oktober 2018 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Gelderland een wrakingsverzoek afgewezen. Het verzoek was ingediend door een verzoeker die zich benadeeld voelde door de rechter, mr. P.J. Wiegman, in een civiele procedure. De verzoeker had zijn wrakingsverzoek gebaseerd op de stelling dat de rechter irrelevante feiten had toegestaan tijdens de behandeling van zijn zaak en dat hij onterecht een medische verklaring moest overleggen voor uitstel van de zitting. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat de rechterlijke beslissingen, zoals het opvragen van een medische verklaring en het verwijzen van de zaak voor repliek, processuele beslissingen zijn en geen grond voor wraking kunnen vormen. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn en dat er bijzondere omstandigheden moeten zijn om te concluderen dat deze onpartijdigheid in gevaar is. In dit geval was er geen bewijs van vooringenomenheid van de rechter. De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking dan ook afgewezen, en deze beslissing is openbaar uitgesproken. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK ARNHEM

Wrakingskamer
zaaknummer: C/05/342810 / KG RK 18/821
Beslissing van 25 oktober 2018
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker],
[adres verzoeker]
hierna te noemen: verzoeker, strekkende tot de wraking van
mr. P.J. Wiegman,
rechter in deze rechtbank, hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het schriftelijke wrakingsverzoek van 13 september 2018, ontvangen op 17 september 2018, en
  • de schriftelijke reactie van de rechter van 26 september 2018.
Bij de mondelinge behandeling is niemand verschenen.

2.Het wrakingsverzoek

2.1
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de zaak met nummer
6590159 CV EXPL 18-213 tussen verzoeker en [naam 1].
2.2
Verzoeker heeft blijkens zijn schriftelijke verzoek het volgende aan zijn verzoek ten grondslag gelegd.
De rechter heeft de tegenpartij toegestaan om schriftelijk irrelevante feiten te beargumenteren die tijdens een zitting afgehandeld hadden moeten worden.
Op 30 augustus 2018 stond de behandeling van zijn zaak gepland. Op 20 augustus 2018 vroeg verzoeker uitstel aan van de behandeling van de zaak omdat zijn operatie was vervroegd. Zijn conditie was niet goed genoeg om zich te verplaatsen. De reactie van de rechtbank liet lang op zich wachten. Hij moest zijn verzoek onderbouwen met medische stukken. Uiteindelijk lukte het verzoeker om een verklaring van de huisarts te bemachtigen. Hij ontving deze verklaring twee dagen voor de behandeling van de zaak. De zaak werd aangehouden en vier weken later opnieuw gepland voor repliek. Verzoeker had echter gevraagd om dit verder in het jaar te plannen, omdat hij moest herstellen van zijn operatie. Ook had de rechtbank geen uitleg gegeven over waarom verzoeker een medische verklaring moest overleggen.
2.3
De rechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft op het verzoek gereageerd. Die reactie wordt hierna voor zover nodig besproken.

3.De ontvankelijkheid

3.1
Ten aanzien van de termijn waarbinnen het wrakingsverzoek is gedaan, overweegt de wrakingskamer dat aan verzoeker op 29 augustus 2018 schriftelijk werd medegedeeld dat de zaak werd verwezen voor repliek. Het wrakingsverzoek is op 13 september 2018 opgesteld. De wrakingskamer vindt in dit tijdsverloop geen aanleiding om te oordelen dat het verzoek niet tijdig is ingediend.
Het leidt daarom niet tot een niet-ontvankelijkheid van verzoeker in zijn wrakingsverzoek.

4.De beoordeling

4.1
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren.
4.2
De wrakingskamer overweegt dat het (standaard) opvragen van een medische verklaring bij een aanhoudingsverzoek een processuele beslissing is. Het verwijzen van een zaak voor repliek is eveneens een processuele beslissing. Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen brengt mee dat een rechterlijke (tussen)beslissing als zodanig nimmer grond kan vormen voor wraking: wraking is geen verkapt rechtsmiddel. Het gerecht dat over het wrakingsverzoek moet oordelen (de wrakingskamer) komt geen oordeel toe over de juistheid van de (tussen)beslissing noch over het verzuim te beslissen. Dat oordeel is voorbehouden aan de rechter die in geval van de aanwending van een rechtsmiddel belast is met de behandeling van de zaak. Wat betreft de motivering van de (tussen)beslissing geldt evenzeer dat het gesloten stelsel van rechtsmiddelen zich ertegen verzet dat die motivering grond kan vormen voor wraking, ook indien het gaat om een door de wrakingskamer onjuist, onbegrijpelijk, gebrekkig of te summier geachte motivering of om het ontbreken van een motivering. Dit is uitsluitend anders indien de motivering van de (tussen)beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten – bijvoorbeeld door de in de motivering gebezigde bewoordingen – niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter die haar heeft gegeven. Voor dat oordeel over de hier aan de orde zijnde processuele beslissingen is in de gegeven omstandigheden geen enkele grond. Ook niet wat betreft de beslissing om een termijn van vier weken voor repliek te geven. Op grond van de aan hem gegeven informatie mocht de rechter ervan uitgaan dat deze (standaard) termijn voor een schriftelijke reactie voldoende was. Indien verzoeker redelijkerwijs meer tijd moest worden gegund voor een schriftelijke reactie, dan had hij dat aan de rechter, via de griffie, kunnen voorleggen. Van een partijdigheid van de rechter is gezien het vorenstaande niet gebleken. De wrakingskamer zal het verzoek tot wraking dan ook afwijzen.

5.De beslissing

De wrakingskamer wijst het verzoek tot wraking af.
Deze beslissing is gegeven door de mrs. H.P.M. Kester-Bik, M.J. van Lee en J.R. Veerman in tegenwoordigheid van de griffier [naam griffier] en in openbaar uitgesproken op
25 oktober 2018.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.