ECLI:NL:RBGEL:2018:462

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
2 februari 2018
Publicatiedatum
1 februari 2018
Zaaknummer
05/740373-16
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in zedenmisdrijfzaak met niet-ontvankelijkverklaring benadeelde partij

In de zaak voor de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, is op 2 februari 2018 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1957, die werd beschuldigd van (poging tot) aanranding van een voormalig verzorger, hier aangeduid als [slachtoffer]. De tenlastelegging omvatte meerdere handelingen waarbij de verdachte zich zou hebben voorgedaan als belangstellende in het welzijn van het slachtoffer, misbruik makend van zijn psychisch en fysiek overwicht. De rechtbank heeft de zaak behandeld na terechtzittingen op 21 september 2017 en 19 januari 2018.

De officier van justitie heeft gepleit voor een veroordeling van de verdachte, stellende dat de verklaringen van het slachtoffer consistent en geloofwaardig zijn. De verdediging daarentegen heeft vrijspraak bepleit, stellende dat de seksuele handelingen met wederzijds goedvinden hebben plaatsgevonden. De rechtbank heeft de verklaringen van zowel de verdachte als het slachtoffer beoordeeld en geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs is om de tenlastelegging te ondersteunen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verklaringen van de betrokken partijen lijnrecht tegenover elkaar staan en dat er onvoldoende bewijs is om te concluderen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde feiten.

Daarom heeft de rechtbank de verdachte integraal vrijgesproken van zowel het primair als het subsidiair tenlastegelegde feit. Tevens is de benadeelde partij, [slachtoffer], niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, aangezien de verdachte is vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. De rechtbank heeft de beslissing op de vordering van de benadeelde partij aan de burgerlijke rechter overgelaten.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/740373-16
Datum uitspraak : 02 februari 2018
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1957 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] .
Raadsman: mr. R.D.J. Visschers, advocaat te Zutphen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 21 september 2017 en 19 januari 2018.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na een door de rechtbank toegestane vordering wijziging tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 30 juni 2016 te Rheden,
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten door:
- als voormalig verzorger [slachtoffer] (opnieuw) te benaderen en/of (daarbij) zich voor te doen als belangstellende en/of geïnteresseerd zijnde in het welzijn van [slachtoffer] en/of (daarbij)
- misbruik te maken van zijn psychisch en/of geestelijk overwicht en/of (vervolgens)
- de toegang te krijgen tot de woning van [slachtoffer] en/of (vervolgens)
- [slachtoffer] vast te pakken en/of mee te nemen naar de slaapkamer en/of (vervolgens) op bed heeft gelegd/geduwd en/of (daarbij)
- misbruik te maken van zijn fysieke overwicht ten opzichte van die [slachtoffer] en/of (daarbij)
- voorbij te gaan aan de verbale en/of non-verbale signalen van verzet en/of weerstand van die [slachtoffer] en/of (vervolgens)
- de broek en/of onderbroek van [slachtoffer] (deels) naar beneden te schuiven en/of te trekken en op deze wijze mw. [slachtoffer] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten het geven van één of meerdere tongzoen(en) en/of het betasten en/of bevoelen van de vagina, althans de schaamstreek en/of de borst(en);
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 30 juni 2016 te Rheden,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten door:
- als voormalig verzorger [slachtoffer] (opnieuw) te benaderen en/of (daarbij) zich voor te doen als belangstellende en/of geïnteresseerd zijnde in het welzijn van [slachtoffer] en/of (daarbij)
- misbruik te maken van zijn psychisch en/of geestelijk overwicht en/of (vervolgens)
- de toegang te krijgen tot de woning van [slachtoffer] en/of (vervolgens)
- [slachtoffer] vast te pakken en/of mee te nemen naar de slaapkamer en/of (vervolgens) op bed heeft gelegd/geduwd en/of (daarbij)
- misbruik te maken van zijn fysieke overwicht ten opzichte van die [slachtoffer] en/of (daarbij)
- voorbij te gaan aan de verbale en/of non-verbale signalen van verzet en/of weerstand van die [slachtoffer] en/of (vervolgens)
- de broek en/of onderbroek van [slachtoffer] (deels) naar beneden te schuiven en/of te trekken en op deze wijze mw. [slachtoffer] te dwingen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen/ontuchtige betastingen van haar (onder)lichaam, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair tenlastegelegde feit, maar dat de subsidiair tenlastegelegde poging tot aanranding wettig en overtuigend kan worden bewezen. Hiertoe heeft zij aangevoerd dat de verklaringen van mevrouw [slachtoffer] (hierna: aangeefster) in de kern consistent, authentiek en geloofwaardig zijn en daardoor als betrouwbaar zijn aan te merken. Verdachte heeft daarentegen niet vanaf het begin gelijkluidend verklaard. Zijn verklaringen zijn niet consequent en gelet op alle omstandigheden, waaronder de hoge leeftijd van aangeefster, niet plausibel en daarmee onbetrouwbaar. Het verhaal van aangeefster vindt volgens de officier van justitie voldoende steun in andere bewijsmiddelen, te weten de verklaringen van haar dochter [naam 1], haar partner [naam 2], getuige [naam 3] en in hetgeen is verklaard over de gemoedstoestand van aangeefster. Zij was volgens anderen erg overstuur en in de war en dat past bij wat haar zou zijn overkomen. De officier van justitie gaat daarom geheel uit van de lezing van aangeefster op grond waarvan wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte heeft gepoogd haar aan te randen. Gelet op het verschil in leeftijd en fysieke gesteldheid was sprake van een totaal scheve verhouding waardoor aangeefster onvoldoende in staat was weerstand te bieden.
Geheel ten overvloede heeft de officier van justitie nog opgemerkt dat indien de rechtbank uit zou gaan van de lezing van verdachte tot een bewezenverklaring kan worden gekomen van het primair tenlastegelegde feit, nu volgens hem (wel) seksuele handelingen zijn verricht.
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het subsidiair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, en voorts tot het verrichten van 100 uren werkstraf, te vervangen door 50 dagen hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. Volgens verdachte hebben er met wederzijds goedvinden seksuele handelingen plaatsgevonden en de verklaringen die hij hierover heeft afgelegd zijn consequent en begrijpelijk. Zijn verklaring vindt bevestiging in het dossier. Uit het handelen van getuige [naam 2], die nadat hij in de slaapkamer zijn partner met haar broek naar beneden aantrof boos is vertrokken, kan worden opgemaakt dat zijn eerste indruk van de situatie was dat hij haar betrapte op vreemdgaan. Daarbij komt dat aangeefster toen tegen hem zei ‘dat ze even hadden gespeeld’. Dat aangeefster aangedaan leek, is te verklaren door de onverwachte komst van haar partner. Volgens de verdediging wordt door [naam 1], de dochter van aangeefster, en de officier van justitie ten onrechte ervan uitgegaan dat mensen op hogere leeftijd niet meer seksueel actief zouden (kunnen) zijn. Nu sprake is geweest van vrijwillige seks, kan zowel het primair als het subsidiair tenlastegelegde niet worden bewezen.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank overweegt dat de verklaringen van verdachte en aangeefster volledig uiteen lopen waar het gaat om wat er tussen hen heeft plaatsgevonden gedurende de afwezigheid van de partner van aangeefster. Volgens aangeefster heeft verdachte haar aan haar handen meegenomen naar de slaapkamer waar hij haar op bed legde en vervolgens haar broek naar beneden deed. Verdachte heeft verklaard dat er met wederzijds goedvinden seksuele handelingen hebben plaatsgevonden, waarbij er bovendien meer zou zijn gebeurd dan volgens aangeefster het geval is. Op dit punt bevinden zich in het dossier enkel de verklaringen van verdachte en van aangeefster. Hun lezingen van wat zich tussen hen zou hebben afgespeeld, staan aldus lijnrecht tegenover elkaar. Op basis van de overige bewijsmiddelen die zich in het dossier bevinden, kan de rechtbank niet vaststellen wat er daadwerkelijk is gebeurd en van welk verhaal zou moeten worden uitgegaan. Het onderliggende dossier geeft daar naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende duidelijkheid over. De verklaringen van de partner van aangeefster zijn niet voor één uitleg vatbaar. Verder brengt de omstandigheid dat verdachte in eerste instantie niet tegen zijn leidinggevende had verklaard dat er seksuele handelingen zouden hebben plaatsgevonden, nog niet mee dat dit niet met wederzijds goedvinden zou zijn gebeurd. Gelet op het voorgaande heeft de rechtbank op grond van de wettige bewijsmiddelen niet de overtuiging bekomen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan hetgeen hem wordt verweten. Om die reden acht de rechtbank zowel het primair als het subsidiair tenlastegelegde niet bewezen. Verdachte zal daarom integraal worden vrijgesproken.
3. De beoordeling van de civiele vordering, alsmede de gevorderde opleggingvan de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het tenlastegelegde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 4.000,00.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij geheel toe te wijzen, met de wettelijke rente en waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de vordering betwist. Primair is hiertoe aangevoerd dat het tenlastegelegde niet kan worden bewezen en subsidiair is naar voren gebracht dat de vordering onvoldoende is onderbouwd.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank overweegt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard in haar vordering, nu verdachte wordt vrijgesproken van het hem primair en subsidiair tenlastegelegde. De benadeelde partij kan derhalve haar vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.

4.De beslissing

De rechtbank:
spreekt verdachte vrijvan het primair en subsidiair tenlastegelegde feit.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
verklaartde
benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijkin haar vordering.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.P. Bos (voorzitter), mr. J.M. Hamaker en mr. M.W. Stoet, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.E. Bongers, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 02 februari 2018.
Mr M.W. Stoet is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.