Uitspraak
1.De inhoud van de tenlastelegging
2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs
4.De beslissing
benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijkin haar vordering.
Rechtbank Gelderland
In de zaak voor de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, is op 2 februari 2018 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1957, die werd beschuldigd van (poging tot) aanranding van een voormalig verzorger, hier aangeduid als [slachtoffer]. De tenlastelegging omvatte meerdere handelingen waarbij de verdachte zich zou hebben voorgedaan als belangstellende in het welzijn van het slachtoffer, misbruik makend van zijn psychisch en fysiek overwicht. De rechtbank heeft de zaak behandeld na terechtzittingen op 21 september 2017 en 19 januari 2018.
De officier van justitie heeft gepleit voor een veroordeling van de verdachte, stellende dat de verklaringen van het slachtoffer consistent en geloofwaardig zijn. De verdediging daarentegen heeft vrijspraak bepleit, stellende dat de seksuele handelingen met wederzijds goedvinden hebben plaatsgevonden. De rechtbank heeft de verklaringen van zowel de verdachte als het slachtoffer beoordeeld en geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs is om de tenlastelegging te ondersteunen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verklaringen van de betrokken partijen lijnrecht tegenover elkaar staan en dat er onvoldoende bewijs is om te concluderen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde feiten.
Daarom heeft de rechtbank de verdachte integraal vrijgesproken van zowel het primair als het subsidiair tenlastegelegde feit. Tevens is de benadeelde partij, [slachtoffer], niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, aangezien de verdachte is vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. De rechtbank heeft de beslissing op de vordering van de benadeelde partij aan de burgerlijke rechter overgelaten.