Uitspraak
1.De inhoud van de tenlastelegging
2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs
4.De beslissing
benadeelde partij [naam 3] niet-ontvankelijkin zijn vordering;
Rechtbank Gelderland
Op 8 oktober 2018 heeft de militaire kamer van de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een 50-jarige militair, die werd beschuldigd van valsheid in geschrift en het gebruikmaken van vervalste documenten. De verdachte was ervan beschuldigd handtekeningen van twee reservisten op VRA-formulieren van het Ministerie van Defensie te hebben vervalst, waardoor het leek alsof deze reservisten zelf hun ontslag hadden aangevraagd. De militaire kamer heeft echter niet de overtuiging gekregen dat de verdachte daadwerkelijk de handtekeningen heeft vervalst of dat hij dit deed met de intentie om de ontslagen van de reservisten te bespoedigen.
De officier van justitie had betoogd dat er voldoende bewijs was voor de schuld van de verdachte, onder andere gebaseerd op aangifte van majoor [naam 4] en verklaringen van getuige [getuige]. De verdediging voerde aan dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moest worden verklaard, omdat er belangrijke verhoren ontbraken in het dossier. De militaire kamer oordeelde dat, hoewel er procedurele tekortkomingen waren, deze niet zo ernstig waren dat ze de niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie rechtvaardigden.
Uiteindelijk heeft de militaire kamer de verdachte vrijgesproken van zowel valsheid in geschrift als het gebruik van vervalste documenten. De kamer concludeerde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte de handtekeningen had vervalst en dat er alternatieve verklaringen waren die niet waren onderzocht. De vorderingen van de benadeelde partijen werden niet-ontvankelijk verklaard, aangezien de verdachte was vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten.