ECLI:NL:RBGEL:2018:4529

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
19 oktober 2018
Publicatiedatum
22 oktober 2018
Zaaknummer
05/740038-17
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Celstraf voor verkrachting en bedreiging ex-partner

Op 19 oktober 2018 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zijn ex-partner heeft verkracht en bedreigd. De zaak kwam voor de meervoudige kamer van de rechtbank in Arnhem, waar de verdachte werd beschuldigd van meerdere feiten, waaronder bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en verkrachting. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op verschillende momenten, tussen 15 juli en 2 oktober 2016, zijn ex-partner heeft bedreigd en gedwongen tot seksuele handelingen. De bedreigingen omvatten uitspraken als 'Ik maak je af' en 'Je zult vanaf nu achterom moeten kijken'. Tijdens de zitting zijn getuigen gehoord en zijn verklaringen van de aangeefster en de verdachte besproken. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verklaringen van de aangeefster, ondersteund door getuigenverklaringen en forensisch bewijs, overtuigend waren. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer, dat in haar eigen huis werd geconfronteerd met de agressie van de verdachte. De uitspraak is gedaan in het kader van de artikelen 27, 57, 63, 242, 285 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

\

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/740038-17
Datum uitspraak : 19 oktober 2018
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1962 te [geboorteplaats] , wonende te [adres]
raadsman mr. D. Kotterman, advocaat te Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen
van 15 juni 2018 en 5 oktober 2018.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na twee door de rechtbank toegewezen vorderingen wijziging tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks de periode van 15 juli 2016 tot en met 16 juli 2016 meermalen te [plaats] , gemeente Lingewaard, een persoon, te weten [slachtoffer 1] , heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen "Ik maak je af" en/of "Als ik je op straat tegen kom rijd ik je aan. Je zult vanaf nu achterom moeten kijken", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij op of omstreeks 02 oktober 2016 te [plaats] , gemeente Lingewaard, door geweld en/of één of meer andere feitelijkheden, een persoon, te weten [slachtoffer 1] , heeft gedwongen tot het ondergaan van een handeling bestaande uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , te weten het brengen van één van zijn vingers in haar vagina, waarbij dat geweld en/of die één of meer andere feitelijkheden er in hebben bestaan dat verdachte die [slachtoffer 1] tegen het aanrecht heeft gedrukt en zijn hand onder haar nachtjapon heeft gebracht en één van zijn vingers met kracht in haar vagina heeft geduwd;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 2 oktober 2016 te [plaats] , [slachtoffer 1] heeft mishandeld door een vinger met kracht in de vagina van die [slachtoffer 1] te duwen en/of de vinger (vervolgens) met kracht uit de vagina van die [slachtoffer 1] te trekken;
3.
hij op of omstreeks 02 oktober 2016 te [plaats] , gemeente Lingewaard, opzettelijk en wederrechtelijk een bloempot en/of een plantenbak/bloembak, in elk geval enig goed, dat
geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [slachtoffer 1] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1, 2 primair en 3 tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit vrijspraak voor feit 1 en voert daartoe aan dat de aangifte niet wordt ondersteund door enig ander bewijsmiddel.
De verdediging bepleit ook vrijspraak voor feit 2. Daartoe wordt aangevoerd dat nergens uit is gebleken dat aangeefster is gedwongen tot het ondergaan van seksueel binnendringen.
Ten aanzien van feit 3 refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
Ten aanzien van feit 1:
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij op 15 juli 2018 in aangeefsters woning in [plaats] verdachte tegen aangeefster heeft horen roepen “Kankerhoer, vieze hoer, je bent een loeder, ik maak je af” of woorden van gelijke strekking. [2]
Aangeefster heeft verklaard dat verdachte die avond tegen haar zin haar woning binnen is gegaan, haar uitschold en zei “ik maak jouw leven een hel” of woorden van gelijke strekking. [3]
Gelet op de dreigende situatie waarbij verdachte de woning is binnengedrongen om daarna aangeefster uitgebreid uit te schelden heeft de rechtbank geen reden te twijfelen aan de juistheid van de verklaring van de getuige en acht zij dit feit bewezen.
Ten aanzien van feit 2:
Aangeefster heeft verklaard dat zij op 2 oktober 2016 in haar woning in [plaats] was toen verdachte haar om 3.35 uur belde en haar begon uit te schelden voor kankerhoer. Hij vertelde dat hij boos was dat ze de deur niet voor hem opendeed. Zij heeft daarop de deur voor hem opengedaan. Verdachte begon aangeefster uit te schelden en zei dat ze een kankerhoer was. Daarna liep hij naar binnen en duwde hij aangeefster met zijn hele lichaam in de keuken tegen het keukenblad aan. Daarna verrichtte hij “een onzedelijke handeling” bij aangeefster.
Verdachte ging hierna weg. Aangeefster belde 112 en kort daarna kwam verdachte terug. Hij heeft vervolgens aangeefster met een vinger in haar mond gepakt waardoor haar mond ging bloeden en haar lip opzwol. Toen zij hard gilde liet verdachte haar los. Aangeefster is naar boven gerend en hoorde nog dat verdachte ergens tegenaan trapte en zij hoorde een harde klap. Later zag ze dat verdachte haar pan met suddervlees door de kamer had gegooid. [4]
Getuige [getuige 2] , buurman van aangeefster, heeft verklaard dat hij op 2 oktober 2016 heeft gezien dat verdachte aanklopte bij aangeefster en zij de deur opendeed. Kort hierna hoorde hij aangeefster gillen. Daarna hoorde hij dat er iets zwaars gegooid werd in de woning. Verdachte zag hij daarna vertrekken, waarna de politie kwam. [5]
Aangeefster heeft met betrekking tot de onzedelijke handeling als volgt verklaard:
Zij droeg een geel lang t-shirt met daaronder niks. Verdachte duwde haar plotseling met haar rug en billen tegen het aanrechtblad. Daarna ging hij hard met zijn vinger in haar vagina en trok zijn vinger meteen gemeen terug. Dat deed zeer. Toen de politie kwam merkte ze dat er bloed uit haar vagina kwam. Het bloedde erg. [6]
Aangeefster is op 2 oktober 2016 tussen 6.15 uur en 8.30 uur onderzocht door een forensisch arts. Deze heeft geconstateerd dat aangeefster een wondje in haar mond had. Daarnaast had aangeefster bloed rond haar vagina. Bij de vagina had aangeefster letsel, te weten een slijmvliesbeschadiging in de vorm van een driehoekig scheurwondje. In de vagina ontbrak een stuk slijmvlies en bij het onderzoek kwamen er stukjes slijmvlies uit de vagina op het bij het onderzoek gebruikte speculum en op de vinger van de onderzoeker. Aangeefster was niet ongesteld en het bloed in en om de vagina kwam waarschijnlijk van de slijmvlieswond. De wond was vers, de onderzoeker schatte een paar uur oud. [7]
De bevindingen van de onderzoeker bevestigen de verklaring van aangeefster over de handeling van verdachte. Verdachte heeft zelf, met gebruikmaking van zijn recht om te zwijgen, geen verklaring afgelegd.
De vraag waar de rechtbank zich voor gesteld ziet is of dit seksueel contact vrijwillig was.
Uit de woordelijke uitwerking van het 112-gesprek blijkt dat op 2 oktober 2016 tussen 3.39 uur en 3.50 uur een 112-melding van aangeefster binnenkwam. In het gesprek hoort de verbalisant dat de vrouw aan de andere kant begint te gillen. De centralist zegt tegen de politieagenten die ter plaatse gaan “laat ze even doorrijden, ik hoor ze gillen als een idioot”. De vrouw blijft maar gillen en huilen. [8] Dit bevestigt de verklaring van aangeefster met betrekking tot de agressieve sfeer waarin een en ander plaatsvond.
Bij de rechter-commissaris heeft aangeefster verklaard dat zij en verdachte wel eens seks hadden in een situatie van boosheid maar dat dat niet was wat er toen gebeurde. Zij vond het op dat moment niet prettig en duwde verdachte weg. [9]
Uit bovenstaande bewijsmiddelen concludeert de rechtbank dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan verkrachting van aangeefster. Verdachte heeft aangeefster tegen het aanrecht geduwd en onder dwang zijn vinger in haar vagina gestoken en op dusdanig ruwe wijze teruggetrokken dat hierdoor een verwonding bij aangeefster ontstond. Ook bij de rechter-commissaris heeft aangeefster bevestigd dat hij dit tegen haar zin deed.
Uit de verklaringen van aangeefster, getuige [getuige 2] en de transcriptie van het 112-gesprek blijkt ook overigens dat verdachte uiterst agressief was en aangeefster doodsbang. De stelling van de verdediging dat aangeefster uit was op seks met verdachte en verdachtes seksuele handeling vrijwillig onderging acht de rechtbank dan ook volstrekt ongeloofwaardig.
De rechtbank acht het primair ten laste gelegde feit bewezen.
Ten aanzien van feit 3:
Aangeefster heeft verklaard dat zij na het incident op 2 oktober 2016 zag dat er een plantenbak die voor haar woning stond was vernield. [10] Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat hij op 2 oktober 2016 heeft gezien dat verdachte een bloembak naast de voordeur van aangeefster pakte en deze kapot gooide op de grond. [11]
Gelet hierop acht de rechtbank feit 3 bewezen.
Voorwaardelijk aanhoudingsverzoek
De verdediging heeft een voorwaardelijk verzoek gedaan tot aanhouding om de forensisch arts te horen met betrekking tot de vraag of het door hem geconstateerde letsel kan zijn ontstaan door een vrijpartij laat in de middag op die dag.
De rechtbank wijst dit verzoek af nu zij nader deskundigenbericht op dit punt niet noodzakelijk acht. Het is niet aannemelijk dat aangeefster de hele avond is blijven rondlopen met dusdanig ernstige bloedsporen en de forensisch arts die aangeefster op 2 oktober 2016 tussen 6.15 uur en 8.30 uur heeft onderzocht schatte dat de bloedsporen een paar uur oud waren.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 primair en 3 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
of omstreeksde periode van 15 juli 2016 tot en met 16 juli 2016
meermalente [plaats] , gemeente Lingewaard, een persoon, te weten [slachtoffer 1] , heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht
en/of met zware mishandeling,door die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen "Ik maak je af"
en/of "Als ik je op straat tegen kom rijd ik je aan. Je zult vanaf nu achterom moeten kijken",althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij op
of omstreeks 02 oktober 2016 te [plaats] , gemeente Lingewaard, door geweld
en/of één of meer andere feitelijkheden,een persoon, te weten [slachtoffer 1] , heeft gedwongen tot het ondergaan van een handeling bestaande uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , te weten het brengen van één van zijn vingers in haar vagina, waarbij dat geweld
en/of die één of meer andere feitelijkhedener in heeft bestaan dat verdachte die [slachtoffer 1] tegen het aanrecht heeft gedrukt en zijn hand onder haar nachtjapon heeft gebracht en één van zijn vingers met kracht in haar vagina heeft geduwd;
3.
hij op
of omstreeks 02 oktober 2016 te [plaats] , gemeente Lingewaard, opzettelijk en wederrechtelijk een bloempot
en/of een plantenbak/bloembak,
in elk geval enig goed,die
geheel of ten deleaan een ander, te weten aan [slachtoffer 1] toebehoorde, heeft vernield,
beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
Ten aanzien van feit 2:
Verkrachting
Ten aanzien van feit 3:
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen

5.De strafbaarheid van het feit

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder 1, 2 primair en 3 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 16 maanden met aftrek van de tijd in verzekering doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 24 augustus 2018;
- een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland gedateerd 9 mei 2018.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft zijn ex-partner verkracht door een vinger in haar vagina te steken en er weer op ruwe wijze uit te trekken. Hij heeft daarmee op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer, dat hierdoor zelfs verwondingen heeft opgelopen. De rechtbank rekent het verdachte tevens zwaar aan dat de verkrachting plaatsvond in het huis van het slachtoffer, de plek waar zij zich juist veilig zou moeten voelen. Dat verdachte en het slachtoffer ex-partners waren maakt dat niet anders.
Daarnaast heeft verdachte het slachtoffer ook nog bedreigd en een bloembak vernield.
Naar het oordeel van de rechtbank is voor dergelijke agressieve feiten slechts een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats. Gelet op het tijdsverloop, de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd en hetgeen doorgaans in vergelijkbare zaken wordt opgelegd acht de rechtbank een gevangenisstraf van 12 maanden passend en geboden.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 27, 57, 63, 242, 285 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Dit vonnis is gewezen door mr. W.L.F. Prisse (voorzitter), mr. G.W.B. Heijmans en mr. G.J.M. van Wijk, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.T.P.M. van Aarssen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 19 oktober 2018.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Oost Nederland, Dienst Regionale Recherche, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer [nummer 1] , gesloten op 5 november 2016 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van verhoor [getuige 1] , p. 31.
3.Proces-verbaal van aangifte, p. 21.
4.Proces-verbaal van aangifte, p. 38-39.
5.Proces-verbaal van verhoor [getuige 2] , p. 44.
6.Proces-verbaal van verhoor aangeefster, p. 63-65.
7.Proces-verbaal van verhoor [naam] , nummer [nummer 2] , blad 2 en 3; geneeskundige verklaring zedendelict, p. 1 en 2.
8.Proces-verbaal van bevindingen, nummer [nummer 3] , blad 1 en 2.
9.Proces-verbaal van verhoor aangeefster bij de rechter-commissaris d.d. 4 september 2018.
10.Proces-verbaal van aangifte p. 39.
11.Proces-verbaal van verhoor [getuige 2] , p. 44.