ECLI:NL:RBGEL:2018:4444

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
16 oktober 2018
Publicatiedatum
16 oktober 2018
Zaaknummer
05/720219-18 + 16/660374-16 (tul)
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Woninginbraak en verkeersdelicten met hoge snelheid in Arnhem

Op 16 oktober 2018 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een woninginbraak en verkeersdelicten. De verdachte, geboren in 1983, werd beschuldigd van het in vereniging plegen van een woninginbraak op 20 juni 2018 in Arnhem, waarbij hij samen met anderen sieraden heeft weggenomen. Daarnaast werd hem ten laste gelegd dat hij met een te hoge snelheid en gevaarlijk rijgedrag door Arnhem reed, waarbij hij onder andere over een fietspad en voetpad reed en een politievoertuig raakte. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan beide feiten. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 150 dagen, waarvan 45 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar, en een werkstraf van 80 uren. Tevens werd een geldboete van 500 euro opgelegd, te betalen in termijnen. De vordering van de benadeelde partij werd gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot betaling van 275,50 euro aan schadevergoeding. De rechtbank overwoog dat de verdachte door zijn daden niet alleen materiële schade had veroorzaakt, maar ook een gevoel van onveiligheid had gecreëerd in de samenleving.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/720219-18 + 16/660374-16 (tul)
Datum uitspraak : 16 oktober 2018
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1983 te [geboorteplaats] , wonende te [adres 1] , [woonplaats]
raadsvrouw: mr. M.P. Hilhorst, advocaat te Utrecht.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting
van 02 oktober 2018.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
Hij op of omstreeks 20 juni 2018 te Arnhem tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in/uit een woning gelegen aan [adres 2] , één of meerdere (gouden en/of zilveren) siera(a)d(en), in elk geval enig goed,
dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of inklimming;
2.
hij op of omstreeks 20 juni 2018 te Arnhem als bestuurder van een voertuig (personenauto), gekentekend [kenteken] , daarmee heeft gereden op de weg, Burgemeester Matsersingel en/of Kronenburgbusbaan en/of Kronenburgsingel en/of Schepen van Ommerenstraat en/of A325/Nijmeegseweg en/of Pleijweg, althans een voor het openbaar verkeer openstaande weg, zonder bijzondere voorzichtigheid in acht te nemen,
met een (veel) te hoge snelheid, althans met een snelheid die te hoog was voor een veilig verkeer ter plaatse en/of
niet voortdurend in staat is geweest de handelingen te verrichten die van hem, verdachte, werden vereist en/of
zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was om zijn voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was,
immers heeft hij, verdachte, terwijl één of meer zich in een politievoertuig bevindende politieambtenaren ter aanhouding van de verdachte en/of zijn mededaders gebruik maakten van een aan dit politievoertuig aangebrachte transparant, waarin de woorden "stop" of "stop politie" in rode letters tegen donkere achtergrond verlicht werden, het navolgende verricht:
- hij heeft met een (veel) te hoge snelheid op de A325 gereden met een (geschatte) snelheid van ongeveer 130 km/u terwijl ter plaatse een maximumsnelheid van 80 km/u was toegestaan en/of
- hij heeft, op de Pleijweg voor hem rijdende personenauto's zowel links als rechts ingehaald, althans slingerend gereden, althans niet uiterst en/of voldoende rechts gehouden en/of
- hij heeft gereden op de Kronenburgbusbaan en/of
- hij heeft met verhoogde snelheid gereden op het fiets- en/of voetpad aan de Kronenburgsingel, met een (geschatte) snelheid van (ongeveer) 40 km/u, in de richting van een (dwars) op het fietspad stilstaand opvallend politievoertuig met inwerking zijnde optische en geluidssignalen, waarbij hij, verdachte, zonder daarbij zijn snelheid te verminderen, door een stuurbeweging naar rechts te maken, met twee wielen op het voetpad en twee wielen op het fietspad, rakelings langs voornoemd politievoertuig is gereden en/of
- hij heeft gereden op het fiets- en/of voetpad aan de Kronenburgsingel met een (geschatte) snelheid van (ongeveer) 40 km/u, terwijl zich op het voornoemde fiets- en/of voetpad andere verkeersdeelnemers bevonden (waarbij een voetganger moest wegspringen ten einde een aanrijding met verdachtes voertuig te voorkomen) en/of
- hij heeft met verhoogde snelheid gereden op het fietspad aan de Nijmeegseweg, terwijl door wegwerkzaamheden het fietspad was versperd,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg en/of wegen werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt en/of het verkeer op die weg en/of wegen werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde onder feit 1 en 2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan. Ten aanzien van feit 2 merkt de verdediging op dat verdachte zo goed mogelijk op de weg en het overige verkeer heeft gelet en dat hij niemand in gevaar heeft willen brengen. Hij zag geen mogelijkheid om eerder te remmen, omdat hij bang was dat de politieauto achter hem dan op hem zou knallen. Hij heeft geremd op het moment dat de politieauto verder van hem verwijderd is. Hij heeft niet ten koste van alles geprobeerd om te vluchten. De verdediging vindt dat er met deze omstandigheden rekening moet worden gehouden. Verdachte is van mening dat hij geen gevaar op de weg heeft veroorzaakt.
Beoordeling door de rechtbank
Feit 1
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , p. 110-111;
- het proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] d.d. 21 juni 2018, p. 204-206;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 2 oktober 2018.
Feit 2
Na het plegen van een woninginbraak in Arnhem op 20 juni 2018 rijden [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en verdachte, als bestuurder, in een personenauto met kenteken [kenteken] . [2] Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] zien – na een melding dat de inbrekers ervan door zijn gegaan in een personenauto met kenteken [kenteken] – op de Burgemeester Matsersingel te Arnhem voornoemde auto voor een rood stoplicht staan. Zij zetten daarop hun onopvallende voertuig voor die auto neer om uit te stappen. Daarop reed de auto naar achteren, keerde over de verhoogde middenberm en reed weg. Verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] rijden in een onopvallend dienstvoertuig achter de auto aan met optische en geluidssignalen en geven door aan [verbalisant 1] en [verbalisant 2] dat verdachte met een snelheid van ongeveer 130 km/u over de A325 rijdt, daar waar een maximale snelheid van 80 km/u is toegestaan. Voor de kruising van het Nijmeegseplein was het erg druk met stilstaande voertuigen die voor het rode verkeerslicht stonden te wachten. [verbalisant 1] en [verbalisant 2] zien dat de auto eerst rechtsaf wilde slaan in de richting van de Pleijweg, maar dat de auto zich toen met hoge snelheid door het verkeer slingerde en op de voorsorteerstrook kwam om linksaf te slaan in de richting van de Batavierenweg. Op het allerlaatste moment draaide de auto alsnog naar rechts in de richting van de Pleijweg. Vervolgens sloeg de auto rechtsaf naar de Burgemeester Matsersingel, reed met hoge snelheid naar beneden en is daar rechtsaf gegaan om vervolgens via de Kronenburgbusbaan over de Schepen van Ommerenstraat in de richting van de rotonde met de Kronenburgsingel te rijden. [3]
Verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 6] , rijdende in een opvallend dienstvoertuig,
zien bij de rotonde van de Schepen van Ommerenstraat met de Kronenburgsingel de genoemde personenauto vanuit de richting Kronenburgbusbaan over de Schepen van Ommerenstraat rijden in de richting van Elden. Zij zien vervolgens dat de auto op het fietspad van de rotonde rijdt. Verbalisant [verbalisant 5] plaatste daartoe zijn dienstvoertuig op het fietspad om de auto te doen stoppen, waarbij hij optische en geluidssignalen voerde. De auto naderde met een snelheid van ongeveer 30 à 40 km/u over het fietspad, minderde geen vaart en reed vlak voor het dienstvoertuig het voetpad op. Terwijl hij met twee wielen op het fietspad en twee wielen op het voetpad reed, ramde de auto met zijn linker zijkant de rechter voorkant van het dienstvoertuig. De auto reed vervolgens met een snelheid van ongeveer 40 à 50 km/u door over het fiets- en voetpad naar de Kronenburgsingel. Meerdere mensen liepen op het voetpad. Een vrouw met een hond moest wegspringen om de auto te kunnen ontwijken toen deze snel op trok. Verbalisant [verbalisant 5] volgde de auto over de Kronenburgsingel. Bij het kruispunt met de Schepen ten Havestraat reed de auto het fietspad op in de richting van Arnhem Noord en verhoogde zijn snelheid. Dit fietspad ligt parallel aan de A325 en de Kronenburgsingel. Op dat moment stonden er bouwhekken langs het fietspad, vonden er werkzaamheden plaats en waren er wegwerkers aan het werk naast het fietspad. Verdachte moest vervolgens sterk afremmen omdat bouwhekken het fietspad in een bocht naar links voerden. Verbalisant [verbalisant 5] ramde vervolgens met zijn voorbumper op de trekhaak van de auto van verdachte. Hierdoor schoof de auto naar voren, kon de bocht naar links niet meer halen en kwam klem te zitten tussen het dienstvoertuig en het hekwerk. Verdachte en zijn medeverdachten zijn vervolgens aangehouden. [4]
De rechtbank overweegt dat uit het voorgaande volgt dat verdachte harder heeft gereden dan de toegestane snelheid en harder dan dat gezien de verkeerssituatie veilig was. Hij heeft slingerend tussen auto’s doorgereden en heeft in zijn vlucht het dienstvoertuig van de politie geraakt. Hij heeft gereden over een fiets- en een voetpad die bestemd zijn voor zwakkere verkeersdeelnemers. Een voetganger is voor de auto van verdachte weg gesprongen, mogelijk uit schrik of angst voor een aanrijding. Verdachte heeft door zijn rijgedrag gevaar op de weg veroorzaakt.
De rechtbank is van oordeel dat uit voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het hem onder 2 ten laste gelegde feit.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
of omstreeks20 juni 2018 te Arnhem tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen, in/uit een woning gelegen aan [adres 2] ,
één of meerdere(gouden en/of zilveren) siera
(a
)d
(en
),
in elk geval enig goed,die
geheel of ten deleaan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader
(s
)toebehoorden, te weten aan [slachtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader
(s
)zich de toegang tot de plaats van het misdrijf
heeft/hebben verschaft en
/of dat/die weg te nemen
goed/goederen onder
zijn/hun bereik
heeft/hebben gebracht door middel van braak
en/of inklimming.
2.
hij op
of omstreeks20 juni 2018 te Arnhem als bestuurder van een voertuig (personenauto), gekentekend [kenteken] , daarmee heeft gereden op de weg, Burgemeester Matsersingel en
/ofKronenburgbusbaan en
/ofKronenburgsingel en
/ofSchepen van Ommerenstraat en
/ofA325/Nijmeegseweg en
/ofPleijweg, althans een voor het openbaar verkeer openstaande weg, zonder bijzondere voorzichtigheid in acht te nemen,
met een (veel) te hoge snelheid, althans met een snelheid die te hoog was voor een veilig verkeer ter plaatse en/of
niet voortdurend in staat is geweest de handelingen te verrichten die van hem, verdachte, werden vereist en/of
zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was om zijn voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was,
immers heeft hij, verdachte,
terwijl één of meer zich in een politievoertuig bevindende politieambtenaren ter aanhouding van de verdachte en/of zijn mededaders gebruik maakten van een aan dit politievoertuig aangebrachte transparant, waarin de woorden "stop" of "stop politie" in rode letters tegen donkere achtergrond verlicht werden,het navolgende verricht:
- hij heeft met een
(veel
)te hoge snelheid op de A325 gereden met een (geschatte) snelheid van ongeveer 130 km/u terwijl ter plaatse een maximumsnelheid van 80 km/u was toegestaan en
/of
- hij heeft
,op de A325/Nijmeegseweg
voor hem rijdende personenauto's zowel links als rechts ingehaald, althansslingerend gereden
, althans niet uiterst en/of voldoende rechts gehoudenen
/of
- hij heeft gereden op de Kronenburgbusbaan en
/of
- hij heeft met verhoogde snelheid gereden op het fiets
- en/of voetpad aan de Kronenburgsingel, met een
(geschatte
)snelheid van
(ongeveer
)40 km/u, in de richting van een
(dwars
)op het fietspad stilstaand opvallend politievoertuig met inwerking zijnde optische en geluidssignalen, waarbij hij, verdachte, zonder daarbij zijn snelheid te verminderen, door een stuurbeweging naar rechts te maken, met twee wielen op het voetpad en twee wielen op het fietspad, rakelings langs voornoemd politievoertuig is gereden en
/of
- hij heeft gereden op het fiets- en
/ofvoetpad aan de Kronenburgsingel met een
(geschatte
)snelheid van
(ongeveer
)40 km/u, terwijl zich op het voornoemde
fiets- en/ofvoetpad andere verkeersdeelnemers bevonden
(waarbij een voetganger moest wegspringen ten einde een aanrijding met verdachtes voertuig te voorkomen
)en
/of
- hij heeft met verhoogde snelheid gereden op het fietspad aan de Nijmeegseweg, terwijl door wegwerkzaamheden het fietspad was versperd,
door welke gedraging
(en
)van verdachte gevaar op die
weg en/ofwegen werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt en/of het verkeer op die weg en/of wegen werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
Ten aanzien van feit 2:
overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder feit 1 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 150 dagen, waarvan 78 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, en voorts tot het verrichten van 80 uren werkstraf, te vervangen door 40 dagen hechtenis. Ter zake van het onder feit 2 tenlastegelegde heeft de officier van justitie geëist dat verdachte zal worden veroordeeld tot betaling van een geldboete ten bedrage van € 500,-.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat een afdoening met een voorwaardelijk strafdeel met een proeftijd van 2 jaar een goede afdoening is. Verdachte heeft naast de mantelzorg voor zijn moeder en de zorg voor zijn kinderen nu ook de zorg voor zijn vader. Reclasseringscontact zal voor verdachte een uitlaatklep zijn.
De verdediging heeft verzocht de geëiste geldboete te matigen, nu verdachte geprobeerd heeft om zijn vlucht in goede banen te leiden. De verdediging verzoekt voorts om de geldboete in termijnen te kunnen betalen.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 28 augustus 2018;
- een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, gedateerd 21 augustus 2018, en
- een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, gedateerd 21 september 2018.
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een woninginbraak. Door aldus te handelen hebben de verdachte en zijn medeverdachten niet alleen schade aan de woning veroorzaakt, maar hebben zij tevens een forse inbreuk gemaakt op het huisrecht van het slachtoffer. Naast materiële schade en hinder voor de slachtoffers veroorzaken woninginbraken ook maatschappelijke onrust en brengen woninginbraken bij veel mensen een groot gevoel van onveiligheid teweeg.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het veroorzaken van gevaar op de weg. Verdachte heeft onder andere met een te hoge snelheid door (de bebouwde kom van) Arnhem gereden en over een fiets- en voetpad op een rotonde gereden. Door dit rijgedrag heeft de verdachte de verkeersveiligheid ernstig in gevaar gebracht. Dat er geen ongeluk heeft plaats gevonden is een gelukkige omstandigheid die niet aan de verdachte te danken is. Dergelijk rijgedrag draagt eveneens bij aan gevoelens van onveiligheid in de stad.
Gelet op het uittreksel uit de justitiële documentatie betreffende verdachte, gedateerd 28 augustus 2018, volgt dat hij reeds eerder is veroordeeld ter zake van vermogensdelicten. Deze veroordelingen hebben de verdachte er niet van weerhouden opnieuw soortgelijke strafbare feiten te begaan.
Volgens de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS wordt voor het plegen van een inbraak in een woning in het geval van recidive een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 5 maanden als uitgangspunt genomen.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat voor de afdoening van de zaak een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden (150 dagen) passend en geboden is. Als stok achter de deur om geen delicten meer te plegen, zal de rechtbank hiervan 78 dagen voorwaardelijke opleggen. De rechtbank zal daaraan een proeftijd voor de duur van 2 jaar verbinden met reclasseringstoezicht en een meldplicht. De rechtbank zal voorts een werkstraf voor de duur van 80 uur opleggen en een geldboete van € 500,-. De rechtbank zal bepalen dat verdachte de geldboete in 5 maandelijkse termijnen van steeds € 100,- kan voldoen.
7a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 1.075,50.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft toewijzing van de kosten van de schade aan de sieraden gevorderd. Het schadebedrag van de lamellen is onvoldoende onderbouwd. De vordering dient om die reden niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de schade aan de lamellen niet is onderbouwd en om die reden moet worden afgewezen. De (gehele) vordering zou ook moeten worden afgewezen omdat de schade ook bij de verzekeraar is opgegeven en mogelijk reeds vergoed. Indien de (overige) vordering wél wordt toegewezen, refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder feit 1 bewezen verklaarde handelen tot een bedrag van € 275,50 schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vordering dient tot dit bedrag te worden toegewezen.
Wat betreft het meer of anders gevorderde zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard worden in haar vordering, nu de behandeling van dat deel van de vordering naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partijen. De vergoeding voor proceskosten is daar niet bij inbegrepen.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 20 juni 2018.
De verdachte is niet meer tot vergoeding gehouden indien en voor zover het gevorderde door zijn mededaders is of wordt voldaan.
7b. De beoordeling van de vordering na voorwaardelijke veroordeling
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vordert toewijzing van de vordering na voorwaardelijke veroordeling en verzoekt daarbij de gevangenisstraf om te zetten in een werkstraf.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen verweer gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
Nu is bewezen dat verdachte zich binnen de proeftijd opnieuw heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit, dient de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland te Utrecht van 30 november 2016 (parketnummer 16-660374-16) voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf.
Echter op grond van hetgeen omtrent de veroordeelde ter terechtzitting is gebleken zal de rechtbank in plaats daarvan een taakstraf gelasten, gedurende het hierna te vermelden aantal uren.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 23, 24a, 24c, 36f, 47 en 311 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 5 en 177 van de Wegenverkeerswet 1994.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
 een
gevangenisstrafvoor de duur van
150 (honderdvijftig) dagen;
 bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf groot
78(achtenzeventig) dagen,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarden voor het einde van de proeftijd die op twee jaren wordt bepaald;
 de algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- zijn medewerking zal verlenen aan het door de Reclassering Nederland te houden toezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
 de bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich uiterlijk binnen 5 dagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis zal melden bij de Reclassering Nederland aan het [adres 3] te Utrecht, telefoonnummer: [nummer] , en gedurende de proeftijd zich zal blijven melden bij deze instelling, zo frequent en zolang de instelling dat noodzakelijk acht;
- geeft opdracht aan de Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde(n) en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden (artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht).
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 een
werkstrafgedurende
80 (tachtig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 40 (veertig) dagen;
 een
geldboetevan
€ 500,00 (vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 10 dagen
hechtenis;
 bepaalt dat de geldboete mag worden voldaan in
5 maandelijkse termijnenvan telkens
€ 100,00;

heft ophet (geschorste) bevel tot
voorlopige hechtenis;

De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] .
veroordeelt verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde tot betaling van
schadevergoedingaan de
benadeelde partij [slachtoffer], van een bedrag van
€ 275,50(tweehonderd vijfenzeventig euro en vijftig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 juni 2018 tot aan de dag der algehele voldoening en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
  • verklaart de
  • verstaat dat indien en voor zover door de mededader en/of mededaders het betreffende schadebedrag is betaald, veroordeelde daarvan zal zijn bevrijd;
  • legt aan veroordeelde de
  • bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.

De beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling
 gelast -
in plaats van de tenuitvoerleggingvan de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter van de rechtbank Midden-Nederland te Utrecht van 30 november 2016 - :
een taakstrafgedurende
150 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
58 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. van Linschoten (voorzitter), mr. R.S. Croll en mr. D.S.M. Bak, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.M.P. van der Meulen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 16 oktober 2018.
mr. R.S. Croll en mr. D.S.M. Bak zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 7] van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2018271342, gesloten op 23 juli 2018 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Verklaringen van verdachte ter terechtzitting d.d. 2 oktober 2018.
3.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 juni 2018, p. 85-86.
4.Proces-verbaal van aanhouding verdachte [medeverdachte 1] , p. 32-33; proces-verbaal van aanhouding verdachte [medeverdachte 3] , p. 73-74.