ECLI:NL:RBGEL:2018:4385

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
11 oktober 2018
Publicatiedatum
11 oktober 2018
Zaaknummer
05/212499-15
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in geweldszaak tijdens kermis in Kerkdriel

Op 11 oktober 2018 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 26-jarige man uit Kerkdriel, die verdacht werd van openlijke geweldpleging en mishandeling tijdens een vechtpartij op de kermis in Kerkdriel op 11 juli 2015. Het slachtoffer, [slachtoffer], had aangifte gedaan van geweldshandelingen die hem waren aangedaan, waarbij hij letsel had opgelopen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten, omdat niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij betrokken was bij het geweld. De verdachte heeft van meet af aan ontkend geweldshandelingen te hebben verricht. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de getuigen niet consistent waren en dat er twijfels bestonden over de betrouwbaarheid van de verklaringen van zowel het slachtoffer als de getuigen. De rechtbank concludeerde dat de verklaringen elkaar mogelijk hebben beïnvloed en dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen. De benadeelde partij, [slachtoffer], werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, nu de verdachte was vrijgesproken van het ten laste gelegde feit.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/212499-15
Datum uitspraak : 11 oktober 2018
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1991 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] , [woonplaats] .
Raadsman: mr. R.J.M. Oerlemans, advocaat te 's-Hertogenbosch.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 27 september 2018.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Primair
hij op of omstreeks 11 juli 2015 te Kerkdriel, gemeente Maasdriel, openlijk, te weten, op het Mgr. Zwijsenplein (kermis), in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer] , door deze [slachtoffer] , toen deze op de grond lag, met kracht eenmaal of
meermalen tegen diens hoofd en/of lichaam te trappen;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
Subsidiair
hij op of omstreeks 11 juli 2015 te Kerkdriel, gemeente Maasdriel, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer] heeft mishandeld door deze [slachtoffer] , toen deze op de grond lag, met kracht eenmaal of meermalen tegen diens hoofd en/of lichaam te trappen.
2. Overwegingen tan aanzien van het bewijs [1]
Vaststaande feiten
Op 11 juli 2015 heeft op de kermis in Kerkdriel een vechtpartij plaatsgevonden waarbij [slachtoffer] letsel heeft opgelopen. [slachtoffer] heeft op 3 augustus 2015 aangifte gedaan, waarna de politie een onderzoek is gestart.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de primair ten laste gelegde openlijk geweldpleging. De officier van justitie heeft ter terechtzitting de bewijsmiddelen opgesomd en toegelicht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het primair en subsidiair ten laste gelegde feit, omdat naar zijn mening het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat om tot een bewezenverklaring te komen. Verdachte heeft ontkend de feiten te hebben gepleegd. Hij heeft zichzelf geprobeerd te beschermen. De ontkennende verklaring van verdachte wordt ondersteund door de verklaringen van de getuigen [getuige 1] , [getuige 2] en [getuige 3] . Zij hebben verklaard dat zij niet hebben gezien dat verdachte heeft geschopt of geslagen. Deze getuigen hebben een verklaring afgelegd, toen verdachte al op het bureau verbleef. De getuigen zijn dan ook niet op de hoogte van hetgeen verdachte zou verklaren. Voor de betrouwbaarheid van de verklaringen van [getuige 1] , [getuige 2] en [getuige 3] acht de verdediging dat van groot belang. De verklaringen van deze getuigen lijken derhalve zuiver en oprecht. Vervolgens heeft de raadsman de verklaringen van [slachtoffer] , [getuige 4] , [getuige 5] , [getuige 6] , [getuige 7] en de gebroeders [getuigen] tegen het licht gehouden. Het enige bewijs wat in het dossier voorhanden is, zijn getuigenverklaringen. Dit zijn zowel verklaringen van getuigen die het standpunt van verdachte onderbouwen als verklaringen van getuigen die dit standpunt tegenspreken. Daar waar de voor verdachte steunende verklaringen op geen enkel punt vragen oproepen, roepen de verklaringen van aangever en diens getuigen zeer veel vragen op waar het gaat om de wijze waarop de verklaringen tot stand zijn gekomen, de wijze waarop men bij de identiteit van de daders is gekomen en de onderlinge tegenstrijdigheden in de verklaringen. Naar de mening van de verdediging is gelet op de gemaakte opmerkingen omtrent de aangifte en de belastende verklaringen van de getuigen, de herkenning van verdachte als één van de daders volstrekt onbetrouwbaar. Ook waar het gaat om de geweldshandelingen die verdachte zou hebben verricht zijn de verklaringen naar de mening van de verdediging onbetrouwbaar dan wel onvoldoende concreet en eenduidig. Om enige wetenschappelijke onderbouwing voor dit standpunt te verkrijgen heeft de verdediging [naam 1] gevraagd het dossier te analyseren en zich mogelijk uit te laten over de betrouwbaarheid van de verklaringen van de getuigen. De deskundige komt tot de conclusie dat vanuit wetenschappelijk perspectief getwijfeld kan worden aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van de getuigen in de strafzaak tegen verdachte.
Beoordeling door de rechtbank
Aan verdachte wordt verweten dat hij zich, tezamen met een ander of anderen, schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging dan wel dat verdachte [slachtoffer] zou hebben mishandeld. De verweten gedragingen vonden plaats tijdens de kermis in Kerkdriel.
[slachtoffer] heeft aangifte gedaan van de geweldshandelingen die jegens hem zijn gepleegd. Hij heeft daartoe verklaard dat hij op 11 juni 2015 op de kermis was met [getuige 7] en [getuige 4] . Hij voelde een trap tegen zich aan en hij viel daardoor op de grond. Hij keek omhoog en zag [naam 2] staan. [naam 2] ging door met trappen tegen zijn hoofd en rug. [slachtoffer] herkende een aantal jongens die hem trapten op zijn hoofd en rug: [verdachte] , [getuige 1] en [naam 3] , de vrienden van [naam 2] . [2] Hij is op zijn zij gaan liggen. Hij kan niet zegen wie van de mannen hem waar heeft getrapt. Hij kan alleen verklaren dat [naam 2] hem tegen en op zijn linkerbeen heeft getrapt, waarna hij zijn been op twee plaatsen had gebroken. Een man heeft hem in de steeg neergezet in afwachting van de EHBO en de politie. Hij wist is eerste instantie niet de namen van de daders, maar hij is met [getuige 7] op Facebook gaan zoeken en daarom wist hij de namen te vertellen. [3]
Bij de rechter-commissaris heeft aangever verklaard dat verdachte hem in zijn gezicht heeft geschopt. Toen het incident was beëindigd, duurde het ongeveer een halve minuut voordat [naam 4] en [naam 5] bij aangever waren. [naam 4] heeft aangever opgetild en [naam 5] liep ernaast. [4]
Bij de raadsheer-commissaris heeft aangever verklaard dat hij verdachte (ten tijde van het incident) helemaal niet kende. Hij heeft hem later gezien toen hij foto’s op Facebook zag. Anderen stuurden hem foto’s, waaronder zijn neef, zijn vader en [getuige 7] . Zijn vader en neef waren niet bij het incident aanwezig. Hij herkende de jongen van de foto’s en dat bleek verdachte te zijn. Hij heeft verklaard dat hij ook de naam [naam 3] heeft genoemd, waarvan later bleek dat die er niet bij geweest kon zijn. Verdachte heeft verklaard dat hij deze [naam 3] verward moet hebben met iemand van ongeveer zijn postuur, ook met donkere haren. Aangever werd naar een steegje getild door – naar later bleek – [naam 4] . Hij kende die jongen toen nog niet. Tijdens de mishandeling heeft hij [naam 4] niet gezien, datzelfde geldt voor zijn broertje [naam 5] . Zij zijn ook een keertje bij aangever thuis geweest toen hij uit het ziekenhuis mocht. Zij hebben hem achteraf verteld dat zij ook wat van de vechtpartij hadden gezien. Dat was nadat aangever aangifte had gedaan. [5]
[getuige 7] heeft verklaard dat er een paar jongens hard kwamen aanlopen en zij liepen op vrij forse wijze tegen hen aan. Hij herkende direct verdachte, die woont bij hem in het dorp. Hij heeft niet verklaard dat hij verdachte heeft zien trappen. [6]
Bij de rechter-commissaris heeft [getuige 7] verklaard dat hij verdachte heeft zien schoppen. [7] Bij de raadsheer-commissaris heeft [getuige 7] verklaard dat hij verdachte herkende en hem heeft zien trappen. Verdachte heeft doorgetrapt op aangever toen deze op de grond lag. Bij de politie heeft hij niet verklaard dat verdachte heeft geschopt omdat hij zich dat later realiseerde [8] .
[naam 5] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat hij verdachte heeft zien slaan en schoppen. Verdachte en die andere jongen bleven maar schoppen. [9]
Bij de raadsheer-commissaris heeft [naam 5] verklaard dat hij heeft gezien dat een paar jongens op [slachtoffer] aan het meppen waren. Met meppen bedoelt hij slaan. Hij en [slachtoffer] komen wel eens bij elkaar over de vloer. Het zijn goede kennissen en zijn vader kent hij ook. Hij herinnert zich een blonde jongen en iemand met kastanjebruin haar. Die laatste is volgens hem verdachte. Hij weet zeker dat [slachtoffer] gemept werd, maar hij weet niet wie wat heeft gedaan. Hij heeft via Facebook uitgezocht wie deze jongens waren. Hij tilde aangever met zijn broertje op. [10]
[naam 4] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat hij verdachte kent. Hij heeft de vechtpartij zien gebeuren. Er werd hard gevochten en daartussen stond [slachtoffer] . Hij was op de grond gevallen en een aantal mensen trapten hem na. Hij stond op een afstand van ongeveer tien tot twintig meter. Hij heeft verklaard dat verdachte er sowieso bij was, Verdachte trapte aangever nog na. Hij heeft het met aangever gehad over de daders. Dat was diezelfde nacht of de dag erna. Hij heeft tegen aangever gezegd dat hij verdachte had herkend. [11]
[naam 4] heeft bij de raadsheer-commissaris verklaard dat hij zag dat jongens op aangever intrapten. Eén ervan was verdachte, die herkende hij meteen. [naam 4] heeft verklaard dat het ten tijde van de vechtpartij druk was op straat, dat een cirkel van omstanders om de vechtpartij heen stond en dat hij achter de cirkel stond, verder weg. [12]
Verdachte heeft ter terechtzitting ontkend dat hij geweldshandelingen heeft gepleegd jegens aangever.
Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit het dossier dat aangever het slachtoffer is van een ernstig geweldsmisdrijf, maar kan niet wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte het primair dan wel subsidiair ten laste gelegde heeft begaan. Daartoe acht de rechtbank allereerst van belang dat tegenover de aangifte en de voor verdachte deels belastende verklaringen van aangever, [getuige 7] , [naam 5] en [naam 4] , de ontkennende verklaring van verdachte en een aantal andere getuigen staat.
Aangever heeft verklaard dat hij verdachte niet kende, maar dat hij naar personen op Facebook heeft gezocht en op die manier achter de naam van verdachte is gekomen. Verdachte is dus pas op een later moment, en na een zoektocht op Facebook, als mogelijke dader in beeld gekomen. Aangever is op dezelfde wijze op de naam gekomen van een persoon, [naam 3] , die volgens hem ter plaatse was, maar die achteraf niet bij het incident aanwezig blijkt te zijn geweest. Aangever heeft in zijn verklaring bij de politie verder niet de naam genoemd van de persoon die hem heeft weggedragen en het feit dat hij deze persoon “een man” noemde, duidt er op dat dit geen bekende voor aangever was dan wel dat hij zich deze persoon niet kon herinneren. Bij de rechter-commissaris in de strafzaak tegen medeverdachte [naam 2] heeft aangever echter verklaard dat hij door getuige [naam 4] naar de steeg is gedragen, terwijl diens broer, [naam 5] er naast liep. [naam 5] en aangever zijn volgens een verklaring van eerstgenoemde goede kennissen van elkaar.
De rechtbank leidt uit het voorgaande af dat aangever geen duidelijke eigen herinnering heeft over wie er bij het incident aanwezig waren. De voor verdachte belastende verklaringen van de overige getuigen brengen de rechtbank ook niet tot de overtuiging dat verdachte een van de personen is geweest, die aangever heeft geschopt. Getuigen [naam 4] en [naam 5] hebben pas geruime tijd, ruim een jaar na het geweldsincident, verklaringen afgelegd. Het is daarbij opmerkelijk dat deze getuigen door aangever in de aangifte niet zijn genoemd, terwijl zij de personen zijn die hem naar een steeg hebben geholpen en terwijl [naam 4] heeft verklaard dat hij aangever de avond van het incident dan wel daags erna heeft verteld dat verdachte één van de daders was. Deze verklaring wijkt overigens af van de verklaring van aangever zelf die heeft verklaard dat [naam 4] en [naam 5] pas na het moment dat hij aangifte deed hebben verklaard dat zij iets van het incident hebben gezien. Aan de verklaringen van [naam 4] en [naam 5] doet verder afbreuk dat zij volgens hun verklaring op geruime afstand van het incident stonden, terwijl het erg druk was op straat en dat [naam 5] wisselende verklaringen heeft afgelegd over de geweldshandelingen die verdachte volgens hem heeft verricht. Ten aanzien van de getuige [getuige 7] merkt de rechtbank op dat deze getuige verdachte in eerste instantie niet als mededader noemt, en pas geruime tijd later bij de rechter-commissaris een voor verdachte belastende verklaring heeft afgelegd.
Verder heeft aangever met een aantal personen samen gezocht op Facebook om de namen van de daders te achterhalen. Hoezeer ook begrijpelijk dat aangever als slachtoffer van ernstig geweldsmisdrijf daartoe is overgegaan, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden uitgesloten dat de verklaringen van aangever, [naam 4] , [naam 5] en [getuige 7] elkaar over en weer hebben beïnvloed. Nu ook [naam 4] , [naam 5] en [getuige 7] niet consistent hebben verklaard is de rechtbank van oordeel dat deze verklaringen niet als ondersteunend bewijs ten opzichte van de aangifte kan dienen. De rechtbank is dan ook, alles tegen elkaar afwegend, van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan. De verdachte behoort daarom hiervan te worden vrijgesproken.

3. De beoordeling van de civiele vordering, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het ten laste gelegde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 12.454,62 te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de medische kosten en de diverse kosten, zoals opgenomen onder punt 6, voor toewijzing vatbaar zijn. De reiskosten en de kosten van kleding zijn naar de mening van de officier van justitie onvoldoende onderbouwd. Ten aanzien van het smartengeld is de officier van justitie van mening dat deze post afdoende onderbouwd is, waardoor het bedrag van € 9.500,- voor toewijzing vatbaar is. Door het schadefonds geweldsmisdrijven is een bedrag van € 5.000,- vergoed, waardoor een bedrag van € 6.235,- toewijsbaar is met vermeerdering van de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
Primair heeft de raadsman aangevoerd dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in verband met de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat de reiskosten en de kosten voor kapotte kleding onvoldoende onderbouwd zijn. Ten aanzien van de immateriële schade heeft de raadsman aangevoerd dat bij bewezenverklaring een bedrag van € 2.000,- kan worden toegewezen.
Beoordeling door de rechtbank
De benadeelde partij zal niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering, nu verdachte is vrijgesproken van het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij kan derhalve haar vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.

4.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart
niet bewezendat verdachte het
primair en subsidiair ten laste gelegdeheeft begaan en
spreekt verdachte daarvan vrij;
 verklaart de
benadeelde partij[slachtoffer]
niet-ontvankelijkin zijn vordering.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.W.B. Heijmans (voorzitter), mr. G. Noordraven en mr. Y. van Wezel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. P. Hoesstee-ter Haar, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 oktober 2018.
Mr. Van Wezel is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal nr. PL0600-2015349729, politie eenheid Oost-Nederland, district Gelderland-Zuid, basisteam De Waarden, gesloten en getekend door [verbalisant] , brigadier, op 27 oktober 2015.
2.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , p. 7
3.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , p. 8
4.Proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer] , bij de rechter-commissaris, ongenummerd.
5.Proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer] , bij de raadsheer-commissaris, ongenummerd.
6.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 7] , p. 25.
7.Proces-verbaal van verhoor van [getuige 7] bij de rechter-commissaris, ongenummerd.
8.Proces-verbaal van verhoor van [getuige 7] bij de raadsheer-commissaris, ongenummerd.
9.Proces-verbaal van verhoor van [naam 5] , bij de rechter-commissaris, ongenummerd.
10.Proces-verbaal van verhoor van [naam 5] , bij de raadsheer-commissaris, ongenummerd.
11.Proces-verbaal van verhoor van [naam 4] , bij de rechter-commissaris, ongenummerd.
12.Proces-verbaal van verhoor van [naam 4] , bij de raadsheer-commissaris, ongenummerd.