ECLI:NL:RBGEL:2018:4382

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
18 september 2018
Publicatiedatum
11 oktober 2018
Zaaknummer
C/05/341844 / KG RK 18-765
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een wrakingsverzoek wegens gebrek aan objectieve aanwijzingen voor partijdigheid

Op 18 september 2018 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Gelderland een verzoek tot wraking afgewezen. Het verzoeker, wonende te Lexmond, had de rechters gewraakt omdat hij vermoedde dat zij vooringenomen waren. Dit vermoeden was gebaseerd op het feit dat er na een half uur nog geen beslissing was genomen op zijn aanhoudingsverzoek in een spoedwraking. De rechtbank oordeelde dat deze omstandigheid op zichzelf niet voldoende was om te concluderen dat de rechters niet onpartijdig of onafhankelijk waren. De rechtbank benadrukte dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn en dat er bijzondere omstandigheden moeten zijn om dit vermoeden te weerleggen.

Verzoeker had op 22 augustus 2018 mr. G.W. Brands-Bottema gewraakt en ontving op 23 augustus 2018 een uitnodiging voor de behandeling van zijn wrakingsverzoek. Hij was echter niet in staat om op het geplande tijdstip aanwezig te zijn en verzocht om uitstel. De rechtbank stelde vast dat verzoeker niet had gewacht op de beslissing op zijn aanhoudingsverzoek en dat hij de rechters al had gewraakt voordat zij de kans hadden om te beslissen. Dit werd gezien als een misbruik van de wrakingsmogelijkheid, aangezien verzoeker het wrakingsverzoek had ingediend met als enige grond dat er niet binnen een half uur op zijn aanhoudingsverzoek was beslist.

De rechtbank concludeerde dat er geen objectieve aanwijzingen waren voor partijdigheid en dat het wrakingsverzoek daarom werd afgewezen. Bovendien werd bepaald dat een volgend wrakingsverzoek van verzoeker in deze zaak niet in behandeling zou worden genomen, gezien het misbruik van het wrakingsinstrument. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK GELDERLAND

Wrakingskamer
zaaknummer / rolnummer: C/05/341844 / KG RK 18-765
Beslissing van 18 september 2018
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker],
wonende te Lexmond,
hierna te noemen: verzoeker,
strekkende tot de wraking van
mrs. T.P.E.E. van Groeningen, S.J. Peerdeman en M.J.C. van Leeuwen,
leden van de wrakingskamer van deze rechtbank die het wrakingsverzoek van verzoeker van 22 augustus 2018 tegen mr. G.W. Brands-Bottema op 23 augustus 2018 zou behandelen,
hierna te noemen: de rechters.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het schriftelijke wrakingsverzoek van 23 augustus 2018
  • de schriftelijke reactie van de rechters van 23 augustus 2018.
1.2.
Bij de mondelinge behandeling zijn verschenen:
  • verzoeker en
  • mr. T.P.E.E. van Groeningen namens de rechters.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechters als leden van de wrakingskamer in de zaak met zaaknummer/rolnummer C/05/341824 KG RK 18-764 tussen verzoeker en mr. G.W. Brands-Bottema.
2.2.
Verzoeker heeft volgens het schriftelijke verzoek en zijn toelichting tijdens de mondelinge behandeling, de indruk dat de rechters vooringenomen zijn omdat de rechters niet op zijn aanhoudingsverzoek van 23 augustus 2018 hebben beslist.
2.3.
De rechters hebben laten weten niet in de wraking te berusten en hebben verweer gevoerd. Die reactie wordt hierna voor zover nodig besproken.

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter tegenover een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem bekend zijn geworden.
3.2.
Verzoeker voert de volgende omstandigheden aan. Op 22 augustus 2018 heeft hij mr. G.W. Brands-Bottema gewraakt. Vervolgens ontving hij een telefonische oproeping en een uitnodiging van 23 augustus 2018 om 10:42 uur voor de behandeling van zijn wraking op diezelfde dag om 14:30 uur. Door vergaderingen elders in het land was verzoeker niet in de gelegenheid op dat tijdstip met stukken (die hij elders zou moeten halen) en voorbereid bij de wrakingskamer in Arnhem te verschijnen. Verzoeker heeft dit in een emailbericht van 23 augustus 2018 om 12:46 uur aan de wrakingskamer meegedeeld en verzocht om de behandeling van zijn wrakingsverzoek op een ander moment te laten plaatsvinden zodat hij, net als mr. G.W. Brands-Bottema, in de gelegenheid zou zijn om zich voor te bereiden. Toen verzoeker op zijn emailbericht van 23 augustus 2018 van 12:46 uur niet direct een reactie kreeg, heeft verzoeker de wrakingskamer in een emailbericht van 23 augustus 2018 om 13:18 uur gewraakt. Verzoeker vreesde dat de wrakingskamer zijn oorspronkelijke wrakingsverzoek alsnog die middag zou behandelen zonder zijn aanwezigheid zodat mr. Brands-Bottema, die wel naar de wrakingszitting zou kunnen komen, in het voordeel zou zijn waardoor volgens verzoeker sprake is van een vorm van partijdigheid.
3.3.
De rechtbank is van oordeel dat uit de hiervoor beschreven omstandigheden niet de schijn kan volgen dat de rechters bij de behandeling van het wrakingsverzoek tegen mr. Brands-Bottema vooringenomen of partijdig zijn. Als een wrakingsverzoek wordt ingediend in een procedure waarin kennelijk een spoedbeslissing moet worden genomen - hetgeen hier het geval was nu het ging om de verlenging van de ondertoezichtstelling zoals verzoeker tijdens de mondelinge behandeling heeft verklaard - dient verzoeker er ingevolge artikel 39 Rv en het wrakingsprotocol van de rechtbank Gelderland rekening mee te houden dat zijn wrakingsverzoek zo spoedig mogelijk en dus op korte termijn zal worden behandeld. Nog voor de wrakingskamer op het aanhoudingsverzoek van verzoeker heeft kunnen beslissen, heeft verzoeker de rechters al een half uur na zijn aanhoudingsverzoek gewraakt. Verzoeker heeft daarom de beslissing op zijn aanhoudingsverzoek niet afgewacht. Dit terwijl verzoeker ook telefonisch contact had kunnen zoeken om te informeren naar de status van zijn aanhoudingsverzoek alvorens tot wraking over te gaan. De rechters werden immers met spoed bijeengeroepen voor de wraking. Het spreekt voor zich dat de wrakingskamer enige tijd moet worden gegund om te beslissen op het aanhoudingsverzoek. Gesteld noch gebleken is dat de wrakingskamer onwelwillend tegenover het aanhoudingsverzoek zou hebben gestaan. Kortom, het enkele feit dat verzoeker na een half uur nog niets had vernomen op zijn aanhoudingsverzoek is geen omstandigheid waaruit een vermoeden volgt dat de rechters niet onpartijdig of onafhankelijk zouden zijn. Omdat van enige (schijn van) partijdigheid niet is gebleken, zal de rechtbank het wrakingsverzoek afwijzen.
3.4.
Verder is de rechtbank van oordeel dat verzoeker misbruik heeft gemaakt van de wrakingsmogelijkheid. Door indiening van het wrakingsverzoek met als enige grond dat niet binnen een half uur op zijn aanhoudingsverzoek is beslist, en de daarmee gepaard gaande schorsing van de procedure, heeft verzoeker bewerkstelligd dat de behandeling van zijn wrakingsverzoek alsnog is uitgesteld. De rechtbank oordeelt daarom dat verzoeker het middel van wraking uitsluitend heeft gebruikt om de procedure te vertragen. Gelet op dit misbruik van het wrakingsinstrument bepaalt de rechtbank dat een volgend wrakingsverzoek van verzoeker in deze zaak niet in behandeling wordt genomen.

4.De beslissing

De rechtbank
  • wijst het verzoek tot wraking af,
  • bepaalt dat een volgend verzoek tot wraking van de leden van de wrakingskamer in deze zaak niet in behandeling zal worden genomen.
Deze beslissing is gegeven door de mrs. H.P.M. Kester-Bik, C. Kleinrensink en A.M.F. Geerling in tegenwoordigheid van de griffier mr. P.A.C. Modderman en in openbaar uitgesproken op 18 september 2018.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.