ECLI:NL:RBGEL:2018:4219

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
3 oktober 2018
Publicatiedatum
3 oktober 2018
Zaaknummer
05/840439-18 + 05/840036-16 (TUL)
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld in vereniging met een ander

Op 3 oktober 2018 heeft de Rechtbank Gelderland in Arnhem uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met een medeverdachte betrokken was bij de diefstal van een tas en portemonnee van een benadeelde. De feiten vonden plaats in de nacht van 6 op 7 juni 2018 in Westervoort. De verdachte had via WhatsApp contact met de benadeelde, waarbij hij interesse toonde in het maken van foto's van de tas en portemonnee. Toen de benadeelde hen toeliet, heeft de medeverdachte de tas en portemonnee van de benadeelde afgenomen, terwijl de verdachte de auto bestuurde en de motor draaiende hield. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan diefstal met geweld, omdat hij op het moment van de diefstal de motor van de auto liet draaien om snel te kunnen wegrijden. De rechtbank achtte het ongeloofwaardig dat de verdachte niet op de hoogte was van het plan om de goederen te stelen, gezien zijn eerdere communicatie met de benadeelde en zijn rol in het geheel. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van negen maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht en een behandelverplichting. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij van €335,-.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/840439-18 + 05/840036-16 (TUL)
Datum uitspraak : 3 oktober 2018
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende aan het [woonplaats] ,
thans gedetineerd te P.I. HvB Grave (Unit A + B) te Grave.
Raadsman: mr. T.W. Phea, advocaat te Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 19 september 2018.
1. De inhoud van de tenlastelegging [1]
Aan verdachte is, na een dubbele wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat hij in de periode van 6 juni 2018 tot en met 7 juni 2018 in Westervoort primair samen met een ander de tas en de portemonnee van [benadeelde] heeft gestolen, terwijl hij daarbij geweld heeft gebruikt en subsidiair dat hij samen met een ander deze tas en portemonnee heeft verduisterd.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [2]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich alleen schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld. Het medeplegen kan volgens de officier van justitie niet bewezen worden, nu onvoldoende sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte] .
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het medeplegen van diefstal met geweld, nu hij niet op de hoogte was van het feit dat [medeverdachte] de tas en de portemonnee van [benadeelde] mee wilde nemen. Verdachte heeft de portemonnee en de tas zelf ook niet weggenomen door er aan te trekken. Bovendien is verdachte niet weggereden om de diefstal gemakkelijk te maken, voor te bereiden, mogelijk te maken of het bezit van het gestolene te verzekeren. Immers reed hij enkel weg omdat [medeverdachte] met een mes in zijn hand tegen hem schreeuwde dat hij dat moest doen. Tot slot is de verdediging het met de officier van justitie eens dat onvoldoende sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte] , zodat van medeplegen geen sprake is.
Beoordeling door de rechtbankOp 6 juni 2018 kreeg [benadeelde] omstreeks 22.30 uur verschillende appjes van [verdachte]
(de rechtbank begrijpt: verdachte)met de vraag of verdachte een foto van zijn Louis Vuitton tas en portemonnee mocht maken. Verdachte wilde [benadeelde] hiervoor zelfs € 50,- geven. Uiteindelijk ging [benadeelde] hiermee akkoord. [3] Op 6 juni 2018 is verdachte daarop samen met [medeverdachte] naar het huis van [benadeelde] in Westervoort gereden. [4] Zij kwamen daar omstreeks 23.30 – 23.45 uur aan. Verdachte bestuurde de auto. [5] Op het moment dat verdachte voor het huis van [benadeelde] stond bleef de motor van zijn auto draaien. [6] De rechtbank stelt vast dat wegrijden met een draaiende motor veel sneller gaat, dan wanneer de motor wel wordt afgezet.
[benadeelde] liep vervolgens naar de auto toe en leunde aan de passagierskant naar binnen. [7] Nadat verdachte enige foto’s had gemaakt van de tas en portemonnee, wilde hij nog een laatste foto maken. [benadeelde] leunde weer aan de passagierskant via het portierraam naar binnen met de tas en portemonnee. Op dat moment pakte [medeverdachte] de tas en portemonnee van [benadeelde] af en riep tegen verdachte: “Rijden!”. [8] Verdachte reed daarop weg en [benadeelde] werd daardoor met de auto meegesleurd en viel uiteindelijk op de grond. [9] De eerste twee meter dat verdachte wegreed, zag hij dat zowel [medeverdachte] als [benadeelde] aan het tasje trokken. [10] Verdachte heeft de goederen van [benadeelde] naderhand in de achtertuin van [medeverdachte] verstopt. [11]
Conclusie diefstal met geweld
De rechtbank acht het, op grond van het vorenstaande, bewezen dat verdachte een diefstal heeft gepleegd vergezeld en gevolgd van geweld. Het is ongeloofwaardig dat verdachte niet op de hoogte was van het plan om de portemonnee en de tas van [benadeelde] weg te nemen, nu hij door middel van de verzonden appjes moeite bleef doen om in de buurt te komen van die goederen, hij de motor van de auto liet draaien, waardoor hij snel weg kon rijden, en [medeverdachte] riep dat hij weg moest rijden exact op het moment dat hij de portemonnee en de tas in zijn handen had. Al deze omstandigheden duiden naar het oordeel van de rechtbank op het feit dat verdachte het oogmerk had om de goederen weg te nemen.
Dat verdachte is gaan rijden mede doordat [medeverdachte] hem een mes toonde acht de rechtbank ongeloofwaardig, nu deze verklaring geen enkele steun vindt in de overige bewijsmiddelen. De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte het geweld heeft toegepast om de diefstal gemakkelijk te maken en om het bezit van het gestolene te verzekeren.
Medeplegen
Gelet op het voorgaande en in het bijzonder dat:
  • verdachte contact heeft gehouden met [benadeelde] over de tas en de portemonnee;
  • verdachte en [medeverdachte] gezamenlijk naar de woning van [benadeelde] zijn gegaan;
  • verdachte de auto bestuurde;
  • verdachte de motor heeft laten draaien op het moment dat [benadeelde] in het raam aan de passagierszijde hing, waardoor hij sneller weg kon rijden;
  • [medeverdachte] de tas en portemonnee van [benadeelde] vasthield en daarop riep: “Rijden!”;
  • verdachte naar aanleiding daarvan is weggereden, en
  • verdachte de gestolen goederen naderhand in de achtertuin van de woning van [medeverdachte] heeft verstopt,
is naar het oordeel van de rechtbank sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte] . Evident is immers dat zij een gezamenlijk doel hadden. De rollen van verdachte en [medeverdachte] waren even belangrijk om dit doel te kunnen verwezenlijken. Het feit dat verdachte zelf geen goederen heeft weggenomen, doet niets af aan de omvang van zijn rol. Immers heeft [medeverdachte] dit wel gedaan en heeft verdachte daarop het geweld toegepast, door weg te rijden op het moment dat [benadeelde] nog in het raam aan de passagierszijde hing.
De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van een diefstal, vergezeld en gevolgd van geweld, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
primair
hij in
of omstreeksde periode van 6 juni 2018 tot en met 7 juni 2018 te Westervoort tezamen en in vereniging met een ander,
althans alleeneen tas en
/ofeen portemonnee (Louis Vuitton), in elk geval enig goed, dat
geheel of ten deleaan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd
voorafgegaan,vergezeld en
/ofgevolgd van geweld
en/of
bedreiging met geweldtegen voornoemde [benadeelde] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal
voor te bereiden en/ofgemakkelijk te maken, en
/ofom,
bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzijhet bezit van het gestolene te verzekeren, door (met kracht) aan voornoemde tas te trekken en
/of (vervolgens) (met hoge snelheid
)weg te rijden (terwijl voornoemde [benadeelde] nog half in de auto hing), waardoor deze [benadeelde] ten val is gekomen,
althans door (met hoge snelheid) weg te rijden terwijl de tas (mede) werd vastgehouden door [medeverdachte] , waardoor de tas werd onttrokken aan [benadeelde] (terwijl voornoemde [benadeelde] nog half in de auto hing), waardoor deze [benadeelde] ten val is gekomen.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Medeplegen van diefstal, vergezeld en gevolg van geweld, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte, gelet op zijn strafblad, de richtlijnen van het Openbaar Ministerie en het reclasseringsrapport, ter zake van het primair tenlastegelegde, met uitzondering van het medeplegen, wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met oplegging van de bijzondere voorwaarden een meldplicht, een behandelverplichting, een drugs- en alcoholverbod en de andere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het niet geïndiceerd is om aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen die langer is dan de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarentegen kan de verdediging zich wel vinden in het advies van de reclassering met betrekking tot de bijzondere voorwaarden.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 7 juni 2018;
- een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, gedateerd 4 juli 2018;
- een voorlichtingsrapportage van het Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering, gedateerd 23 augustus 2018.
Verdachte heeft zich samen met [medeverdachte] schuldig gemaakt aan een diefstal waarbij hij geweld heeft gebruikt. Hij is samen met [medeverdachte] naar het huis van [benadeelde] gereden, teneinde – zo geloofde [benadeelde] – foto’s te maken van de tas en de portemonnee van die [benadeelde] . Daar hebben zij deze tas en portemonnee van [benadeelde] gestolen door in de auto weg te rijden op het moment dat [benadeelde] en [medeverdachte] beiden de goederen vast hadden. Dat, terwijl [benadeelde] nog in het raam aan de passagierszijde hing. Daardoor hebben verdachte en [medeverdachte] de goederen mee kunnen nemen en is [benadeelde] uiteindelijk op de grond gevallen. Dit is een ernstig feit, temeer omdat verdachte via het appcontact over het maken van foto’s eerst het vertrouwen van [benadeelde] heeft gewonnen.
De ervaring leert bovendien dat slachtoffers van dit soort feiten nog geruime tijd daarvan nadelige psychische gevolgen ondervinden. Zo vreest [benadeelde] nog steeds dat hij verdachte tegen zal komen op straat, is hij bang voor represailles en heeft hij last van angstgevoelens.
In het voordeel van verdachte neemt de rechtbank mee dat verdachte aan zichzelf is gaan werken en een positieve weg lijkt te zijn ingeslagen.
In dat licht acht de rechtbank het hier niet passend deze positieve ontwikkeling van verdachte te doorkruisen met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Daarom zal zij de eis van de officier van justitie licht matigen in die zin dat zij een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren en met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht zal opleggen. Daarnaast legt de rechtbank de bijzondere voorwaarden een meldplicht, een behandelverplichting, een drugs- en alcoholverbod en de andere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering op.
7a. De beoordeling van de civiele vordering, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [benadeelde] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 614,99 bestaande uit € 64,99 materiële schade en € 550,- immateriële schade. Te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij volledig kan worden toegewezen, nu deze voldoende is onderbouwd en redelijk voorkomt.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn vordering, nu het tenlastegelegde niet bewezen kan worden. Subsidiair stelt de verdediging dat ten aanzien van de materiële schade, het gevorderde bedrag voor het horloge moet worden afgewezen. Er bestaat immers geen causaal verband tussen het tenlastegelegde en de schade aan het horloge. Los daarvan is voor wat betreft het horloge, slechts een bedrag van € 30,- onderbouwd en niet de gevorderde € 60,-. Het immateriële schadebedrag moet ook gematigd worden, nu nergens uit blijkt dat de benadeelde psychische schade van het feit heeft ondervonden.
Beoordeling door de rechtbank
T-shirt
Nu deze schadepost door de verdediging niet inhoudelijk is betwist en deze naar het oordeel van de rechtbank voldoende is onderbouwd en redelijk voorkomt, is zij van oordeel dat de vordering voor wat betreft dit bedrag, te weten € 5,-, kan worden toegewezen.
Horloge
Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat ten aanzien van het horloge een bedrag tot € 30,- is onderbouwd. Nu dit bedrag de rechtbank verder redelijk voorkomt, is zij van oordeel dat de vordering voor wat betreft het horloge tot een bedrag van € 30,- kan worden toegewezen. Voor het overige deel dat is gevorderd aan kosten voor het horloge, zal de benadeelde niet-ontvankelijk worden verklaard, wegens gebrek aan onderbouwing van dit deel van de kosten.
Immateriële schade
Gelet op de impact van het bewezenverklaarde feit acht de rechtbank het aannemelijk dat de benadeelde hiervan enige psychische schade – in de vorm van angstgevoelens – heeft ondervonden. Nu de psychische schade echter niet daadwerkelijk door een deskundige is vastgesteld, matigt de rechtbank de immateriële schade tot een, in redelijkheid begroot, bedrag van € 300,-.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen tot een bedrag van
€ 335,- schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vordering is tot dit bedrag toewijsbaar.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de staat van het toe te wijzen bedrag van genoemde benadeelde partij.
7a. De beoordeling van de vordering na voorwaardelijke veroordeling(05/840036-16)
Ten aanzien van de vordering na voorwaardelijke veroordeling vordert de officier van justitie de tenuitvoerlegging van 74 dagen gevangenisstraf die door de rechtbank Gelderland te Arnhem op 14 augustus 2017 voorwaardelijk is opgelegd en vordert dat deze wordt omgezet in een werkstraf voor de duur van 148 uren, te vervangen door een vervangende hechtenis voor de duur van 74 dagen.
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de vordering moet worden afgewezen, gelet op het advies in het reclasseringsrapport.
Nu is bewezen dat verdachte zich binnen de proeftijd opnieuw heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit, dient de bij vonnis van rechtbank Gelderland te Arnhem van 14 augustus 2017 (parketnummer 05/840034-16) voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 74 dagen ten uitvoer gelegd te worden.
Echter op grond van hetgeen omtrent de veroordeelde ter terechtzitting is gebleken zal de rechtbank in plaats daarvan een taakstraf gelasten, gedurende het hierna te vermelden aantal uren.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 36f en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
  • een
  • bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf groot 5 (vijf) maanden
 de algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- zijn medewerking zal verlenen aan het door de Reclassering Nederland te houden toezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
 de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich binnen drie werkdagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis meldt bij de Iriszorg Reclassering in Arnhem op het adres [adres] en gedurende de proeftijd zich zal blijven melden bij deze instelling, zo frequent en zolang de instelling dat noodzakelijk acht;
- zich laat behandelen voor zijn middelengebruik bij IrisZorg verslavingszorg of een soortgelijke instelling, indien de reclassering dit noodzakelijk acht. Veroordeelde zal zich hierbij houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens die instelling worden gegeven. Veroordeelde zal –indien deze instelling of de reclassering dit noodzakelijk acht– meewerken aan een detox opname;
- zich onder behandeling zal stellen van GGNet [naam 1] in [plaats] of een soortgelijke forensische psychiatrische polikliniek, op de tijden en plaatsen als door of namens die zorginstelling aan te geven, indien de reclassering dit nodig acht. Veroordeelde zal zich hierbij houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens die instelling zullen worden gegeven;
- zich, indien geïndiceerd door de Reclassering Nederland en/of behandelsetting, laat plaatsen in een begeleide of beschermde woonvorm;
- zich onthoudt van het gebruik van drugs of alcohol, indien en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- werkt, gedurende de proeftijd of zolang de reclassering dit nodig acht, mee aan urinecontroles bij Iriszorg te Arnhem, ten behoeve van de regulatie van zijn alcohol- en drugsgebruik;
- laat zich begeleiden door Pluryn of soortgelijke instelling, voor zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. Veroordeelde zal zich hierbij houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die begeleiding door of namens die instelling zullen worden gegeven.
- Geeft opdracht aan de Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden (artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht).
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
  • veroordeelt verdachte ten aanzien van het feit tot betaling van
  • verklaart de
  • legt aan veroordeelde de
  • bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
De beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling (05/840036-16)
  • gelast de tenuitvoerleggingvan de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van rechtbank Gelderland te Arnhem van 14 augustus 2017, te weten van:
    74 dagen gevangenisstraf;
  • gelast dat
Dit vonnis is gewezen door mr. R.S. Croll (voorzitter), mr. H.P.M. Kester en mr. G.J.M. van Wijk, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.W.A. Nabbe, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 3 oktober 2018.
BIJLAGE I
primair
hij in of omstreeks de periode van 6 juni 2018 tot en met 7 juni 2018 te Westervoort tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen een tas en/of een portemonnee (Louis Vuitton), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen voornoemde [benadeelde] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door (met kracht) aan voornoemde tas te trekken en/of (vervolgens) (met hoge snelheid) weg te rijden (terwijl voornoemde [benadeelde] nog half in de auto hing), waardoor deze [benadeelde] ten val is gekomen, althans door (met hoge snelheid) weg te rijden terwijl de tas (mede) werd vastgehouden door [medeverdachte] , waardoor de tas werd onttrokken aan [benadeelde] (terwijl voornoemde [benadeelde] nog half in de auto hing), waardoor deze [benadeelde] ten val is gekomen;
subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 6 juni 2018 tot en met 7 juni 2018 te Westervoort, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, opzettelijk een tas en/of een portemonnee (Louis Vuitton), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde] , in elk geval (telkens) aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welke goederen verdachte anders dan door misdrijf, te weten uit hoofde van ter beschikking stelling voor foto’s maken, in elk geval anders dan door misdrijf, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.

Voetnoten

1.De volledige inhoud van de tenlastelegging is terug te vinden onder Bijlage I.
2.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [naam 2] van de politie Oost Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600 2018248740, gesloten op 8 juni 2018 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
3.Het proces-verbaal van aangifte, p. 18 en 19.
4.Het proces-verbaal van aangifte, p. 19 en de verklaring van verdachte [verdachte] , zoals afgelegd ter terechtzitting van 19 september 2018.
5.Het proces-verbaal van aangifte, p. 18 en 19.
6.Het proces-verbaal van verhoor getuige, [benadeelde] , p. 59.
7.Het proces-verbaal van aangifte, p. 18 en 19.
8.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, [verdachte] , aanvullend proces-verbaal, blad 2.
9.Het proces-verbaal van aangifte, p. 19 en het proces-verbaal van verhoor verdachte [naam 3] , aanvullend proces-verbaal, blad 6.
10.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, [verdachte] , aanvullend proces-verbaal, blad 3.
11.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, [naam 3] , aanvullend proces-verbaal, blad 7.