ECLI:NL:RBGEL:2018:4201

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
1 oktober 2018
Publicatiedatum
2 oktober 2018
Zaaknummer
C/05/343272 / KZ RK 18-166
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wraking van rechter in civiele procedure niet-ontvankelijk verklaard

Op 1 oktober 2018 heeft de wrakingskamer van de rechtbank Gelderland een verzoek tot wraking van de rechter, mr. M.C.J. Heessels, kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Verzoekster, die betrokken was bij een civiele procedure tegen TvH Notarissen B.V., was het niet eens met een eerdere beslissing van de wrakingskamer van 20 september 2018, waarin haar wrakingsverzoek ook al niet-ontvankelijk was verklaard. De wrakingskamer oordeelde dat verzoekster in feite in hoger beroep ging tegen de eerdere beslissing, wat niet mogelijk is. Bovendien had verzoekster de gronden voor haar wrakingsverzoek eerder moeten inbrengen in de procedure.

De wrakingskamer heeft vastgesteld dat verzoekster eerder een wrakingsverzoek had ingediend dat niet was gehonoreerd, en dat zij het middel van wraking nu lijkt te gebruiken om de voortgang van de procedure te frustreren. Dit werd gezien als misbruik van het wrakingsmiddel. De wrakingskamer heeft daarom besloten dat toekomstige wrakingsverzoeken van verzoekster in deze zaak niet meer in behandeling zullen worden genomen. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

beslissing
__________________________________________________________________________________
RECHTBANK GELDERLAND
Wrakingskamer
zaaknummer: C/05/343272 / KZ RK 18-166
Beslissing van 1 oktober 2018
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoekster]
wonende in [woonplaats],
hierna te noemen: verzoekster,
tegen
mr. M.C.J. Heessels,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit de brief van verzoekster van 26 september 2018 en de beslissing van de wrakingskamer van 20 september 2018 (zaaknummer 18-83).
De wrakingskamer heeft besloten een zitting achterwege te laten.

2.Het wrakingsverzoek

2.1
Het verzoek heeft betrekking op een civiele procedure, gevoerd tussen TvH Notarissen B.V. enerzijds en verzoekster anderzijds. Deze procedure is bij de rechtbank bekend onder nummer 6283981 CV EXPL 17-4467.
2.2
In deze civiele procedure heeft verzoekster de rechter (eerder) gewraakt. Bij beslissing van 20 september 2018 heeft de wrakingskamer dit wrakingsverzoek kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.
2.3
Bij brief van 26 september 2018 heeft verzoekster de rechter wederom gewraakt. Daaraan heeft zij, kort samengevat, het volgende ten grondslag gelegd. Verzoekster heeft diverse brieven van de rechtbank niet ontvangen door toedoen van PostNL. Hierdoor kon zij de naam van de rechter niet tijdig vernemen en is haar wrakingsverzoek afgewezen. De rechter heeft op de rolzitting van 11 april 2018 ten onrechte besloten af te zien van een comparitie. Hij heeft in een eerdere procedure blijk gegeven door verzoekster aangedragen bewijsstukken onjuist te interpreteren, zoals blijkt uit een uitspraak van 11 maart 2013. De beslissing van de wrakingskamer van 20 september 2018 is op pertinent onjuiste gronden genomen. Verzoekster acht onjuist dat zij niet tijdig zou hebben gewraakt, omdat vertragingen verschoonbaar waren. De wrakingskamer heeft haar een eerlijke en zuivere rechtsgang onthouden, aldus verzoekster.

3.De beoordeling

3.1
In de beslissing van de wrakingskamer van 20 september 2018 is het (toenmalige) verzoek tot wraking van de rechter kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Nadat uiteengezet is dat verzoekster diverse gelegenheden is geboden tot aanvulling van haar verzoek, is in die beslissing als volgt overwogen:

Voor zover aangenomen moet worden dat het verzoek zicht richt tegen de rolrechter van 11 april 2018, te weten mr. Heessels, is de wrakingskamer van oordeel dat het verzoek te laat is ingediend, gelet op de tussen 11 april 2018 en 9 mei 2018 verstreken tijd.(…)
Voor zover het verzoek zich richt tegen een of meer andere rechters die bij deze zaak betrokken zijn geweest of zullen zijn, is de wrakingskamer van oordeel dat verzoekster ondanks de haar verstrekte informatie en gegeven termijnen voor precisering en onderbouwing van haar verzoek, niet voldoende duidelijk heeft gemaakt waarom zij welke rechter wil wraken. Dit betekent dat de wrakingskamer haar verzoek niet kan behandelen.
3.2
Met het huidige wrakingsverzoek heeft verzoekster allereerst aangevoerd het niet eens te zijn met de beslissing van de wrakingskamer van 20 september 2018. Dit komt neer op een hoger beroep tegen die beslissing. Tegen beslissingen van de wrakingskamer staat echter geen hoger beroep open. Een hernieuwd wrakingsverzoek van de rechter kan niet tot doel hebben een eerdere onwelgevallige beslissing van de wrakingskamer te (laten) heroverwegen. Gronden gericht tegen het oordeel van de wrakingskamer in genoemde beslissing zullen dan ook niet in behandeling worden genomen.
3.3
Verzoekster heeft voorts gronden aangevoerd ter onderbouwing van haar standpunt dat de rechter vooringenomen zou zijn. Deze gronden zien echter op omstandigheden die reeds ten tijde van de vorige wrakingsprocedure aan verzoekster bekend waren of konden zijn en derhalve in die procedure (tijdig) naar voren hadden moeten gebracht. Deze gronden, wat daar verder van zij, kunnen dan ook in deze procedure niet in behandeling worden genomen.
3.4
Verzoekster heeft in deze procedure reeds eerder een wrakingsverzoek gedaan dat niet is gehonoreerd en die heeft geleid tot onredelijke vertraging van de rechtspleging. Naar het oordeel van de wrakingskamer gebruikt verzoekster het middel van wraking voor een ander doel dan waarvoor het is gegeven of met geen ander doel dan de voortgang van de procedure te frustreren. Daarmee is sprake van misbruik. De wrakingskamer zal daarom bepalen dat een volgend verzoek tot wraking in deze zaak niet meer in behandeling zal worden genomen.
3.3
De wrakingskamer zal verzoekster kennelijk niet-ontvankelijk verklaren in haar verzoek.

4.De beslissing

De rechtbank
- verklaart verzoekster kennelijk niet-ontvankelijk in het wrakingsverzoek;
-
bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek door verzoekster tegen de rechter in deze procedure niet in behandeling zal worden genomen.
Deze beslissing is gegeven door de mrs. Lambooij (voorzitter), Cremers en Tegelaar, in tegenwoordigheid van mr. Aalders, griffier, en in openbaar uitgesproken op 1 oktober 2018.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.