In deze zaak gaat het om een kort geding tussen een man en een vrouw die na het beëindigen van hun relatie in 2016 een regeling hadden getroffen over de zorg voor hun gezamenlijke hond, Jax. De vrouw heeft deze regeling eenzijdig stopgezet, waarna de man in kort geding vorderde dat de regeling zou worden voortgezet. De voorzieningenrechter oordeelt dat de bestaande omgangsregeling tussen de man en de hond moet worden voortgezet. De rechter gaat er voorlopig vanuit dat beide partijen gezamenlijk eigenaar zijn van de hond, aangezien zij deze samen hebben aangeschaft en de kosten hebben gedeeld. De voorzieningenrechter constateert dat de omstandigheden waarin beide partijen voor de hond kunnen zorgen vergelijkbaar zijn, en dat er onvoldoende bewijs is dat de hond beter af is bij de vrouw. De vrouw heeft niet aangetoond dat het welzijn van de hond in gevaar komt door de regeling voort te zetten. De voorzieningenrechter bepaalt dat Jax wekelijks van maandag tot woensdag en om het weekend bij de man verblijft. Indien de vrouw hieraan niet voldoet, moet zij een dwangsom betalen aan de man. De proceskosten worden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.