ECLI:NL:RBGEL:2018:4011

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
17 september 2018
Publicatiedatum
18 september 2018
Zaaknummer
05/880150-18, 05/740184-18, 05/720198-18 en 05/720233-18
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor meervoudige vermogensdelicten en drugsmisdrijven met gevangenisstraf en voorwaarden

Op 17 september 2018 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een man die zich schuldig had gemaakt aan meerdere vermogensdelicten en drugsmisdrijven. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De man heeft in vereniging drie gekwalificeerde vermogensdelicten gepleegd, waaronder diefstal van waardevolle goederen en autodiefstallen. Daarnaast heeft hij zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van harddrugs. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte bij de gepleegde feiten een bekennende verdachte was en dat er sprake was van een nauwe samenwerking met medeverdachten. De rechtbank heeft de strafeisen van de officier van justitie en de verdediging in overweging genomen, waarbij de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zijn meegewogen. De rechtbank heeft besloten om de verdachte een kans te geven op rehabilitatie door hem onder voorwaarden vrij te laten, waarbij hij zich moet houden aan de aanwijzingen van de reclassering en een behandeling moet ondergaan voor zijn verslavingsproblematiek. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de eerdere veroordelingen van de verdachte voor vergelijkbare feiten.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummers : 05/880150-18, 05/740184-18, 05/720198-18 en 05/720233-18
Datum uitspraak : 17 september 2018
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1984 te [geboorteplaats] , wonende aan de [adres 1]
thans gedetineerd in de P.I. Arnhem - HvB Arnhem Zuid te Arnhem
raadsman: mr. A.C. Huisman, advocaat te Deventer.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 14 mei 2018, 23 juli 2018 en van 03 september 2018.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
05/880150-18
1. hij op of omstreeks18 september 2017, te Apeldoorn, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een winkelpand ( [naam juwelier] , gelegen aan [adres 2] ) aldaar heeft weggenomen één of meerdere siera(a)d(en), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam juwelier] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik
heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
2. Primair
hij in of omstreeks de periode van 11 september 2017 tot en met 17 september 2017 te Deventer, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een personenauto ( [merk auto 1] , kenteken [kenteken 1] ) in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
Subsidiair
Hij op of omstreeks 16 september 2017 te Apeldoorn, in elk geval in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een goed, te weten een personenauto (kenteken [kenteken 1] ) heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
3. hij op of omstreeks 22 augustus 2017, te Apeldoorn, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een winkel (gelegen aan de [adres 2] ) weg te nemen goed(eren) en/of geld, geheel of ten dele toebehorende aan [naam juwelier] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot die winkel te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goed(eren) en/of geld onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking, immers is hij verdachte en/of zijn mededader(s) met een door hem, verdachte en/of zijn mededader(s) bestuurde (personen)auto, één of meerdere malen tegen de winkelpui aangereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4. Primair
hij op of omstreeks 22 augustus 2017 te Deventer, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een personenauto ( [merk auto 2] , kenteken [kenteken 2] ), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
Subsidiair
hij op of omstreeks 22 augustus 2017 te Apeldoorn, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een goed, te weten een personenauto (kenteken [kenteken 3] ) heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en) dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
5. hij op of omstreeks 30 januari 2018 te Deventer, althans in Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad een (grote) hoeveelheid/hoeveelheden van (telkens)een middel(len) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, te weten: - een hoeveelheid amfetamine, althans een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en/of - een hoeveelheid (XTC)pillen, althans een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of - eem hoeveelheid methadon, althans een hoeveelheid van een materiaal bevattende methadon en/of - een hoeveelheid cocaïne, althans een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of – een hoeveelheid GHB, althans een hoeveelheid van een materiaal bevattende GHB en/of – een hoeveelheid LSD, althans een hoeveelheid van een materiaal bevattende LSD;
6. hij op of omstreeks 30 januari 2018 te Deventer, in elk geval in Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 121,72 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
7. hij op of omstreeks 30 januari 2018 te Deventer, opzettelijk een of meer bankbiljetten van 50 euro, die hij, verdachte, zelf heeft nagemaakt en/of vervalst en/of waarvan de valsheid en/of vervalsing hem, toen hij deze ontving(en) bekend was met het oogmerk om deze als echt en onvervalst uit te geven en/of te doen uitgeven, in voorraad heeft gehad.
05/740184-18:
1. Hij op of omstreeks 2 augustus 2017 te Apeldoorn tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een hoeveelheid sigaretten, althans een hoeveelheid rookwaar, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [naam 1] en/of [slachtoffer 4] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, inklimming.
05/720198-18:
1. Hij op of omstreeks 10 november 2017 te Deventer tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een hoeveelheid sigaretten, althans een hoeveelheid rookwaar, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [naam 2] en/of [slachtoffer 5] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, inklimming, een valse sleutel.
05/720233-18
1. Primair
Hij in of omstreeks de periode van 17 maart 2017 tot en met 18 maart 2017 te Deventer, in elk geval in Nederland, Één of meerdere goed(eren) en/of geld , in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 6] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen en/of geld onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, inklimming;
Subsidiair
Hij in of omstreeks de periode van 17 maart 2017 tot en met 18 maart 2017 te Deventer, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om één of meer goed(eren) en/of geld, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 6] weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen en/of geld onder zijn bereik te brengen door middel van braak, inklimming, -Een gat te knippen/maken in het toegangshek van het terrein waar voornoemde boot van [slachtoffer 6] gestald staat, -(vervolgens) door dat ontstane gat het voornoemde terrein heeft betreden, -zich naar de boot van [slachtoffer 6] heeft begeven, -(vervolgens) het trapje/ladder van voornoemde boot naar beneden heeft geschoven/gedaan, -(vervolgens) voornoemd(e) trapje/ladder heeft beklommen, -(vervolgens) het (toegangs)luik heeft opengebroken met een breekvoorwerp, -(vervolgens) door het (toegangs)luik de boot van [slachtoffer 6] heeft betreden en/of -(vervolgens) voornoemde boot heeft doorzocht, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

05/880150-18 [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de onder 1, 2 primair, 3, 4 primair, 5 en 6 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen. Ten aanzien van feit 6 heeft de officier van justitie nog opgemerkt dat de hoeveelheden cocaïne, GHB en LSD die zijn aangetroffen verwaarloosbaar zijn, omdat het om kleine hoeveelheden gaat. De officier van justitie heeft zich verder op het standpunt gesteld dat vrijspraak moet volgen voor feit 7 omdat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte bekend was met de valsheid van de biljetten toen hij deze ontving.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank voor zover het gaat om de feiten 1 tot en met 4. De raadsman heeft zich ook gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van feit 5, maar alleen voor zover het gaat om de amfetamine en MDMA. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat deze drugs door het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) zijn getest. Van de overige drugs, te weten XTC, cannabis, methadon, GHB, cocaïne en LSD moet verdachte worden vrijgesproken, omdat deze drugs alleen indicatief zijn getest door de Forensische Opsporing en vervolgens niet zijn onderzocht door het NFI. Met betrekking tot feit 6 heeft de raadsman aangevoerd dat hij op 117,08 gram uitkomt en niet op 121,72 gram zoals ten laste is gelegd. Van feit 7 moet verdachte worden vrijgesproken omdat uit het dossier niet volgt dat verdachte bekend was met de valsheid van de biljetten toen hij ze ontving. Het wettig en overtuigend bewijs voor het bestanddeel “de bekendheid met de valsheid” ontbreekt daardoor.
Beoordeling door de rechtbank
Vrijspraak ten aanzien van feit 7
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte op het moment van de verkrijging van de bankbiljetten wist dat het vals geld betrof en zal verdachte ten aanzien van dit feit vrijspreken.
Feiten 1 tot en met 6
Voor zover het gaat om de feiten 1, 2 primair, 3, 4 primair, 5 (voor wat betreft het aanwezig hebben van XTC, MDMA, cannabis, methadon en amfetamine) en 6 is verdachte een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering. Daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen feit 1:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , p. 307-310;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 3 september 2018.
Bewijsmiddelen feit 2, primair:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , p.340-343;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 3 september 2018.
Bewijsmiddelen feit 3:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , p. 366;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 3 september 2018.
Bewijsmiddelen feit 4, primair:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] , p. 370;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 3 september 2018.
Medeplegen ten aanzien van feiten 1, 2, 3 en 4
Verdachte heeft ter terechtzitting een bekennende verklaring afgelegd ten aanzien van feiten 1 tot en met 4, waardoor vaststaat dat verdachte hierbij in ieder geval als dader betrokken is geweest. De vraag die de rechtbank nog moet beantwoorden is of verdachte de feiten alleen heeft gepleegd of dat er sprake is geweest van medeplegen.
Voor medeplegen van een strafbaar feit is vereist dat sprake is van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de betrokken personen. Daarnaast moet de van medeplegen verdachte persoon een wezenlijke bijdrage hebben geleverd aan de gepleegde delicten.
Op basis van de bewijsmiddelen en het verhandelde ter terechtzitting maakt de rechtbank op dat ten aanzien van de bewezen geachte feiten sprake is geweest van een gecoördineerd plan van aanpak waarbij afspraken werden gemaakt over de taakverdeling
.Naar het oordeel van de rechtbank is medeverdachte [medeverdachte] betrokken geweest bij de feiten en is er sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte] . Het plegen van een ramkraak vergt namelijk diverse voorbereidende activiteiten en werkzaamheden. Daarbij kan onder meer gedacht worden aan de keuze van locatie en de verkenning op voorhand daarvan, het regelen van meerdere auto’s, één om mee te ‘rammen’ en één om mee te vluchten. Daarnaast moet in onderling overleg bepaald worden wie welke taken uitvoert, hoe men van de plaats delict kan vluchten en hoe de (eventuele) buit wordt vervoerd. Gelet op alle bewijsmiddelen was daarvan sprake.
Bewijsmiddelen feit 5:
Voor wat betreft het aanwezig hebben van XTC, MDMA, cannabis, methadon en amfetamine is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
- het proces-verbaal van doorzoeking [adres 3] , p. 571-659;
- het rapport van het NFI van 2 juli 2018;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 3 september 2018.
Vrijspraak ten aanzien van het aanwezig hebben van cocaïne, GHB en LSD
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het tenlastegelegde aanwezig hebben van cocaïne, GHB en LSD, omdat deze drugs niet zijn onderzocht door het NFI en de indicatieve test van de politie onvoldoende bewijskracht heeft, temeer omdat verdachte ter terechtzitting ten aanzien van het bezit van deze drugs heeft ontkend.
Bewijsmiddelen feit 6:
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 598, 599, 603 en 617;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 3 september 2018.
05/740184-18 [2]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit omdat enkel DNA-onderzoek het bewijs in dit dossier niet sluitend maakt. Het deskundigenrapport van het FMI is onduidelijk evenals de camerabeelden waarop te zien zou zijn dat twee personen de inbraak hebben gepleegd. Er zou in redelijkheid twijfel moeten zijn of verdachte daar ter plaatse is geweest.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal van hoeveelheden sigaretten, door middel van braak, op 2 augustus 2017, in Apeldoorn. De rechtbank overweegt daartoe als volgt. Tijdens het onderzoek in de [naam 1] werden een aantal sporen door de politie veiliggesteld van een schroevendraaier en een hamer, die in de [naam 1] zijn aangetroffen, en naar het NFI gestuurd voor onderzoek. Op basis van het forensisch onderzoek naar de sporen staat onvoldoende vast dat het verdachte is geweest die de diefstal door middel van braak heeft gepleegd. Op de beschikbare camerabeelden viel niet duidelijk te zien dat verdachte in de [naam 1] is geweest. Verdachte dient daarom van dit feit te worden vrijgesproken.
05/720198-18 [3]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gesteld dat hij uit de rapportage opmaakt dat bloed uit het DNA-cluster van verdachte zou zijn aangetroffen op de rolluik. Hij heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 5] , p. 1-3;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 3 september 2018.
Medeplegen
Verdachte heeft ter terechtzitting een bekennende verklaring afgelegd waardoor vaststaat dat verdachte hierbij in ieder geval als dader betrokken is geweest. De vraag die de rechtbank nog moet beantwoorden is of verdachte het feit alleen heeft gepleegd of dat sprake is geweest van medeplegen.
Voor medeplegen van een strafbaar feit is vereist dat sprake is van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de betrokken personen. Daarnaast moet de van medeplegen verdachte persoon een wezenlijke bijdrage hebben geleverd aan de gepleegde delicten.
Verbalisant [verbalisant 1] heeft, ter plaatse, op een telefoonopname gezien dat het om twee daders ging. [4]
Daarnaast is sporenonderzoek verricht aan het aangetroffen breekijzer in het benzinestation. [5] Daarbij is naar voren gekomen dat het van het breekijzer afkomstige DNA-profiel matcht met het DNA-profiel van medeverdachte [medeverdachte] . [6]
Gelet op bovenstaande is, naar het oordeel van de rechtbank, medeverdachte [medeverdachte] betrokken geweest bij het feit in die zin dat er sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte] en is er zodoende sprake van medeplegen.
05/720233-18 [7]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat vrijspraak moet volgen voor het primair tenlastegelegde en dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het subsidiair tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit met betrekking tot de diefstal omdat er geen goederen zijn weggenomen volgens de aangever. Met betrekking tot de poging heeft de raadsman aangevoerd dat het, op basis van het NFI-rapport, onvoldoende zeker is of verdachte de inbreker was of een andere persoon. Er is onvoldoende overtuigend bewijs hetgeen tot vrijspraak zou moeten leiden.
Beoordeling door de rechtbank
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
  • Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 6] , p. 3-4;
  • Het rapport van het NFI van 25 april 2017;
  • De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 3 september 2018.
Het verweer van de raadsman dat op basis van het NFI-rapport van 25 april 2017 niet met voldoende zekerheid vastgesteld kan worden dat het onderzochte DNA afkomstig is van verdachte, wordt door de rechtbank verworpen. Naar het oordeel van de rechtbank kan op basis van dit rapport, in samenhang beoordeeld met de rapporten van The Maastricht Forensic Institute (hierna: MFI) van 27 oktober 2017 en 25 mei 2018 die zijn uitgebracht in zaak 05/740184-18, met voldoende zekerheid worden vastgesteld dat het DNA dat afkomstig is van handschoenen die zijn aangetroffen op het plaats delict overeenkomt met het DNA van verdachte. Blijkens het NFI-rapport was het DNA in beide handschoenen namelijk afkomstig van een ‘onbekende man A’. Dit toentertijd onbekende DNA is aan de DNA-databank toegevoegd als DNA-cluster 39624. Dit DNA-cluster is uiteindelijk in het rapport van het MFI van 25 mei 2018 gekoppeld aan het DNA van verdachte.
Voorts stelt de rechtbank vast dat als gevolg van de inbraak geen spullen zijn weggenomen. Dat betekent dat er geen sprake is van diefstal, maar wel van een poging daartoe.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de navolgende tenlastegelegde feiten heeft begaan, te weten dat:
05/880150-18
1. hij op
of omstreeks18september 2017, te Apeldoorn, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
in/uit een winkelpand ( [naam juwelier] , gelegen aan [adres 2] ) aldaar heeft weggenomen
één ofmeerdere siera
(a
)d
(en
),
in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [naam juwelier]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),waarbij verdachte en
/ofzijn mededader
(s)zich de toegang tot de plaats des misdrijfs
heeft/hebben verschaft en
/ofde
/hetweg te nemen goed
(eren
)onder
zijn/hun bereik
heeft/hebben gebracht door middel van braak
, verbreking en/of inklimming;
2. Primair
hij in
of omstreeksde periode van 11 september 2017 tot en met 17 september 2017 te Deventer, tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen,met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een personenauto ( [merk auto 1] , kenteken [kenteken 1] )
in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [slachtoffer 1] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
3. hij op
of omstreeks22 augustus 2017, te Apeldoorn, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen,met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
in/uit een winkel (gelegen aan de [adres 2] ) weg te nemen goed
(eren
) en/of geld,
geheel of ten deletoebehorende aan [naam juwelier] en/of [slachtoffer 2]
, in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)en zich daarbij de toegang tot die winkel te verschaffen en
/ofde
/datweg te nemen goed
(eren
) en/of geldonder
zijn/hun bereik te brengen door middel van braak
en/of verbreking, immers is hij verdachte en
/ofzijn mededader
(s)met een door
hem,verdachte en
/ofzijn mededader
(s)bestuurde
(personen
)auto, één of meerdere malen tegen de winkelpui aangereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4. Primair
hij op
of omstreeks22 augustus 2017 te Deventer, tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen,met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een personenauto ( [merk auto 2] , kenteken [kenteken 2] )
, in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [slachtoffer 3]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
5. hij op
of omstreeks30 januari 2018 te Deventer, althans in Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad
een (grote) hoeveelheid/hoeveelheden van (telkens)
eenmiddel
(len
)als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, te weten: - een hoeveelheid amfetamine, althans een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en
/of- een hoeveelheid
(XTC
)pillen, althans een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en
/of -een hoeveelheid methadon, althans een hoeveelheid van een materiaal bevattende methadon
en/of - een hoeveelheid cocaïne, althans een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of – een hoeveelheid GHB, althans een hoeveelheid van een materiaal bevattende GHB en/of – een hoeveelheid LSD, althans een hoeveelheid van een materiaal bevattende LSD;
6. hij op
of omstreeks30 januari 2018 te Deventer, in elk geval in Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 121,72 gram
, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gramhennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
05/720198-18:
1. Hij op
of omstreeks10 november 2017 te Deventer tezamen en in vereniging met een
of meerander
en,
althans alleen, een hoeveelheid sigaretten, althans een hoeveelheid rookwaar, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en
/ofzijn mededader
(s)toebehoorde, te weten aan [naam 2] en/of [slachtoffer 5] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en
/ofzijn mededader
(s)zich de toegang tot de plaats van het misdrijf
heeft/hebben verschaft en
/of dat/die weg te nemen
goed/goederen onder
zijnhun bereik
heeft/hebben gebracht door middel van braak
, inklimming, een valse sleutel.
05/720233-18
1. Subsidiair
Hij in
of omstreeksde periode van 17 maart 2017 tot en met 18 maart 2017 te Deventer
, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om één of meer goed(eren) en/of geld, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 6] weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en
/ofdat/die weg te nemen
goed/goederen
en/of geld onder zijn bereik te brengen door middel van braak, inklimming, -Een gat te knippen/maken in het toegangshek van het terrein waar voornoemde boot van [slachtoffer 6] gestald staat, -(vervolgens) door dat ontstane gat het voornoemde terrein heeft betreden, -zich naar de boot van [slachtoffer 6] heeft begeven, -(vervolgens) het trapje/ladder van voornoemde boot naar beneden heeft geschoven/gedaan, -(vervolgens) voornoemd(e) trapje/ladder heeft beklommen, -(vervolgens) het (toegangs)luik heeft opengebroken met een breekvoorwerp, -(vervolgens) door het (toegangs)luik de boot van [slachtoffer 6] heeft betreden en/of -(vervolgens) voornoemde boot heeft doorzocht, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
05/880150-18
Ten aanzien van feit 1:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
Ten aanzien van feit 2, primair:
diefstal door twee of meer verenigde personen;
Ten aanzien van feit 3:
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
Ten aanzien van feit 4, primair:
diefstal door twee of meer verenigde personen;
Ten aanzien van feit 5:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
Ten aanzien van feit 6:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
05/720198-18
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
05/720233-18
Ten aanzien van feit 1, primair:
poging tot diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk. De officier van justitie heeft gevorderd aan het voorwaardelijk strafdeel overeenkomstig het rapport van Reclassering Nederland van 28 augustus 2018 de volgende bijzondere voorwaarden te koppelen: een meldplicht, een ambulante behandelverplichting - ook inhoudende een behandeling bij een forensisch psychiatrische setting en/of verslavingszorg zulks ter beoordeling van de reclassering - en een alcohol- en drugsverbod.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gesteld dat de vordering van de officier van justitie te hoog is. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de vordering niet past bij de LOVS-richtlijnen en dat de officier van justitie geen rekening heeft gehouden met strafverminderende factoren. Kijkend naar de LOVS-richtlijnen zou de rechtbank uit kunnen komen op een totale gevangenisstraf van 22 maanden met betrekking tot de ramkraken, het aanwezig hebben van harddrugs en de autodiefstallen. Dan speelt bij de andere zaken nog de vraag of een DNA-match wel of niet voldoende is voor een bewezenverklaring. Zo ja, dan zal per zaak nog twee of drie maanden kunnen worden toegevoegd aan de rekensom. Gelet op de persoon van verdachte moet de straf in ieder geval veel lager uitvallen dan de vordering van de officier van justitie.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 9 augustus 2018;
- een advies van reclassering, gedateerd 28 augustus 2018;
- een rapport van psychologisch onderzoek van [naam 3] , psycholoog, gedateerd 12 juli 2018.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het volgende.
Verdachte heeft in vereniging drie gekwalificeerde vermogensdelicten gepleegd, waarbij waardevolle goederen werden gestolen, één poging daartoe gedaan en twee autodiefstallen gepleegd. Daarnaast heeft hij zich schuldig gemaakt aan een poging tot diefstal door middel van braak en het opzettelijk aanwezig hebben van harddrugs. Verdachte heeft bij diverse betrokkenen overlast en significante schade veroorzaakt, waarbij in het bijzonder de ramkraak en poging daartoe bij [naam juwelier] grote financiële schade hebben veroorzaakt bij betrokkenen. in deze winkel hebben plaatsgevonden. De rechtbank vindt dit ernstige feiten, gelet ook op de manier waarop zij begaan zijn. Verdachte is tussendoor bij [naam juwelier] gaan kijken om een voorverkenning te doen. De modus operandi bij de diefstallen en ramkraken, namelijk de voorverkenning, het onderhouden van telefonische contacten vlak voor en na het plegen van de feiten en het plegen van ramkraken met gestolen auto’s, wijzen op een hoog professionaliteitsgehalte. Verdachte en zijn mededader hebben enkel rekening gehouden met hun eigen geldelijk gewin, zonder ook maar enigszins rekening te houden met (mogelijke) gevolgen voor gedupeerden. De rechtbank vindt dit bijzonder kwalijk.
De rechtbank heeft gelet op het uittreksel uit de justitiële documentatie van 9 augustus 2018 waaruit volgt dat verdachte meerdere malen voor vermogensdelicten is veroordeeld, en ook dat hij op 19 februari 2018 is veroordeeld tot een taakstraf wegens een gekwalificeerd vermogensdelict, zodat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
De rechtbank heeft verder kennis genomen van de rapportages die over verdachte zijn gemaakt. Uit het rapport van de psycholoog volgt dat verdachte lange tijd verslaafd is geweest aan speed en GHB. Ten tijde van de huidige tenlastegelegde feiten ondernam verdachte niets om zijn huidige leefsituatie te verbeteren en leefde hij een oppervlakkig leven onder invloed van drugs. Verdachte kreeg steeds meer moeite om zijn drugsgebruik te bekostigen en zijn financiële problemen werden steeds groter. Daarnaast lijdt verdachte aan een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens in de vorm van een persoonlijkheidsstoornis met een gemengd beeld van narcistische, antisociale en dwangmatige trekken. De combinatie met het gebruik van drugs en financiële problemen vormden de aanleiding tot het delictgedrag. Inmiddels is daar een huisvestingsprobleem bijgekomen, hetgeen door verdachte ter terechtzitting is bevestigd.
Door de psycholoog wordt geadviseerd om een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met de bijzondere voorwaarden dat verdachte ambulante behandeling ondergaat bij een instelling voor de forensisch verslavingszorg, die is gericht op het onder controle krijgen van zijn middelengebruik en vermindering van zijn persoonlijkheidsproblematiek. Hierbij passend is het om aan verdachte een drugsverbod op te leggen en om de reclassering controle te laten houden op het middelengebruik en naleving van de voorwaarden.
De reclassering heeft het advies van de psycholoog overgenomen en heeft als bijkomende bijzondere voorwaarde geadviseerd om aan verdachte een meldplicht op te leggen.
Verdachte heeft ter terechtzitting aangegeven dat hij zich kan vinden in het advies van de reclassering en openstaat voor hulpverlening.
De rechtbank houdt daarnaast in het voordeel van verdachte rekening dat hij, ter terechtzitting spijt heeft betuigd voor zijn handelen.
Hoewel verdachte eerder is veroordeeld voor vermogensdelicten en de omstandigheden en de aard en de ernst van de feiten maken dat een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf gerechtvaardigd zou kunnen zijn, acht de rechtbank een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet passend. Uit het reclasseringsadvies blijkt namelijk dat verdachte gemotiveerd is om een behandeling te ondergaan hetgeen door verdachte ter terechtzitting is bevestigd. De rechtbank vindt dat verdachte de kans moet worden geboden om een behandeling te volgen, daarmee wordt immers de kans op herhaling teruggebracht. Verdachte moet aan de andere kant wel voelen dat zijn handelen niet getolereerd wordt en moet ervan weerhouden worden opnieuw in de fout te gaan.
Het voorgaande, alles in samenhang bezien, maakt dat de rechtbank verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Aan de voorwaardelijke gevangenisstraf verbindt de rechtbank de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering zijn geadviseerd. De proeftijd wordt bepaald op 2 jaren.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 45, 57, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart niet bewezen dat verdachte het onder feit 7 in de zaak met parketnummer 05-880150-18 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
 verklaart niet bewezen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 05-740184-18 heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige tenlastegelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstrafvoor de duur van
36 (zesendertig) maanden;
 bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, te weten
8 (acht) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarden voor het einde van de proeftijd die op twee jaren wordt bepaald;
- De rechtbank stelt de algemene voorwaarden dat verdachte:
- zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- zijn medewerking zal verlenen aan het door de Reclassering Nederland te houden toezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- De rechtbank stelt de bijzondere voorwaarden dat verdachte:
- zich moet houden aan de aanwijzingen die Reclassering Nederland hem geeft, voor zover deze niet reeds zijn opgenomen in een andere bijzondere voorwaarde. Verdachte moet zich binnen 3 dagen na invrijheidsstelling telefonisch melden bij Reclassering Nederland. Hierna moet verdachte zich blijven melden, zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- wordt verplicht zijn medewerking te verlenen aan ambulante behandeling bij een forensisch psychiatrische setting en/of verslavingszorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
- wordt verboden om drugs te gebruiken, zolang de reclassering dit noodzakelijk dit noodzakelijk acht. De controle op de naleving van deze bijzondere voorwaarde kan ondersteund worden door middel van urinecontroles.
De rechtbank geeft opdracht aan de Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde(n) en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden (artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht);
De rechtbank beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Kleinrensink, voorzitter, mr. M.F. Gielissen en
mr. W.W. Monteiro, rechters, in tegenwoordigheid van mr. F. Badji, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 17 september 2018.
Mr. M.F. Gielissen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 2] van de politie Noord- en Oost- Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer [nummer 1] , gesloten op 30 maart 2018 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 3] van de politie Oost-Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer [nummer 2] , gesloten op 2 april 2018 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
3.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 4] van de politie Oost- Nederland, district IJsselland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer [nummer 3] , gesloten op 13 maart 2018 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
4.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 5] , p. 1-3.
5.Proces-verbaal van sporenonderzoek, p. 13-16.
6.Deskundigenrapportage, Forensisch DNA-onderzoek, p. 26-27.
7.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 5] van de politie Oost- Nederland, district Ijsselland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer [nummer 4] , gesloten op 9 juli 2018 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.