ECLI:NL:RBGEL:2018:4000

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
18 september 2018
Publicatiedatum
17 september 2018
Zaaknummer
AWB - 18 _ 2100
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zuiveringsheffing en de kwalificatie van woonruimte in een zorgboerderij

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 14 september 2018 uitspraak gedaan in een geschil over de aanslagen zuiveringsheffing die zijn opgelegd aan eiser, die een zorgboerderij exploiteert. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen de aanslagen voor zowel de woonruimte als de bedrijfsruimte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de woonvoorziening van eiser, die zich in een verbouwde boerderij bevindt, voldoet aan de eisen voor zelfstandige woonruimte. Eiser woont met zijn gezin in een apart gedeelte van de boerderij, dat beschikt over eigen voorzieningen zoals een keuken en sanitaire voorzieningen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de enkele aanwezigheid van een gezamenlijke voordeur niet afdoet aan de zelfstandigheid van het woongedeelte van eiser. De rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard, waarbij zij heeft benadrukt dat de wetgever de mogelijkheid heeft willen openen om in dergelijke gevallen tweemaal te heffen. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Uitspraak

RechtbanK gelderland
Team belastingrecht
zaaknummers: AWB 18/2100 en AWB 18/2101
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 september 2018
in de zaken tussen

[X] , wonende te [Z] , eiser

en

de heffingsambtenaar van Belastingsamenwerking Rivierenland, verweerder.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraken van verweerder van 6 maart 2018 waarbij de bezwaren van eiser tegen de aan hem voor het jaar 2017 opgelegde aanslag zuiveringsheffing (aanslagnummer [000] ) en voor het jaar 2018 opgelegde aanslagen watersysteemheffing ingezetenen en zuiveringsheffing (aanslagnummer [001] ) ongegrond zijn verklaard.

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 september 2018.
Eiser is verschenen. Namens verweerder is [gemachtigde] verschenen.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.

Overwegingen

1. Eiser exploiteert in de vorm van een maatschap een woonvoorziening voor mensen met geheugenproblemen (hierna: de woonvoorziening). De dienstverlening richt zich op de huisvesting en ondersteuning van de bewoners waarbij zorg op maat centraal staat.
2. De woonvoorziening is gevestigd in een verbouwde boerderij op het adres [A-straat 1] te [Z] . De maatschap is sinds [2017] gevestigd op dit adres. Op het adres staan achttien personen ingeschreven in de Basisregistratie Personen. Vijftien van hen maken gebruik van de woonvoorziening. Zij wonen in appartementen met een eigen douche en toilet. Voor hen is een algemeen woongedeelte en keuken met personeel aanwezig. Het gezin van eiser bestaat uit 3 personen. Zij wonen in een afzonderlijk gedeelte van de verbouwde boerderij. Het pand heeft één gezamenlijke voordeur.
3. De onderhavige aanslagen hebben betrekking op woonruimte. Verweerder heeft voor hetzelfde adres in 2017 en in 2018 naast de onderhavige aanslagen ook aanslagen zuiveringsheffing voor bedrijfsruimte aan de maatschap opgelegd. In geschil is of de aanslagen zuiveringsheffing woonruimte terecht aan eiser zijn opgelegd.
4. Tegen de aanslagen voor de bedrijfsruimte is geen bezwaar gemaakt. Dat sprake is van een bedrijfsruimte, staat dus niet ter discussie. De vraag is of in de verbouwde boerderij een afzonderlijke woonruimte valt te onderscheiden die afzonderlijk in de heffing kan worden betrokken.
5. Onder woonruimte wordt een ruimte verstaan die blijkens zijn inrichting bestemd is om als een afzonderlijk geheel te voorzien in woongelegenheid en waarvan de delen blijkens de inrichting van die ruimte niet bestemd zijn om afzonderlijk in gebruik te worden gegeven. Dit is bepaald in artikel 122c, onderdeel h, en artikel 116, onderdeel b, van de Waterschapswet. Artikel 1, onderdeel h, van de Verordening zuiveringsheffing Waterschap Rivierenland 2017 (hierna: de Verordening) bevat een gelijkluidende bepaling.
6. Voor de vraag of het woongedeelte van eiser als woonruimte kwalificeert, moet worden getoetst of dit gedeelte voldoende zelfstandigheid bezit om tot bewoning te kunnen dienen. Daarvan is sprake als het gedeelte beschikt over de essentiële woonvoorzieningen, zoals een keuken, wasgelegenheid en toilet, de ruimte afsluitbaar is en de gebruiker slechts bijkomstig afhankelijk is van overige aanwezige voorzieningen (vgl. Gerechtshof Amsterdam 7 april 2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:1589).
7. Naar het oordeel van de rechtbank kwalificeert het woongedeelte van eiser als een woonruimte in de zin van de Verordening en de Waterschapswet. Aan de hand van een luchtfoto heeft eiser ter zitting toegelicht dat het gedeelte waar hij met zijn gezin woont zich in een ander deel van het gebouw bevindt dan de appartementen van de gebruikers. Dit woongedeelte heeft een eigen keuken en sanitaire voorzieningen. Eiser kookt zelf met zijn gezin in dit gedeelte. Weliswaar komt het soms voor dat eiser mee-eet met de gebruikers en daarbij gebruik maakt van de algemene keuken, maar eiser is daarvan niet afhankelijk. De omstandigheid dat de gebruikers en eiser dezelfde voordeur delen, vermindert de zelfstandigheid van het woongedeelte van eiser niet. Hij heeft verklaard dat achter die deur een gang is. Aan deze gang zit een deur, waarachter het woongedeelte van het gezin van eiser is. Deze deur is afsluitbaar. De andere bewoners hebben daarvan geen sleutel. Zij moeten verder door de gang lopen om bij hun appartement te komen. De aanwezigheid van slechts één voordeur verklaart naar het oordeel van de rechtbank ook dat er sprake is van maar één huisnummer. Dat leidt niet tot de conclusie dat het woongedeelte van eiser niet zelfstandig is. Daarvoor moet namelijk worden gekeken naar het feitelijke gebruik. Eiser heeft nog te kennen gegeven dat hij zich niet kan vinden in de jurisprudentie, maar dit betreft een uitleg van de wet. De wetgever heeft de mogelijkheid willen openen in een geval als dit tweemaal te heffen. De rechter kan en mag de billijkheid van de wet niet toetsen.
8. Gelet op wat hiervoor is overwogen zijn de beroepen ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.A. Eskes, rechter, in aanwezigheid van S. Lensinks MSc, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 14 september 2018.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.