ECLI:NL:RBGEL:2018:3880

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
7 september 2018
Publicatiedatum
7 september 2018
Zaaknummer
05/045107-18
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot gevangenisstraf en ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel wegens hennepteelt en diefstal van elektriciteit

Op 7 september 2018 heeft de Rechtbank Gelderland in Arnhem uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van hennepteelt en diefstal van elektriciteit. De verdachte, geboren in 1983 en wonende in Overbetuwe, werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met anderen opzettelijk een grote hoeveelheid hennepplanten had geteeld in een pand in Andelst, waarbij hij ook elektriciteit had gestolen. De hennepkwekerij werd ontdekt na een melding van de politie, die op 22 februari 2017 het pand binnenging en een illegale elektriciteitsaansluiting aantrof. De verdachte had een bedrijf dat geregistreerd stond op het adres van de hennepkwekerij. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het telen van hennep en het stelen van elektriciteit, en legde hem de verplichting op om het wederrechtelijk verkregen voordeel van € 162.455,88 terug te betalen aan de staat. Daarnaast werd de benadeelde partij, een elektriciteitsleverancier, schadeloosgesteld voor de diefstal van elektriciteit, met een vordering van € 7.720,14.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/045107-18
Datum uitspraak : 7 september 2018
Verstek
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1983 te [geboorteplaats] , wonende te [adres 1] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 24 augustus 2018.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 december 2016 tot en met 22 februari 2017 te Andelst, gemeente Overbetuwe, in de uitoefening van beroep of bedrijf, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan het [adres 2] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 1676, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet,
terwijl dit gepleegde feit (mede) betrekking heeft op een grote hoeveelheid van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, welke hoeveelheid meer bedraagt dan de bij algemene maatregel van bestuur bepaalde hoeveelheid van een middel (te weten 1676 hennepplanten, althans meer dan 200 hennepplanten en/of delen daarvan);
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
een of meer onbekend gebleven personen op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 december 2016 tot en met 22 februari 2017 te Andelst, gemeente Overbetuwe, in de uitoefening van beroep of bedrijf, met elkaar, althans één van hen, (telkens) opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad (in een pand aan het [adres 2] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 1676, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval
(telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
terwijl dit gepleegde feit (mede) betrekking heeft op een grote hoeveelheid van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, welke hoeveelheid meer bedraagt dan de bij algemene maatregel van bestuur bepaalde hoeveelheid van een middel (te weten 1676 hennepplanten, althans meer dan 200 hennepplanten en/of delen daarvan),tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 september 2015 tot en met 22 februari 2017 te Andelst, gemeente Overbetuwe, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die onbekend gebleven persoon/personen voornoemd pand voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen;
2.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 december 2016 tot en met 22 februari 2017 te Andelst, gemeente Overbetuwe, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft
weggenomen 96.489 kWh, althans een hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen elektriciteit / goed onder zijn/haar/hun bereik hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Naar aanleiding van een MMA-melding van 16 februari 2017 dat in een bedrijfspand aan de [adres 2] te Andelst hennep zou worden geteeld, heeft de politie een onderzoek ingesteld. Bij een warmtemeting op 20 februari 2017 werd een verhoogde temperatuur aan de buitenzijde van het bedrijfspand waargenomen. Op 22 februari 2017 zijn verbalisanten het bedrijfspand binnengegaan en werd op de eerste etage een hennepkwekerij aangetroffen. De hennepplanten waren reeds geoogst. In de eerste kweekruimte waren 2 kweekbakken gemaakt. Er stonden opgestapelde bloempotten met daarin zwarte aarde en afgeknipte stengels van hennepplanten. In totaal stonden er 576 bloempotten. Er hingen in totaal 36 assimilatielampen en 8 koolstoffilters. In de tweede kweekruimte waren 4 kweekbakken gemaakt. In totaal stonden er 1100 bloempotten. Er hingen in totaal 72 assimilatielampen en 14 koolstoffilters. Door een fraude-inspecteur van [naam 1] werd geconstateerd dat een illegale aansluiting was gemaakt op de hoofdkabel in de kruipruimte van het pand. Verdachte stond ingeschreven als huurder van het betreffende pand. Zijn bedrijf [naam 2] stond ingeschreven bij de Kamer van Koophandel op genoemd adres. [2]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 primair en onder 2 ten laste gelegde feiten.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen verweer gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
Ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde
Bewijsmiddelen
De eigenaar van het pand aan de [adres 2] , dhr. [naam 3] , heeft bij de politie verklaard dat hij in juli 2015 werd benaderd over de huur van de loods door een persoon genaamd [naam 4] . Bij het bezichtigen van het pand was [naam 4] aanwezig, evenals [verdachte] en een derde persoon. Het pand werd gehuurd door het bedrijf [naam 2] , een eenmanszaak op naam van dhr. [verdachte] (rb: verdachte). [3]
Werknemers van het naastgelegen bedrijfspand hebben tegenover de politie verklaard dat vaak busjes met daarin meerdere personen door een roldeur het pand op nummer [nummer] binnen reden. In de week van 13 februari 2017 was er elke dag drukte bij dit pand. Er reden auto’s in en uit en er was te horen dat er mensen binnen bezig waren. Op het dak staan meerdere beveiligingscamera’s en tevens zou een lichtkoepel omhoog verplaatst zijn. [4]
Verdachte is op 11 januari 2018 aangehouden. [5] Bij zijn fouillering werd een sterke henneplucht geroken, afkomstig uit de kluis waarin zijn spullen lagen. Onder meer werden drie telefoons, contant geld en een notitieboekje aangetroffen. [6] In het notitieboekje stond onder andere geschreven: ‘3500 planten’, ‘2500 voorschot’ en ’10 liter Canazym’. [7] Verder zijn de telefoons van verdachte uitgelezen. In één van de telefoons werd onder meer het volgende bericht aangetroffen: “Had jij daar nog een knippak voor me liggen?” [8]
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij sinds medio 2015 het pand in Andelst huurt. Samen met een compagnon is hij een bedrijf gestart. Verdachte zal de consequenties moeten aanvaarden. Hij is, naar eigen zeggen, de enige schuldige. [9]
Ten aanzien van de pleegperiode is uitgegaan van één eerdere oogst. Bij de ontdekking van de hennepkwekerij lag stof op de kappen van de armaturen van de assimilatielampen, het stoffilter van de koolstofcilinder, de aanwezige elektra en het rotorblad van de ventilator. Er werden diverse vuilniszakken met gebruikte potgrond aangetroffen, waarin gebruikte stekblokjes/rondjes en wortelresten zaten. In de potten met potgrond bevonden zich wortelresten van hennepplanten, wat er op duidt dat sprake is geweest van een eerdere oogst. Er is uitgegaan van een gemiddelde kweekcyclus van 10 weken, waardoor de startdatum is berekend op 9 december 2016. [10]
Overwegingen
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of er sprake is van medeplegen van het telen, bereiden, bewerken of verwerken dan wel het opzettelijk aanwezig hebben van hennep.
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank het volgende af.
Verdachte was huurder van het pand aan de [adres 2] te Andelst in welk pand een hennepkwekerij is aangetroffen. Bij de politie heeft verdachte verklaard dat hij samen met een compagnon, van wie hij de naam niet wil noemen, een bedrijf is gestart. Verdachte heeft verklaard niets te weten van de hennepkwekerij. Bij zijn fouillering werd echter een sterke henneplucht geroken en in zijn notitieboekje werden aantekeningen aangetroffen die in verband kunnen worden gebracht met een hennepkwekerij. Verder werd in één van de telefoons van verdachte een bericht aangetroffen waarin geïnformeerd werd naar een knippak. Op grond van voorgaande feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat verdachte als medepleger kan worden aangemerkt van het telen, bewerken of verwerken, althans het opzettelijk aanwezig hebben, van hennep. In het licht van deze belastende bewijsmiddelen, kan verdachte niet volstaan met de mededeling dat hij niet betrokken was bij de hennepkwekerij, maar zal hij een geloofwaardige verklaring moeten geven voor deze belastende omstandigheden.
Door getuigen is waargenomen dat vaak meerdere mensen tegelijkertijd in het bedrijfspand aanwezig waren. De rechtbank is dan ook van oordeel dat sprake moet zijn van minimaal één andere medepleger.
Pleegperiode
De rechtbank acht de tenlastegelegde periode eveneens bewezen. Daarbij heeft zij mede gelet op de verklaringen dat in de week van 13 februari 2017 elke dag drukte werd waargenomen bij het bedrijfspand en gaat zij uit van een gemiddelde kweekcyclus van 10 weken.
Een grote hoeveelheid
In artikel 1, eerste lid, van het Opiumwetbesluit is het volgende opgenomen:
“De hoeveelheid middelen, bedoeld in artikel 11, vijfde lid, van de wet, betreft 500 gram hennep, 200 hennepplanten of 500 eenheden van een ander middel als bedoeld in de bij de wet behorende lijst II.”
Hieruit volgt dat 1676 hennepplanten moeten worden aangemerkt als een grote hoeveelheid hennepplanten als bedoeld in artikel 11, vijfde lid, van de Opiumwet.
Bewezenverklaring
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het onder 1 primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
Nu niet is gebleken dat verdachte heeft gehandeld in de uitoefening van een beroep of bedrijf, zal hij van dit onderdeel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde
Bewijsmiddelen
Namens [naam 1] is aangifte gedaan van diefstal van stroom in het pand aan het [adres 2] te Andelst. Bij het aantreffen van de hennepkwekerij heeft een fraude-inspecteur van [naam 1] geconstateerd dat er in de kruipruimte van het pand een illegale driefasen elektriciteitsaansluiting was gemaakt op de huisaansluitkabel. Voorts zag hij dat deze illegale driefasen elektriciteitsaansluiting buiten de elektriciteitsmeter om liep naar de hennepplantage en deze van elektriciteit voorzag. [11] Naar aanleiding van het door [naam 1] ingestelde onderzoek is een berekening gemaakt, waaruit blijkt dat minimaal 96.489 kWh illegaal is afgenomen ten behoeve van de hennepplantage. [12]
In de telefoon van verdachte werd onder meer het volgende bericht aangetroffen: “We moeten de sleutel regelen groepenkasten en dat we die ruimte in kunnen (…) En die kelder beneden? Kunnen we daar in? Ok want denk dat daar hoofdkabel loopt nml”
. [13]
Overwegingen
Nu de rechtbank de overtuiging heeft dat verdachte als medepleger van de hennepkwekerij kan worden aangemerkt en nu is gebleken dat er ten behoeve van deze hennepkwekerij illegaal stroom is afgenomen, heeft de rechtbank ook de overtuiging dat verdachte zich tevens schuldig heeft gemaakt aan deze diefstal van stroom. Daarbij neemt zij mede in aanmerking vorengenoemd bericht in de telefoon van verdachte, waaruit kan worden afgeleid dat het verdachte is geweest die de illegale constructie (mede) heeft bewerkstelligd.
Gelet op vorengaande acht de rechtbank het onder 2 ten laste gelegde feit dan ook wettig en overtuigend bewezen.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 primair en onder 2 tenlastegelegde feiten heeft begaan, te weten dat:
1.
hij
op een of meer tijdstippenin
of omstreeksde periode van 1 december 2016 tot en met 22 februari 2017 te Andelst,
gemeente Overbetuwe, in de uitoefening van beroep of bedrijf,tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
althans alleen, (telkens
)opzettelijk heeft geteeld
en/of bereiden
/ofbewerkt en
/ofverwerkt,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad(in een pand aan het [adres 2] ) een hoeveelheid van
(in totaal
) ongeveer1676,
althans een groot aantalhennepplanten
en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep,zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet,
terwijl dit gepleegde feit
(mede)betrekking heeft op een grote hoeveelheid van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet,welke hoeveelheid meer bedraagt dan de bij algemene maatregel van bestuur bepaalde hoeveelheid van een middel (te weten 1676 hennepplanten
, althans meer dan 200 hennepplanten en/of delen daarvan);
2.
hij
op een of meer tijdstippenin
of omstreeksde periode van 1 december 2016 tot en met 22 februari 2017 te Andelst,
gemeente Overbetuwe,tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
althans alleen, (telkens
)met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft
weggenomen 96.489 kWh,
althans een hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed,geheel
of ten deletoebehorende aan [naam 1] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders,waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en
/ofdie
/datweg te nemen elektriciteit
/ goedonder
zijn/haar/hun bereik hebben gebracht door middel van
braak en/ofverbreking.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van feit 1:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel;
ten aanzien van feit 2:
diefstal in vereniging, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.

5.De strafbaarheid van het feit

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen verweer gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 7 maart 2018.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan het telen van hennep en heeft daartoe stroom afgenomen door middel van een illegale constructie, waardoor er brandgevaar bestond. Dat zijn ernstige feiten. Het is algemeen bekend dat het gebruik van hennep grote schadelijke gevolgen heeft voor de volksgezondheid. De productie en handel van hennep gaat veelal gepaard met andere, ook zware, vormen van criminaliteit. Verdachte heeft door zijn gedragingen ook een bijdrage geleverd aan de instandhouding van een markt voor softdrugs.
De rechtbank is van oordeel dat de ernst van deze strafbare feiten in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigen. Alles afwegende acht de rechtbank een straf, zoals geëist door de officier van justitie, passend en geboden.
7a. De beoordeling van de civiele vordering, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [naam 1] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van
schadevergoeding ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een
bedrag van € 7.720,14 met wettelijke rente.
Met de officier van justitie is de rechtbank, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen, van
oordeel dat is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het (onder 2)
bewezen verklaarde handelen tot het gevorderde bedrag van € 7.720,14 schade heeft geleden,
waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vordering is voor toewijzing
vatbaar.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partij.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 9 december 2016.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 36f, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, alsmede de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) maanden;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [naam 1]
  • veroordeelt verdachte ten aanzien feit 2 tot betaling van
  • legt aan veroordeelde de
  • bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. Hamaker (voorzitter), mr. F.J.H. Hovens en mr. H.C. Leemreize, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S. Blankenspoor, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 7 september 2018.
mr. F.J.H. Hovens en mr. S. Blankenspoor zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Oost Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2017074393, gesloten op 8 maart 2018 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aantreffen hennepkwekerij, p. 22-24.
3.Proces-verbaal van verhoor [naam 3] , p. 158-159.
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. 92.
5.Proces-verbaal van aanhouding, p. 12-13.
6.Proces-verbaal van bevindingen, p. 99.
7.Proces-verbaal van bevindingen, p. 102.
8.Proces-verbaal van bevindingen, p. 97.
9.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 142-143.
10.Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij, p. 29-32.
11.Proces-verbaal van aangifte [naam 5] namens [naam 1] , p. 49.
12.Proces-verbaal van aangifte [naam 5] namens [naam 1] , p. 52.
13.Proces-verbaal van bevindingen, p. 97.