2.2.Op de tussenliggende gronden was op de peildatum het bestemmingsplan “Buitengebied Steenderen/Hummelo en Keppel” van toepassing, zoals vastgesteld op 28 juni 2012 en in werking getreden op 20 september 2012.
De gronden zijn bestemd als “Agrarisch met waarden – Landschap” met de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch met waarden – 1”. Op grond van artikel 4 van de planregels zijn deze gronden bestemd voor, onder andere, het behoud, herstel en de ontwikkeling van landschapswaarden en voor de uitoefening van een agrarisch bedrijf. Op deze tussenliggende gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd. Wel zijn lage tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen toegestaan. Lage permanente teeltondersteunende en hoge permanente/tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn niet toegestaan.
Ter plaatse zijn ook boom-, sier- en fruitteeltkwekerijen toegestaan.
Het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten het bouwvlak is uitsluitend toegestaan ten behoeve van:
Het agrarisch grondgebruik, met een maximale bouwhoogte van 3 m, met dien verstande dat sleufsilo’s en kassen niet zijn toegestaan;
Het plaatsen van perceelsafscheidingen tot een maximale hoogte van 1,5 m;
Het extensief recreatief medegebruik zoals banken, bewegwijzering, picknicktafels e.d. met een maximale hoogte van 2 m.
De tussenliggende [locatie] is bestemd als “Verkeer” met de aanduiding “specifieke vorm van verkeer – 2”. Op grond van artikel 15 van de planregels zijn de voor “Verkeer” aangewezen gronden bestemd voor verkeersdoeleinden in de vorm van wegen met maximaal twee rijstroken met bijbehorende voorzieningen in de categorie: gebiedsontsluitingswegen en gebiedstoegangswegen. Ter plaatse zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan, die ten dienste staan van deze bestemming, en met een bouwhoogte van maximaal 2,5 m.
In het tussenliggende gebied bevindt zich ook een watergang, die is bestemd als “Water”. De voor “Water” aangewezen gronden zijn, onder andere, bestemd voor waterhuishoudkundige doeleinden, instandhouding en ontwikkeling van natuurwaarden en groenvoorzieningen. Ter plaatse zijn uitsluitend toegestaan maximaal 4 meter hoge bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van deze bestemming.
Ten oosten van het perceel van eisers, in de oksel van de kruising [locatie] / [locatie] , is een perceel bestemd als “Bedrijf” met de aanduiding “specifieke vorm van bedrijf – 9”. Deze gronden zijn bestemd voor een fouragehandel met caravanstalling en in de bedrijfswoning is een aan huis verbonden beroep toegestaan. De bebouwde oppervlakte van gebouwen, exclusief de oppervlakte van de bedrijfswoning en bijbehorende bijgebouwen, en tezamen met de oppervlakte voor buitenopslag, stalling en grondopslag mag niet meer bedragen dan 1.920 m².
Het gebied ten noorden van de [locatie] – aan weerszijden van het perceel van eisers – is bestemd als “Agrarisch”. Op een afstand van ongeveer 116 meter van de onroerende zaak van eisers is een agrarisch bouwvlak opgenomen voor het perceel [locatie] . Op dat perceel is momenteel een rundvee- en varkenshouderij gevestigd. Deze locatie is bestemd voor de uitoefening van een agrarisch bedrijf. Tevens is de uitoefening van nevenfuncties bij agrarische bedrijven, zoals weergegeven in Bijlage 1 Toegelaten functies toegestaan.
Binnen het bouwvlak is ten hoogste één agrarisch bedrijf toegestaan en 350 m² van de oppervlakte van bedrijfsgebouwen mag worden gebruikt ten behoeve van nevenfuncties mits aan vijf voorwaarden wordt voldaan. Één van de voorwaarden is dat er geen sprake mag zijn van een aanzienlijke verkeersaantrekkende werking. Één hectare van het bouwvlak mag aangewend worden voor een bestaande intensieve veehouderij(tak), de hervestiging van of omschakeling naar een intensieve veehouderij(tak).
3. Verweerder heeft advies gevraagd aan Langhout en Wiarda juristen en rentmeesters (hierna: Langhout). In het planschadeadvies van 14 juli 2015 heeft Langhout een vergelijking gemaakt tussen de planologische mogelijkheden van het oude en het nieuwe bestemmingsplan. Uit deze vergelijking heeft Langhout de conclusie getrokken dat het nieuwe bestemmingsplan niet heeft geleid tot een planologische verslechtering.
Verweerder heeft dit advies aan het besluit ten grondslag gelegd.