3.2De wrakingskamer stelt het volgende vast ten aanzien van de gang van zaken in de onderliggende procedures.
Aanvankelijk was de behandeling van de drie zaken gepland op 22 juni 2018. Toen bleek dat de gezinsvoogd verhinderd was, is door de rechtbank aan mr. Nelissen (de advocaat van de vrouw) en
[naam] (van wie mr. Nelissen in het verzoekschrift in procedure nr. 338136 had vermeld dat deze voor de man, thans verzoeker tot wraking, optrad) gevraagd of behandeling ter zitting op 14 juni 2018 mogelijk was. Kennelijk hebben beide advocaten ingestemd met een behandeling ter zitting op 14 juni 2018 want op 7 juni 2018 zijn de zaken op die datum gepland.
Op 7 juni 2018 heeft verzoeker per e-mail aan de griffie bericht dat hij voorafgaand aan de zitting overleg nodig heeft met een adviseur en dat hij die mogelijkheid niet meer heeft als de zaken op
14 juni 2018 worden behandeld. De verplaatsing van de zitting naar 14 juni is daarom voor verzoeker een probleem. Verder heeft hij verzocht in deze zaken niet te communiceren met [naam] omdat die in deze zaken niet als advocaat voor verzoeker optreedt.
Op 11 juni 2018 heeft verzoeker per e-mail laten weten dat hij het spoor bijster is. Hij beschikt over
e-mails die zijn verzonden aan degene die niet zijn advocaat is en de door hem ontvangen bijlagen zijn niet te lezen. Hij heeft verder gemeld dat de zitting van de 18e
(bedoeld zal zijn de 14e, wrakingskamer)voor hem een probleem oplevert en dat hij een reactie wenst met een wel hem schikkende datum. Ook wil verzoeker de relevante stukken ontvangen.
In reactie daarop heeft de medewerkster van de griffie per e-mail van 12 juni 2018 (10:49 uur) meegedeeld dat de zitting, in overleg met de kinderrechter, gewoon doorgang zal vinden.
Verzoeker heeft daarna gemaild dat hij zich gaat beraden over het indienen van een verzoek op grond van artikel 36 of 37 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Dit vanwege de onduidelijkheid over de datum, het wel verplaatsen van de zitting op verzoek van de voogd en de onleesbaarheid en onvolledigheid van de stukken. Hij vraagt wanneer de zitting nu is en welke stukken daarbij horen.
De medewerkster van de griffie heeft in haar reactie aangegeven dat de zitting is gepland op 14 juni 2018 om 09:45 uur en dat de bijbehorende stukken naar [naam] zijn verzonden.
Verzoeker heeft per e-mail van 12 juni 2018 (11:35 uur) gereageerd. Hij meldt opnieuw dat
[naam] niet namens hem optreedt en verzoekt om de stukken leesbaar te verstrekken.
De medewerkster van de griffie heeft meegedeeld dat de stukken naar [naam] zijn verzonden en zij verzoekt verzoeker de stukken bij de advocaat op te vragen.
Verzoeker heeft in reactie op die e-mail laten weten dat [naam] in deze kwestie niet namens hem optreedt en dat het een onjuiste aanname is dat dit wel het geval was. Verzoeker verzoekt om alle stukken leesbaar te verstrekken. Eerder heeft hij stukken niet compleet of niet leesbaar ontvangen.
In een e-mailbericht van 12 juni 2018 (12:25 uur) heeft de medewerkster van de griffie geschreven dat het verzoekschrift van [naam] is ontvangen en dat daarom alle stukken naar hem zijn verzonden. Zij verzoekt verzoeker de stukken bij [naam] op te vragen.
In reactie op deze e-mail heeft verzoeker gemaild dat hij zelf de aanvraag heeft ingediend. Als hij
[naam] een vraag stelt, kost hem dat geld. Verzoeker verzoekt nogmaals om de stukken leesbaar en compleet aan te leveren.
Op 12 juni 2018 om 16:42 uur heeft verzoeker het wrakingsverzoek ingediend.