ECLI:NL:RBGEL:2018:3741

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
30 augustus 2018
Publicatiedatum
30 augustus 2018
Zaaknummer
05/720084-18
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Handel en bezit van harddrugs met betrekking tot verdachte in de periode van 1 februari 2017 tot 18 februari 2018

Op 30 augustus 2018 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het handelen in en bezit van harddrugs. De zaak betreft een periode van 1 februari 2017 tot 18 februari 2018, waarin de verdachte in verschillende gemeenten in Nederland betrokken was bij de teelt, verkoop en het bezit van diverse soorten verdovende middelen, waaronder MDMA, GHB, amfetamine, cocaïne en hennep. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in deze periode meermalen opzettelijk handelde in strijd met de Opiumwet. Tijdens de zittingen op 29 mei en 16 augustus 2018 zijn verschillende bewijsmiddelen gepresenteerd, waaronder proces-verbaal van bevindingen en verklaringen van getuigen en de verdachte zelf. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig is aan de tenlastegelegde feiten. De officier van justitie heeft een gevangenisstraf van 24 maanden geëist, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. De rechtbank heeft deze eis gehonoreerd, waarbij zij rekening heeft gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd en de persoonlijke situatie van de verdachte. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte een ernstige inbreuk heeft gemaakt op de rechtsorde en dat de verkoop van harddrugs een bedreiging vormt voor de volksgezondheid. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis. De rechtbank heeft tevens bepaald dat een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk is, om te voorkomen dat de verdachte opnieuw in de fout gaat.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/720084-18
Datum uitspraak : 30 augustus 2018
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1991 te [geboorteplaats] , wonende te [adres 1] , [woonplaats 1]
thans gedetineerd te P.I. HvB Grave (Unit A + B) te Grave
raadsman: mr. A.R. Maarsingh, advocaat te Deventer.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 29 mei 2018 en 16 augustus 2018.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na een door de rechtbank toegewezen vordering nadere omschrijving tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode tussen 1 februari 2017 tot 18 februari 2018, in elk geval in of omstreeks de periode tussen 31 december 2017 tot 18 februari 2018, in de gemeente Ermelo en/of in de gemeente Zeewolde en/of in de gemeente Harderwijk en/of in de gemeente Zwolle, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad
- een (grote) hoeveelheid zgn. XTC (pillen), althans een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of MDA en/of MDEA, zijnde MDMA en/of MDA en/of MDEA en/of
- een (grote) hoeveelheid (van ten minste 10 (tien) liter) van een materiaal bevattende GHB, zijnde GHB en/of
- een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine en/of
- een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne,
(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij in of omstreeks de periode tussen 1 februari 2017 tot 18 februari 2018, in elk geval in of omstreeks de periode tussen 24 november 2017 tot 18 februari 2018, in de gemeente Ermelo en/of in de gemeente Zeewolde en/of in de gemeente Harderwijk en/of in de gemeente Zwolle, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad
- een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep en/of
- een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende temazepam, zijnde temazepam en/of
- een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende camazepam, zijnde camazepam en/of
- een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende diazepam, zijnde diazepam en/of
- een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende oxazepam, zijnde oxazepam, (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij op of omstreeks 18 februari 2018 te Ermelo, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad
- ( ongeveer) 905 (negenhonderdvijf) zgn. XTC-pillen, in elk geval een hoeveelheid, van een materiaal bevattende MDMA en/of MDA en/of MDEA, zijnde MDMA en/of MDA en/of MDEA en/of
- ( ongeveer) 7 (zeven) liter, in elk geval een hoeveelheid, van een materiaal bevattende GHB, zijnde GHB en/of
- ( ongeveer) 328 (driehonderdachtentwintig) pillen, in elk geval een hoeveelheid, van een materiaal bevattende 2C-B, zijnde 2C-B en/of
- ( ongeveer) 57,77 (zevenenvijftig komma zevenenzeventig) gram, in elk geval een hoeveelheid, van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne en/of
- ( ongeveer) 99,82 gram (negenennegentig komma tweeëntachtig) gram zgn. XTC, in elk geval een hoeveelheid, van een materiaal bevattende MDMA en/of MDA en/of MDEA, zijnde MDMA en/of MDA en/of MDEA,
(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Ten aanzien van feit 1
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 105 e.v.;
- het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , p. 266 e.v.;
- het proces-verbaal van verhoor verdachte [naam 1] , p. 308 e.v.;
- het proces-verbaal van verhoor verdachte [naam 1] , p. 313 e.v.;
- het proces-verbaal van verhoor verdachte [naam 2] , p. 339 e.v.;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 16 augustus 2018.
Ten aanzien van feit 2
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 105 e.v.;
- een schriftelijk bescheid, te weten whatsapp berichten, p. 131, 137, 138 en 162;
- het proces-verbaal van verhoor verdachte [naam 1] , p. 310;
- het proces-verbaal van verhoor verdachte [naam 1] , p. 313 e.v.;
- het proces-verbaal van verhoor verdachte [naam 2] , p. 339 e.v.;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 16 augustus 2018.
Ten aanzien van feit 3
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 81 e.v.;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 91 e.v.;
- kennisgeving van inbeslagneming, PL0600 2018075408-08, d.d. 18 februari 2018;
- kennisgeving van inbeslagneming, PL0600 2018075408-15, d.d. 18 februari 2018;
- kennisgeving van inbeslagneming, PL0600 2018075408-16, d.d. 18 februari 2018;
- kennisgeving van inbeslagneming, PL0600 2018075408-23, d.d. 18 februari 2018;
- proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, p. 235 e.v.;
- het rapport NFI, drugsonderzoek aan materialen aangetroffen op de locatie [adres 2] te [woonplaats 2] , 18 februari 2018, rapport van 15 maart 2018, p. 244 e.v.;
- het rapport NFI, drugsonderzoek aan materialen aangetroffen op de locatie [adres 1] te [woonplaats 1] , 18 februari 2018, rapport van 15 maart 2018, p. 248 e.v.;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 16 augustus 2018.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij in
of omstreeksde periode tussen 1 februari 2017 tot 18 februari 2018,
in elk geval in of omstreeks de periode tussen 31 december 2017 tot 18 februari 2018,in de gemeente Ermelo en
/ofin de gemeente Zeewolde en
/ofin de gemeente Harderwijk
en/of in de gemeente Zwolle,in elk geval in Nederland
, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,meermalen,
althans eenmaal,(telkens) opzettelijk heeft
geteeld en/ofbereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad
- een (grote) hoeveelheid zgn. XTC (pillen),
althans een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of MDA en/of MDEA, zijnde MDMA en/of MDA en/of MDEAen
/of
- een (grote) hoeveelheid (van ten minste 10 (tien) liter) van een materiaal bevattende GHB, zijnde GHB en/of
- een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine en/of
- een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne,
(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij in
of omstreeksde periode tussen 1 februari 2017 tot 18 februari 2018,
in elk geval in of omstreeks de periode tussen 24 november 2017 tot 18 februari 2018, in de gemeente Ermelo
en/of in de gemeente Zeewolde en/of in de gemeente Harderwijk en/of in de gemeente Zwolle,in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,meermalen,
althans eenmaal,(telkens) opzettelijk heeft
geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/ofverkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad
- een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep en/of
- een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende temazepam, zijnde temazepam en/of
- een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende camazepam, zijnde camazepam en/of
- een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende diazepam, zijnde diazepam en/of
- een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende oxazepam, zijnde oxazepam, (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij op
of omstreeks18 februari 2018 te Ermelo,
in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,opzettelijk aanwezig heeft gehad
- ( ongeveer) 905 (negenhonderdvijf) zgn. XTC-pillen,
in elk geval een hoeveelheid, van een materiaalbevattende MDMA en/of MDA en/of MDEA, zijnde MDMA en/of MDA en/of MDEA en
/of
- ( ongeveer) 7 (zeven) liter,
in elk geval een hoeveelheid,van een materiaal bevattende GHB, zijnde GHB en
/of
- ( ongeveer) 328 (driehonderdachtentwintig) pillen,
in elk geval een hoeveelheid,van een materiaal bevattende 2C-B, zijnde 2C-B en
/of
- ( ongeveer) 57,77 (zevenenvijftig komma zevenenzeventig) gram,
in elk geval een hoeveelheid,van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne en
/of
- ( ongeveer) 99,82 gram (negenennegentig komma tweeëntachtig) gram zgn. XTC,
in elk geval een hoeveelheid, van een materiaalbevattende MDMA en/of MDA en/of MDEA, zijnde MDMA en/of MDA en/of MDEA,
(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
en
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
Ten aanzien van feit 2:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
en
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
Ten aanzien van feit 3:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd

5.De strafbaarheid van het feit

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte vraagt om een gevangenisstraf op te leggen gelijk aan de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Anders een gevangenisstraf van 12 maanden waarvan 5 maanden voorwaardelijk, zodat verdachte vrij komt. Er is geen sprake van recidive.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 17 april 2018;
- een voorlichtingsrapportage van het Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering, gedateerd 2 augustus 2018.
Verdachte heeft gedurende een periode van een jaar in veel verschillende soorten van harddrugs gehandeld. Hierdoor heeft hij het gebruik van harddrugs bevorderd. Verdachte heeft veelvuldig grote hoeveelheden harddrugs in zijn bezit gehad. Ook heeft hij een aanzienlijke hoeveelheid van GHB gemaakt en verkocht.
De rechtbank heeft meegewogen dat het een feit van algemene bekendheid is dat de verscheidene soorten van harddrugs een bedreiging vormen voor de volksgezondheid en het gebruik ervan bezwarend is voor de samenleving, onder andere vanwege de criminaliteit die het gebruik van verdovende middelen veelal met zich brengt en het overlast gevende gedrag waaraan verslaafden zich veelal schuldig maken. De handel in deze verdovende middelen houdt dit mede in stand en vormt dus een ernstige inbreuk op de rechtsorde. Van belang is tevens dat behaalde drugswinsten leiden tot ontwrichting van bestaande economische, sociale en bestuurlijke structuren De verkoop van verdovende middelen moet naar het oordeel van de rechtbank als ernstig strafbaar en verwerpelijk worden beschouwd. Gelet op het voorgaande is een gevangenisstraf van langere duur vanuit het oogpunt van vergelding en normhandhaving op zijn plaats.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte, blijkens het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 17 april 2018, niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Uit de reclasseringsadvies komt naar voren dat verdachte een lange tijd een geregeld leven heeft geleid, waarvan werk een belangrijk onderdeel uitmaakte. Door zijn middelengebruik kwam hij in de problemen en dat leidde uiteindelijk tot delictgedrag. Verdachte heeft enige tijd geleden, na een slechte LSD-trip, besloten om te stoppen met zijn drugsgebruik. Hij maakt nu plannen voor de toekomst en wil zijn eigen bedrijf weer nieuw leven in blazen of anders via familie of kennissen aan het werk gaan. De reclassering schat in dat verdachte is staat is om zelfstandig zijn problemen aan te pakken, waarbij hij hulp krijgt van zijn ouders. Behalve het middelengebruik ziet de reclassering op dit moment geen criminogene factoren. Inzet van interventies door de reclassering of hulpverlening zijn dan ook niet geïndiceerd.
Alles overwegende acht de rechtbank een straf zoals geëist door de officier van justitie passend en geboden. Het voorwaardelijke deel van de gevangenisstraf dient als stok achter de deur om te voorkomen dat verdachte wederom de fout in zal gaan.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op artikel 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikel 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een
gevangenisstrafvoor de duur van
24 (vierentwintig) maanden;
 bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf groot
6(zes) maanden,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarde voor het einde van de proeftijd die op twee jaren wordt bepaald;
 dat de veroordeelde zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Dit vonnis is gewezen door mr. C.J.M. van Apeldoorn (voorzitter), mr. M.F. Gielissen en
mr. R.M. Schoo, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.S. Verhagen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 30 augustus 2018.
mr. R.M. Schoo is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Oost Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, basisteam Veluwe-West, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600 2018154293, gesloten op 13 april 2018 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.