ECLI:NL:RBGEL:2018:3740

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
30 augustus 2018
Publicatiedatum
30 augustus 2018
Zaaknummer
05/740595-17
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontucht gepleegd met minderjarigen door grootouder

Op 30 augustus 2018 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontucht met zijn minderjarige kleinkinderen. De zaak kwam voor de rechtbank na een onderzoek dat plaatsvond op de terechtzitting van 16 augustus 2018. De verdachte, geboren in 1956, werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. R.E.F. Bergwerf Bok. De tenlastelegging omvatte meerdere ontuchtige handelingen met twee minderjarige slachtoffers, aangeduid als [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], die beiden onder de zorg van de verdachte vielen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte gedurende een lange periode ontuchtige handelingen heeft gepleegd met zijn kleinkinderen, wat een ernstige inbreuk op hun lichamelijke integriteit en ontwikkeling met zich meebracht.

De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers en de verdachte in overweging genomen, evenals de proces-verbalen van aangifte en bevindingen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de tenlastegelegde feiten en dat er voldoende bewijs was om tot een veroordeling te komen. De rechtbank verwierp het verweer van de raadsman dat de slachtoffers niet als kleinkinderen van de verdachte konden worden aangemerkt, en concludeerde dat de term 'kleinkind' in de context van de zaak correct was.

De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf op van 15 maanden, waarvan 9 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals een contactverbod met de slachtoffers en een meldplicht bij de reclassering. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, en oordeelde dat de verdachte een gevaar voor de samenleving vormde. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, met mr. R.M. Schoo als voorzitter.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/740595-17
Datum uitspraak : 30 augustus 2018
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1956 te [geboorteplaats] , wonende te [adres 1] , [woonplaats 1]
raadsman: mr. R.E.F. Bergwerf Bok, advocaat te Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 16 augustus 2018.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 06 november 2012 tot 01 november 2017 te Dieren, gemeente Rheden, in elk geval in Nederland, (telkens) ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig kleinkind en/of de aan zijn zorg en/of waakzaamheid
toevertrouwde minderjarige, [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 1] , door meermalen, althans éénmaal:
- de penis van die [slachtoffer 1] aan te raken en/of te betasten en/of vast te pakken en/of vast te houden en/of
- zijn, verdachtes, penis door die [slachtoffer 1] te laten aanraken en/of betasten en/of vastpakken en/of vasthouden;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 6 november 2012 tot 01 november 2017 te Dieren, gemeente Rheden, in elk geval in Nederland, met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 1] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, (telkens) buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het meermalen, althans éénmaal:
- aanraken en/of betasten en/of vastpakken en/of vasthouden van de penis van die [slachtoffer 1] en/of
- laten betasten en/of aanraken en/of vastpakken en/of vasthouden van zijn, verdachtes, penis door die [slachtoffer 1] ;
2.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 04 februari 2012 tot 01 november 2017 te Dieren, gemeente Rheden, in elk geval in Nederland, (telkens) ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig kleinkind en/of de aan zijn zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum 2] , door meermalen, althans éénmaal:
- zijn, verdachtes, penis te slaan en/of te bewegen tegen/op/langs de penis van die [slachtoffer 2] en/of
- de penis van die [slachtoffer 2] aan te raken en/of te betasten en/of vast te pakken en/of vast te houden en/of
- zijn, verdachtes, penis door die [slachtoffer 2] te laten aanraken en/of betasten en/of vastpakken en/of vasthouden;
althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling leidt:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 4 februari 2012 tot 01 november 2017 te Dieren, gemeente Rheden, in elk geval in Nederland, met [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum 2] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, (telkens) buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het meermalen, althans éénmaal:
- slaan met en/of bewegen van zijn, verdachtes, penis tegen/op/langs de penis van die [slachtoffer 2] en/of
- aanraken en/of betasten en/of vastpakken en/of vasthouden van de penis van die [slachtoffer 2] en/of
- het laten betasten en/of aanraken en/of vastpakken en/of vasthouden van zijn, verdachtes, penis door die [slachtoffer 2] .
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Ten aanzien van feit 1
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [naam 1] namens de benadeelde [slachtoffer 1] , p. 37 e.v.;
- het proces-verbaal van bevindingen betreffende studioverhoor van [slachtoffer 1] ,
p. 63 e.v.;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 16 augustus 2018.
Ten aanzien van feit 2
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [naam 1] namens de benadeelde [slachtoffer 2] , p. 68 e.v.;
- het proces-verbaal van bevindingen studioverhoor van [slachtoffer 2] , p. 77 e.v.;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 16 augustus 2018.
Door de raadsman van verdachte is naar voren gebracht dat [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] niet als kind of als stiefkind volgens artikel 249 van het Wetboek van Strafrecht kunnen worden aangemerkt nu verdachte en mevr. [naam 2] niet zijn getrouwd.
De rechtbank volgt de feitelijke constatering van de raadsman dat [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] niet de minderjarige kinderen, stiefkinderen of pleegkinderen van verdachte zijn. Dit is ook niet ten laste gelegd. De term “kleinkind” wordt door de rechtbank opgevat als een verfeitelijking van hetgeen verderop in de tenlastelegging volgt, niet als een delictbestanddeel. Deze feitelijkheid kan bewezen worden gelet op het volgende. [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] hebben beiden verklaard dat zij verdachte, ‘opa’ noemden. Verdachte heeft verklaard dat hij met mevr. [naam 2] , de oma van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] , samenwoonde. Mevr. [naam 2] en verdachte pasten vanaf de geboorten op [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] op en de kleinkinderen bleven ook bij mevr. [naam 2] en verdachte slapen. Verdachte noemde [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] zijn kleinkinderen. De rechtbank is van oordeel dat de kwalificatie ‘kleinkind’ past bij [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] . Doordat verdachte vaak op [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] paste en zij er vaak bleven slapen, kan worden vastgesteld dat [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] aan de zorg en waakzaamheid van verdachte waren toevertrouwd op de momenten dat de strafbare handelingen plaatsvonden. Hiermee is voldaan aan de criteria van artikel 249 van het Wetboek van Strafrecht. Het verweer van de raadsman van verdachte wordt dan ook verworpen.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder de feiten 1 en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
een of meertijdstippen in
of omstreeksde periode van 6 november 2012 tot 1 juli 2017 te Dieren, gemeente Rheden,
in elk geval in Nederland,(telkens) ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig kleinkind;
en/ofde aan zijn zorg en
/ofwaakzaamheid
toevertrouwde minderjarige, [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 1] , door meermalen,
althans éénmaal:
- de penis van die [slachtoffer 1] aan te raken en/of te betasten en/of vast te pakken en/of vast te houden en/of
- zijn, verdachtes, penis door die [slachtoffer 1] te laten aanraken en/of betasten en/of vastpakken en/of vasthouden;
2.
hij op
een of meertijdstippen in
of omstreeksde periode van 4 februari 2012 tot 1 juli 2017 te Dieren, gemeente Rheden,
in elk geval in Nederland,(telkens) ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig kleinkind;
en/ofde aan zijn zorg en
/ofwaakzaamheid toevertrouwde minderjarige [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum 2] , door meermalen,
althans éénmaal:
- zijn, verdachtes, penis te slaan en/of te bewegen tegen/op/langs de penis van die [slachtoffer 2] en/of
- de penis van die [slachtoffer 2] aan te raken en
/ofte betasten en
/ofvast te pakken en/of vast te houden en/of
- zijn, verdachtes, penis door die [slachtoffer 2] te laten aanraken en/of betasten en/of vastpakken en/of vasthouden.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van de feiten 1 en 2:
Ontucht plegen met een aan zijn zorg en waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, meermalen gepleegd

5.De strafbaarheid van het feit

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder feit 1 en 2 primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, waarvan 9 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met de bijzondere voorwaarden zoals de reclassering heeft voorgesteld, met een contactverbod met [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en hun ouders. Daarnaast een locatieverbod voor Dieren en Laag-Soeren. De bijzondere voorwaarden dienen dadelijk uitvoerbaar te worden verklaard.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft naar voren gebracht dat verdachte de afgelopen periode als mantelzorger van mevr. [naam 2] heeft opgetreden. Wanneer verdachte tot een gevangenisstraf zou worden veroordeeld, dan zou ook mevr. [naam 2] gedupeerd worden. De raadsman van verdachte vraagt om hiermee rekening te houden en in de plaats van een gevangenisstraf, een werkstraf op te leggen. Tevens vraagt hij om geen locatieverbod op te leggen voor Dieren omdat mevr. [naam 2] niet in staat is om naar verdachte toe te gaan.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 4 juli 2018 en een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, gedateerd 29 mei 2018.
Verdachte heeft gedurende een lange tijd ontucht gepleegd met twee kleinkinderen, vanaf jonge leeftijd. Door dit handelen heeft verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de kinderen en hun normale en gezonde seksuele ontwikkeling doorkruist. Het is een feit van algemene bekendheid dat het plegen van ontuchtige handelingen ook langdurige en ernstige schade kan toebrengen aan de geestelijke gezondheid van de slachtoffers. De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij misbruik heeft gemaakt van het in hem gestelde vertrouwen door de ouders van de kinderen. Zij waren in de veronderstelling dat hun kinderen juist veilig waren bij verdachte. Het tegendeel bleek waar te zijn. Ten slotte kunnen de slachtoffers, door het handelen van verdachte, hun opa niet meer zien, terwijl dat voor hen moeilijk te begrijpen is omdat zij niets verkeerd hebben gedaan. Verdachte heeft enkel oog gehad voor zijn eigen gevoelens en lusten en niet voor de gevolgen voor zijn kleinkinderen. De rechtbank neemt dit verdachte zeer kwalijk.
Bij het bepalen van de juiste strafmodaliteit houdt de rechtbank rekening met de straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd. Ook houdt zij rekening met de persoon van verdachte.
Uit het rapport van de reclassering komt naar voren dat risicofactoren zijn: Gebeurtenissen uit het verleden aangaande seksueel misbruik en beperkingen op sociaal-emotioneel gebied (o.a. moeilijk wederkerige relaties kunnen aangaan en onderhouden, conflicten uit de weg gaan en vermijdend). Verdachte heeft zelf geen idee waarom hij schennis of ontucht pleegt en in zijn beleving lijkt hem dit min of meer te overkomen. Verdachte heeft hulp gezocht nadat de ontucht aan het licht kwam. Hij is op dit moment gemotiveerd om behandeling te volgen, maar de kans op afhaken is aanwezig als de behandeling als bedreigend wordt ervaren. Hij staat wel open voor reclasseringstoezicht om erop toe te zien dat hij de behandeling afmaakt en het geleerde in de praktijk toepast.
Advies is een meldplicht en een behandelverplichting bij Kairos.
Alles afwegend, acht de rechtbank oplegging van een gevangenisstraf van 15 maanden passend en geboden. Zij ziet geen ruimte voor een andere of lichtere sanctie. Wel ziet de rechtbank aanleiding een deel van de gevangenisstraf, te weten 9 maanden, voorwaardelijk op te leggen. Deze voorwaardelijke straf maakt oplegging van een meldplicht, een behandelverplichting en een contactverbod met de kleinkinderen mogelijk. Een contactverbod met de ouders acht de rechtbank niet nodig. Het is de rechtbank bekend dat de reclassering geen toezicht kan houden op het contactverbod, maar zij kan wel beoordelen in hoeverre het contactverbod op enig moment relativering behoeft. De rechtbank zal die beoordeling dan ook bij de reclassering neerleggen.
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat ter terechtzitting onvoldoende helder is geworden waaruit de noodzaak blijkt van een locatieverbod. Het locatieverbod wordt dan ook niet opgelegd. Een contactverbod met de kleinkinderen wordt afdoende geacht, wat ook inhoudt dat verdachte de woning van mevr. [naam 2] moet verlaten als de kleinkinderen komen, wanneer verdachte aanwezig is. De proeftijd zal op drie jaar worden gesteld.
Gelet op de periode, de frequentie en de omstandigheid waaronder het ontucht heeft plaatsgevonden houdt de rechtbank er ernstig rekening mee dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De rechtbank zal daarom bepalen dat de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 57 en 249 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
 een
gevangenisstrafvoor de duur van
15 (vijftien) maanden;
 bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf groot
9 (negen) maanden,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarde(n) voor het einde van de proeftijd die op drie jaren wordt bepaald;
 de algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- zijn medewerking zal verlenen aan het door de Reclassering Nederland te houden toezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
 de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich binnen drie dagen volgend op het vonnis zal melden bij de reclassering te Apeldoorn en zich gedurende de proeftijd zal blijven melden bij de reclassering, zo frequent en zolang de instelling dat noodzakelijk acht;
- zich gedurende de proeftijd onder behandeling zal stellen bij ambulante forensische zorginstelling Kairos of een soortgelijke instelling, zulks ter beoordeling van de reclassering, op de tijden en plaatsen als door of namens die instelling/behandelaar aan te geven, zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar worden gegeven, teneinde zich te laten behandelen ten aanzien van de zedendelicten en zijn sociaal-emotionele ontwikkeling;
- gedurende de proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 1] en [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum 2] , wonende aan de [adres 2] , [woonplaats 2] , zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- Geeft opdracht aan de Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde(n) en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden (artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht).
- Beveelt dat de bijzondere voorwaarden en het op grond van artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.M. Schoo (voorzitter), mr. M.F. Gielissen en mr. C.J.M. van Apeldoorn, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.S. Verhagen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 30 augustus 2018.
mr. R.M. Schoo is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Oost Nederland, dienst regionale recherche, afdeling thematische opsporing, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600 2017561516, gesloten op 6 december 2017 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.