ECLI:NL:RBGEL:2018:3682

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
13 augustus 2018
Publicatiedatum
24 augustus 2018
Zaaknummer
C/05/339159 / KG RK 18/598
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek wegens gebrek aan objectieve vrees voor partijdigheid

Op 13 augustus 2018 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Gelderland een wrakingsverzoek afgewezen. Het verzoek was ingediend door een verzoeker die meende dat de rechter, mr. R.A. Eskes, vooringenomen was in zijn zaken tegen de inspecteur van de Belastingdienst. De verzoeker stelde dat eerdere uitspraken van de rechter, waarbij andere beroepen niet-ontvankelijk waren verklaard wegens het niet betalen van het griffierecht, leidden tot een objectieve vrees voor partijdigheid. Tijdens de mondelinge behandeling op 22 juni 2018 werd het verzoek toegelicht door de verzoeker en de rechter. De rechtbank heeft in haar beslissing uiteengezet dat een rechter alleen gewraakt kan worden als er concrete omstandigheden zijn die de onpartijdigheid van de rechter in twijfel trekken. De rechtbank oordeelde dat de enkele omstandigheid dat de rechter eerder beroepen niet-ontvankelijk had verklaard, niet voldoende was om te concluderen dat er sprake was van vooringenomenheid of schijn van partijdigheid. De rechtbank benadrukte dat de verzoeker in de onderhavige zaken alle feiten en omstandigheden kan aanvoeren die relevant zijn, en dat er geen aanwijzingen waren voor een objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid. De beslissing om het wrakingsverzoek af te wijzen werd openbaar uitgesproken, en tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK GELDERLAND

Wrakingskamer
zaaknummer: C/05/339159 / KG RK 18/598
Beslissing van 13 augustus 2018
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker], wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoeker, strekkende tot de wraking van
mr. R.A. Eskes,
rechter in deze rechtbank, hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit het proces-verbaal van de zitting van 22 juni 2018 waarin het mondelinge wrakingsverzoek en de gronden daarvoor zijn vermeld.
Bij de mondelinge behandeling zijn verschenen verzoeker en de rechter.
De rechtbank heeft vervolgens mondeling uitspraak gedaan en het wrakingsverzoek afgewezen. De overwegingen waarop deze beslissing stoelt, zijn in deze beslissing op schrift uitgewerkt.

2.Het wrakingsverzoek

2.1
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de zaken met nummers AWB [zaaknummer], AWB [zaaknummer] en AWB [zaaknummer] tussen verzoeker en de inspecteur van de Belastingdienst.
2.2
Verzoeker heeft blijkens het proces-verbaal van het mondelinge verzoek, zoals toegelicht bij de mondelinge behandeling, het volgende aan zijn verzoek ten grondslag gelegd. In andere samenhangende zaken zijn verzoeken op betalingsonmacht afgewezen en heeft de rechter de beroepen in die andere zaken niet-ontvankelijk verklaard wegens het niet betalen van het griffierecht. Doordat de rechter niet inhoudelijk kennis heeft genomen van die andere zaken stelt verzoeker dat hij wordt benadeeld.
2.3
De rechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft op het verzoek gereageerd. Die reactie wordt hierna voor zover nodig besproken.
zaaknummer: C/05/339159 / KG RK 18/598 2

3.De beoordeling

3.1
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem bekend zijn geworden.
3.2
Uit de uiteenzetting ter zitting van de behandeling van de verzoeken op betalingsonmacht en het niet-ontvankelijk verklaren van andere beroepen van verzoeker wegens het niet betalen van het griffierecht kan de rechtbank niet afleiden dat er in de onderhavige zaken sprake zou zijn van enige vooringenomenheid of schijn van partijdigheid van de rechter. Het enkele feit dat de rechter eerder (samenhangende) beroepen niet-ontvankelijk heeft verklaard wegens het niet betalen van het griffierecht, brengt niet met zich dat deze rechter in de onderhavige zaken tussen verzoeker en de inspecteur van de Belastingdienst niet tot een objectief oordeel zou kunnen komen. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat in de onderhavige zaken wel het griffierecht is betaald en verzoeker in deze zaken alle feiten en omstandigheden kan aanvoeren die van belang zijn, ook als die feiten en omstandigheden verband houden met de zaken waarin de beroepen niet-ontvankelijk zijn verklaard. Feiten waaruit de rechtbank de vooringenomenheid van de rechter of de objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor kan afleiden, ontbreken.

4.De beslissing

De rechtbank wijst het verzoek tot wraking af.
Deze beslissing is gegeven door de mrs. L. van Gijn, , I.D. Jacobs en M.J.C. van Leeuwen, in tegenwoordigheid van de griffier mr. N.J.H. Klomp en in openbaar uitgesproken op 13 augustus 2018.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.