ECLI:NL:RBGEL:2018:3660

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
24 augustus 2018
Publicatiedatum
23 augustus 2018
Zaaknummer
05/004243-18 ont
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in verband met hennepkwekerij

In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 24 augustus 2018 uitspraak gedaan in een ontnemingsvordering van de officier van justitie van het arrondissementsparket Oost-Nederland tegen de veroordeelde. De zaak betreft een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, waarbij de officier van justitie aanvankelijk een bedrag van € 177.203,28 vorderde, maar dit bedrag tijdens de zitting op 10 augustus 2018 heeft aangepast naar € 8.200,-. De veroordeelde, bijgestaan door zijn raadsman mr. B. van Nimwegen, heeft verklaard dat hij een lening van € 10.000,- had afgesloten om een hennepkwekerij op te zetten, waarvan hij een deel van de opbrengsten zou gebruiken om de lening terug te betalen. De rechtbank heeft de verklaring van de veroordeelde als aannemelijk beoordeeld en vastgesteld dat het wederrechtelijk verkregen voordeel moet worden geschat op € 8.200,-. De verdediging heeft zich aangesloten bij de berekening van de officier van justitie. De rechtbank heeft de beslissing gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht en de veroordeelde de verplichting opgelegd tot betaling aan de staat van het geschatte bedrag van € 8.200,-.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Promis II
Parketnummer : 05/004243-18
Datum zitting : 10 augustus 2018
Datum uitspraak: 24 augustus 2018
Tegenspraak
Uitspraak van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie van het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
naam :
[veroordeelde](hierna te noemen: veroordeelde),
geboren op : [geboortedatum] ,
adres : [adres]
plaats : [woonplaats] .
Raadsman : mr. B. van Nimwegen, advocaat te Zeist.

1.De inhoud van de vordering

De officier van justitie vordert dat de rechtbank, conform artikel 36 e, vijfde lid, van het Wetboek van Strafrecht, het bedrag vaststelt waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat en de veroordeelde de verplichting oplegt tot betaling aan de Staat van het geschatte voordeel, welk voordeel voorlopig wordt geschat op € 177.203,28.

2.De procedure

Ter terechtzitting van 10 augustus 2018 heeft de officier van justitie de ontnemingsvordering aanhangig gemaakt.

3.Het onderzoek ter terechtzitting

De zaak is op 10 augustus 2018 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is veroordeelde verschenen. Veroordeelde is bijgestaan door mr. B. van Nimwegen, advocaat te Zeist.
De officier van justitie, mr. L. Ruessink, heeft ter terechtzitting de vordering aangepast tot een bedrag van € 8.200,-.
Veroordeelde en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.

4.De beoordeling van de vordering

Bij de beoordeling van de onderhavige vordering heeft de rechtbank kennisgenomen van het op 24 augustus 2018 tegen veroordeelde gewezen vonnis.
De rechtbank is van oordeel dat aannemelijk is dat veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel heeft genoten. Dit is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen van zojuist vermeld vonnis zijn vervat. [1]
Ter terechtzitting van 10 augustus 2018 heeft veroordeelde verklaard dat hij vóór het opzetten van de hennepkwekerij een bedrag van € 10.000,- van twee Polen heeft geleend. Veroordeelde heeft hiervan twee keer € 900,- terugbetaald. Op het moment dat hij het geld niet meer kon terugbetalen werd de hennepkwekerij in zijn woning opgezet, zodat hij de lening uit de opbrengsten van de oogsten uit deze hennepkwekerij kon terugbetalen.
De rechtbank acht deze verklaring van veroordeelde aannemelijk en concludeert hieruit dat de lening van € 10.000,- verbonden was aan het opzetten van de hennepkwekerij. Veroordeelde heeft van deze lening in totaal € 1.800,- terugbetaald. De rechtbank volgt dan ook de berekening van de officier van justitie en zal vaststellen dat het wederrechtelijk verkregen voordeel moet worden geschat op € 8.200,-.
De verdediging heeft zich eveneens aangesloten bij de berekening van de officier van justitie.

5.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

6.De beslissing

Stelt vast het bedrag waarop het door veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat op een bedrag van
€ 8.200,- (zegge: achtduizend tweehonderd euro).
Legt de veroordeelde de verplichting op tot betaling aan de staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel van een bedrag van
€ 8.200,- (zegge: achtduizend tweehonderd euro).
Aldus gegeven door mr. W. Bruins (voorzitter), mr. W.L.F. Prisse en mr. S. Boot, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.W.A. Nabbe, griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 24 augustus 2018.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant E. de Vries van de politie Eenheid Oost-Nederland, district Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600 2018012193, gesloten op 8 januari 2018 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.