ECLI:NL:RBGEL:2018:3613

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
6 juni 2018
Publicatiedatum
21 augustus 2018
Zaaknummer
330497 FZ RK 17-3127
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Erkenning en omzetting van een buitenlandse adoptie naar Nederlands recht met betrekking tot een minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 6 juni 2018 uitspraak gedaan in een verzoek tot erkenning van een buitenlandse adoptie en omzetting naar Nederlands recht. Verzoekers, echtgenoten, hebben op 22 april 2011 te Arnhem met elkaar gehuwd en hebben op 23 oktober 2011 een verzoek ingediend om beginseltoestemming voor de adoptie van buitenlandse kinderen. De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie verleende op 27 mei 2013 toestemming voor de adoptie van één of twee buitenlandse kinderen. De minderjarige, geboren in Thailand, is op 4 mei 2016 aan verzoekers toevertrouwd in verband met de voorgenomen adoptie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de adoptie naar Thais recht als een verdragsadoptie kan worden aangemerkt en dat deze voor erkenning in aanmerking komt. De rechtbank heeft geoordeeld dat de adoptie rechtstreeks kan worden ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand van de gemeente Den Haag.

Daarnaast heeft de rechtbank het verzoek tot omzetting van de adoptie naar Nederlands recht toegewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de adoptie naar Thais recht niet leidt tot de beëindiging van de familierechtelijke betrekkingen tussen de minderjarige en haar verwanten, wat een voorwaarde is voor de omzetting. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de biologische moeder van de minderjarige de adoptie niet heeft tegengesproken en dat aan alle voorwaarden voor de omzetting is voldaan. De rechtbank heeft de geslachtsnaam en voornaam van de minderjarige vastgesteld en gelast dat de geboorteakte wordt ingeschreven. De beschikking is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Team jeugd- en familierecht
Zittingsplaats Zutphen
Zaaknummer: 330497 FZ RK 17/3127

beschikking van de enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken d.d. 6 juni 2018

op het verzoek van:

[verzoeker 1] en [verzoeker 2] ,

echtgenoten, verder te noemen verzoekers,
[adres verzoekers] ,
advocaat: mr. R.G.J. Booij te De Meern.

Het procesverloop

Dit verloop blijkt uit:
 het verzoekschrift met bijlagen, ingekomen op 12 december 2017;
 de brief van de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Den Haag van 24 januari 2018;
 het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming van 4 april 2018;
 het journaalbericht met bijlagen van mr. Booij van 9 mei 2018.

De feiten

Verzoekers zijn op 22 april 2011 te Arnhem met elkaar gehuwd.
Verzoekers hebben op 23 oktober 2011 het verzoek ingediend om een beginseltoestemming van de Staatssecretaris van Veiligheid van Justitie te verkrijgen.
De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie heeft bij besluit van 27 mei 2013, nr. B.K.A. 20114/0060, aan verzoekers toestemming verleend tot opneming ter adoptie van één of twee buitenlandse kinderen.
Op [geboorte datum minderjarige] is te [geboorte plaats minderjarige] , geboren de minderjarige:
[naam minderjarige],
als dochter van [naam moeder] , de moeder.
De identiteit van de vader is niet bekend.
De minderjarige heeft de Thaise nationaliteit.
Blijkens het Memorandum of Agreement van 4 mei 2016 is de minderjarige toevertrouwd aan verzoekers in verband met de voorgenomen adoptie.
De minderjarige heeft in verband met deze beoogde adoptie haar geboorteland mogen verlaten.
De minderjarige staat sinds 23 mei 2016 ingeschreven op het adres van verzoekers.
Blijkens de Registration of Adoption van 14 juli 2017, Registration No. 6/2560, is naar het recht van Thailand de adoptie van de minderjarige tot stand gekomen.

Het verzoek

Verzoekers verzoeken de rechtbank:
  • om de buitenlandse adoptie van de minderjarige door verzoekers te erkennen danwel de adoptie naar Nederland recht uit te spreken, alsmede, voor zover wordt aangenomen dat de uitgesproken adoptie een “zwak” karakter zal hebben, om te bepalen dat de zwakke adoptie naar Thais recht wordt omgezet in een sterke adoptie naar Nederlands recht c.q. dat de adoptie naar Nederlands recht tot gevolg heeft dat de oorspronkelijke familierechtelijke banden in het land van herkomst worden verbroken;
  • om te verstaan dat de minderjarige de geslachtsnaam [geslachtsnaam ] zal hebben;
  • de voornamen van de minderjarige te wijzigen, zodat deze zullen luiden:
  • de inschrijving te gelasten van de geboorteakte onder eventuele aanvulling van de geboortegegevens van de minderjarige op basis van dit verzoek en de aangehechte documenten, subsidiair tot vaststelling van de geboortegegevens en gelasting van de inschrijving daarvan.

De beoordeling

Erkenning
Op grond van artikel 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering heeft de Nederlandse rechter rechtsmacht omdat verzoekers woonplaats in Nederland hebben.
Voor de toepasselijkheid van het Haags Adoptieverdrag 1993 (hierna het Verdrag) is vereist dat op de datum van de indiening van het verzoek tot beginseltoestemming beide landen waren toegetreden tot voormeld verdrag, hetgeen blijkens de door verzoekers overgelegde stukken in de onderhavige situatie ook het geval was. In Thailand is het Verdrag op
1 augustus 2004 in werking getreden en in Nederland is het Verdrag op 1 oktober 1998 in werking getreden. Uit vorengaande volgt dat het Verdrag van toepassing is.
Op grond van artikel 17 van het Verdrag moeten zowel de Centrale Autoriteit van de staat van herkomst als de Centrale Autoriteit van de staat van opvang de voorgestelde adoptie goedkeuren. Het betreft hier de afstemming tussen de Centrale Autoriteiten van beide bij de adoptie betrokken staten met betrekking tot de wenselijkheid van de adoptie. De afstemming houdt onder meer in dat voordat in de staat van herkomst wordt beslist of de adoptie doorgang zal vinden, wordt geverifieerd of de minderjarige in de staat van opvang zal worden toegelaten en zal mogen verblijven.
Uit de door verzoekers overgelegde stukken blijkt dat:
  • de verzoekers met de plaatsing van het kind akkoord zijn gegaan;
  • de Thaise autoriteiten met de plaatsing hebben ingestemd;
  • alle betrokken autoriteiten hebben ingestemd dat de adoptie voortgang vindt;
  • de verzoekers aan de vereisten voor adoptie voldoen en geschikt zijn; en
  • de minderjarige in aanmerking komt voor verblijf in Nederland.
Indien de adoptie conform het Verdrag tot stand is gekomen, wordt in beginsel een schriftelijke verklaring als bedoeld in artikel 23 van het Verdrag afgegeven waaruit dit blijkt, opdat de adoptie naar Thais recht in Nederland van rechtswege wordt erkend. Nu deze verklaring aanwezig is, staat vast dat de adoptie naar Thais recht als een verdragsadoptie kan worden aangemerkt en op die grond voor erkenning in aanmerking komt. De adoptie van de minderjarige door verzoekers kan derhalve rechtstreeks worden ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand van de gemeente Den Haag.
Omzetting
Artikel 10:110 lid 2 van het BW bepaalt dat als de adoptie in de staat waar zij plaatsvond niet tot gevolg heeft dat voordien bestaande familierechtelijke betrekkingen worden verbroken, de adoptie dat gevolg ook in Nederland mist.
Zoals blijkt uit de overgelegde stukken heeft de adoptie naar Thais recht niet tot rechtsgevolg dat de familierechtelijke betrekkingen tussen de minderjarige en haar verwanten zijn verbroken. In dat geval biedt artikel 10:111 van het BW de mogelijkheid een verzoek tot omzetting in een adoptie naar Nederlands recht in te dienen, zoals verzoekers ook hebben gedaan. Een voorwaarde voor toewijzing van het verzoek tot omzetting is dat geen der ouders het verzoek tegenspreekt (artikel 10:111 BW jo artikel 105 lid 2 BW jo artikel 11 lid 2 van de Uitvoeringswet van het adoptieverdrag 1993 jo artikel 1:228 lid 1 onder a en d van het BW).
De rechtbank wijst daarbij op artikel 10:105 lid 2 BW. Op grond van het bepaalde in dit artikel is op de toestemming dan wel de raadpleging of de voorlichting van de biologische ouders van een kind of van andere personen of instellingen toepasselijk het recht van de staat waarvan het kind de nationaliteit bezit. Uit het Haags adoptieverdrag blijkt dat de betrokkenen in het land van herkomst moeten zijn voorgelicht “met name over de vraag of adoptie zal leiden tot de beëindiging van rechtsbetrekkingen tussen het kind en zijn familie van herkomst” (artikel 4 sub c verdrag).
Uit de inhoud van het overgelegde stukken, met name de verklaring van het Department of Childeren and Youth van 23 maart 2016, blijkt dat de moeder de ouderlijke macht over de minderjarige heeft verloren en dat het Departement, welke bevoegd is om toestemming te geven voor adoptie, heeft ingestemd met de adoptie. De moeder heeft de adoptie niet tegengesproken.
Nu ook aan de overige voorwaarden voor toewijzing van het verzoek tot omzetting, te weten dat de adoptiefouders hun gewone verblijfplaats in Nederland hebben en dat de minderjarige voor permanent verblijf in Nederland is toegelaten, is voldaan, zal de rechtbank het verzoek tot omzetting toewijzen.
Namen
Op grond van artikel 10:19 lid 1 BW worden de geslachtsnaam en de voornamen van een vreemdeling bepaald door het recht van de staat waarvan hij de nationaliteit heeft. Op grond van artikel 10:20 BW worden de geslachtsnaam en de voornamen van een persoon die de Nederlandse nationaliteit bezit, ongeacht de vraag of hij nog een andere nationaliteit heeft, bepaald door het Nederlandse recht.
Artikel 10:22 lid 1 BW bepaalt dat ingeval van verandering van nationaliteit het recht van de staat van de nieuwe nationaliteit van toepassing is, daaronder begrepen de regel van dat recht betreffende de gevolgen van de nationaliteitsverandering voor de naam.
De minderjarige bezit thans de nationaliteit van Thailand. Op het moment dat deze beschikking in kracht van gewijsde is gegaan levert dit een grondslag op voor het verkrijgen van de Nederlandse nationaliteit. Het voorgaande brengt mee dat Nederlands recht dan van toepassing is op het verzoek dat betrekking heeft op de geslachtsnaam en de voornaam van de minderjarige.
Verzoekers hebben verzocht te verstaan dat de minderjarige de geslachtsnaam [geslachtsnaam ] zal dragen. Gelet op het bepaalde in artikel 1:5 lid 3 BW kan een beslissing ter zake achterwege blijven. Niettemin zal de rechtbank hieronder verstaan dat de minderjarige de geslachtsnaam [geslachtsnaam ] zal hebben.
Wat betreft het verzoek tot voornaamswijziging bepaalt artikel 1:4 lid 4 BW dat deze door de rechtbank kan worden gelast. Het verzoek zal worden toegewezen, aangezien van bezwaren daartegen niet is gebleken. De rechtbank zal derhalve wijziging van de voornaam van de minderjarige gelasten, opdat de voornaam van de minderjarige zal luiden: [voornaam ] . Tevens zal inschrijving hiervan worden gelast.
Geboortegegevens
Bij de stukken bevindt zich een overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door de daartoe bevoegde instantie – Local Registration Office of Prachuap Khiri Khan Town Municipality, Prachuap Khiri Khan Province, Thailand – opgemaakte akte van geboorte van de minderjarige, Identification No.: [nummer] . De rechtbank zal conform het bepaalde in art. 1:25 lid 5 BW de inschrijving van deze geboorteakte gelasten als na te melden.

De beslissing

De rechtbank:
gelast de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Den Haag de akte van geboorte opgemaakt door de Local Registration Office of Prachuap Khiri Khan Town Municipality, Prachuap Khiri Khan Province, Thailand, Identification No.: [nummer] , van [naam minderjarige] , geboren op [geboorte datum minderjarige] te [geboorte plaats minderjarige] , waarvan een kopie aan deze beschikking wordt gehecht, in te schrijven;
zet de krachtens artikel 23 van het Haags Adoptieverdrag erkende adoptie van de minderjarige, welke adoptie is vastgelegd bij Registration of Adoption van 14 juli 2017, Registration No. 6/2560, om in een adoptie naar Nederlands recht;
verstaat dat de minderjarige de geslachtsnaam [geslachtsnaam ] zal hebben;
gelast de wijziging van de voornaam van de minderjarige in de voornaam: [voornaam ] ;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. S. Kuypers, kinderrechter, in tegenwoordigheid van
[naam griffier] als griffier en in het openbaar uitgesproken op 6 juni 2018.
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.